dinsdag, juni 30, 2009

Spookvertaling


Er zijn mensen die vinden dat je als dichter op je weblog geen reclame mag maken voor je eigen werk. Er zijn mensen die altijd overal ergens iets van vinden en soms is dat onzin. Zoals bovenstaande mening. Dat is nu een van de leuke dingen van een weblog: jezelf een veer in je achterste steken. Omdat dat lekker is, omdat je wil dat je boeken worden gelezen en – een prachtig argument voor Nederlanders – omdat het gratis en voor nop is. Bovendien zijn er, geloof het of niet, in Nederland uitgevers die menen dat een prachtig boek maken voldoende is, dat na het drukken zo'n boek pootjes krijgt en zichzelf gaat verkopen. Dat enige publiciteit, op een obligaat foldertje na dat voor- of najaarsaanbieding heet en dat de boekhandel in pdf van de site van de uitgever mag plukken, onnodig is en de auteur onwaardig. Zulke uitgevers zijn vanzelfsprekend niet aangesloten bij het Centraal Boekhuis en slechts bij uitzondering reageren ze op een via de internetsite gedane bestelling. Wel staan daarop boeken als nieuwe publicatie, zoals een vertaling van mijn hand, die door die uitgever helemaal niet zijn uitgegeven. Na het maken van het omslag en de drukproeven voor die vertaling en na correctie daarvan door mij, kortom nadat het boek geheel persklaar naar de drukker kon, besloot betreffende uitgever de hele boel naar een collega te sturen met de vraag of die het soms wilde publiceren. Vooraf werd de vertaler niet geïnformeerd, waarom zou je ook, hij zou terecht hebben gevraagd of de uitgever niet goed snik was geworden. Wat er nu met het boek gaat gebeuren is nog niet bekend. Degenen die het hebben besteld en zich bij mij beklaagden waarom ze geen reactie kregen, heb ik voorlopig maar verteld dat het om een spookvertaling gaat.


Het spreekt dat ik naar een andere uitgever heb uitgezien. Die heeft inmiddels drie boeken van mij gepubliceerd en doet er alles aan om die boeken ook verkocht te krijgen. Hij is enthousiast, werkt hard voor zijn auteurs en gaat eigenhandig met een kraam op de Dordtse boekenmarkt staan, aanstaande zondag, 5 juli, om zijn fonds aan de man te brengen. Dat wordt dan een van de weinige kramen waar kersverse boeken worden verkocht voor een aantrekkelijke prijs en niet de troep uit de boekenkast van de familie Doorsnee die je in doodvermoeiende overdaad op zulke markten aantreft. Van mijn vorige uitgever hoef je geen kraam te verwachten, hooguit hier en daar een stukgelezen boekje uit het fonds. Overigens een prachtig fonds, het mooiste poëziefonds van Nederland, dat grotendeels onverkocht ergens in een pakhuis ligt te verstoffen. Mijn nieuwe uitgever heet Liverse, een huis waarvoor ik graag enige reclame maak. Ergens zal er wel weer iemand zuur uitboeren dat dat niet mag, maar ook Liverse verdient een veer in het achterste. Kijkt u maar eens op http://www.liverse.nl voor het mooie, gevarieerde aanbod. En het wordt nog mooier: Liverse start in het najaar met de al aangekondigde poëziereeks, de Bordeauxreeks. Reken maar dat daarvan niets in de magazijnen gaat verstoffen!


De spookvertaling:






zondag, juni 21, 2009

In de bak


Het weekeinde heb ik doorgebracht in het frisse noorden des lands, waar we met de Haarlem Branch van de Dickens Fellowship gisteren een leerzaam bezoek brachten aan het gevangenismuseum in Veenhuizen, in de laatste uithoek van het koninkrijk. Buiten was het kil en grimmig, binnen troffen wij in wat ooit het 2e Gesticht van Weldadigheid was en later een gewone bajes, het jonge, pas enkele jaren bestaande museum, waar wij op duidelijke en deskundige wijze werden ingelicht over pauperopvang en criminaliteitsbestrijding in de 19e en 20e eeuw. Er werd aanvankelijk heel wat opgevoed, want de naar Veenhuizen 'opgestuurde' paupers, bedelaars, landlopers en andere ongewenste elementen zouden, volgens de opvattingen van graaf v.d. Bosch, ook de grondlegger van het cultuurstelsel in Ons Indië, als betere mensen moeten terugkeren in de maatschappij. Bijzonder was dat de kinderen van deze lieden, alsmede vondelingen en wezen, die voor het gemak ook maar naar het hoge noorden werd opgezonden, onderwijs kregen. In een tijd waarin de leerplicht nog in een ver verschiet lag, maar waarin de opvattingen over opvoeding en onderwijs uit de tijd van de Verlichting nog overduidelijk natrilden. Die kinderen zullen van dat onderwijs niet slechter zijn geworden, maar de huisvesting, hoezeer ook geroemd door Jacob van Lennep, die als jong afgestudeerd jurist een voettocht door Nederland maakte en ook Veenhuizen bezocht, liet enigszins te wensen over. Met zestig man op een slaapzaal met voor de nacht twee poeptonnen en enkele nachtspiegels is niet echt ideaal, behalve voor besmetzuchtige bacteriën.


Later geraakten de Gestichten van Weldadigheid, nadat duidelijk was dat het experiment van Van den Bosch en de zijnen was mislukt, in handen van Justitie. Veenhuizen bleef tot voor kort een gesloten dorp, waar je alleen met speciale permissie mocht vertoeven, of op uitnodiging van Justitie voor langere of kortere tijd in een van de gevangeniscomplexen, waarvan er nog enkele in bedrijf zijn, mocht logeren. Onhandelbare boeven uit het gehele land werden soms een weekje of twee in een speciale afdeling in eenzame opsluiting gehouden, onder streng regiem. Die afdeling is nu gesloten, maar een rondleiding door het gebouw, met daarbij ook de isoleercellen, dwong, sterker nog dan het bezoek aan het museum zelf, tot de conclusie dat sommige populistische volksvertegenwoordigers, die praatjes rondstrooien over de luxe in het gevangeniswezen, gewoon platte leugens lopen te vertellen. Ook een gewone bajes, zonder streng regiem, is allesbehalve een lustoord met sauna, zwembad en bekoorlijke dames voor bediening in de ruimste zin des woord. Het was overigens wel een belevenis om eens een keertje in een boevenbus te worden rondgereden. In de tijd van Dickens werden gevangenen nog onder begeleiding en in ketenen met de postkoets vervoerd en de eerste generatie 'opgestuurden' naar Veenhuizen zal ongetwijfeld met de trekschuit zijn gearriveerd. De vaart loopt nog steeds tot voor de poort van het museum.


Ik was een dagje eerder naar het noorden gegaan, in dit geval per spoor. Eerst de redelijk snelle en comfortabele verbinding van Rotterdam naar Zwolle, daarna met een oude rammelbak, een 'hondekop', materiaal uit 1964 heb ik me laten vertellen, naar Emmen. Daar loopt het spoor dood in het veen. Onderweg kamen we langs Nieuw-Dordrecht, waar ik mij in een onbewaakt ogenblik liet ontvallen zelf uit het 'oude' Dordrecht te komen. 'Heten de mannen daar ook allemaal Tinus?' wilde een gespierde Drent weten. Ik moest hem teleurstellen, maar zei dat je met Kees een heel eind komt. Toen ik hem daarna onder belofte van diepe geheimhouding vertelde dat ze in het oude Dordrecht de nieuwe burgemeester gaan kiezen met dezelfde procedure die ze verzonnen hebben voor de nieuwe stadsdichter, mompelde hij dat 'ze toch wel iets heb'n, die lui uut Dordt.'


Vanuit Emmen reisde ik door naar een bevriende expat in Weerdinge, wie het in het oude Dordrecht te veel is geworden en die voor de prijs die hij beurde voor zijn schier onvindbare rijtjeswoning in een Sterrenburgs labyrinth, op de Hondsrug een fraai landgoed heeft aangekocht. Inclusief een voor dichters zeer geschikt gastenverblijf met eigen opgang, sanitair en uitzicht over de vlakte waar ergens zich Tweede Exloërmond moet bevinden. Maar ik wilde ook naar Weerdinge omdat zich daar het unieke dorpscafé de Roos bevindt. Daar komt niet alleen de Weerdinger Dickens Leeskring bijeen, door mijn bevriende expat om zich heen gegaard om het leven op eenzame noorderbreedte te verrijken, maar het is naar mijn weten ook een van de weinig cafés in Nederland, misschien wel het enige, waar ze het voortreffelijke bier van de Belgische brouwerij De Landtsheer schenken. Een bier dat luistert naar de naam Malheur, maar waarvan het drinken mij altijd brengt tot een aangename mate van vrolijkheid. Daarbij is het een gezellig, sfeervol café waar je hartelijk en gastvrij wordt ontvangen. Voor het geval deze zomer nog eens een mooie dag oplevert, is er een aangenaam terras. Een aanrader voor wie op zoek naar hunebedden, aardgasvelden of Drentse schonen toevallig in de buurt komt. Je zit er heel wat prettiger dan in de bajes.


Links: 

http://www.dorpscafederoos.nl/

http://www.malheur.be





zondag, juni 14, 2009

Poetry



Gisteren was ik op de openingsavond van Poetry. Het festival is jarig, veertig jaar. Gefeliciteerd Poetry, nog veertig jaar erbij zou mooi zijn. Ik herinner me de eerste Poetry's in de Doelen. Ik weet niet precies meer wanneer ik er voor het eerst kwam. Het moet 1972 of '73 zijn geweest. Kees Buddingh' had mij en de andere bestuursleden van Bobby Kinghe uitgenodigd. Sindsdien kwam ik er jaarlijks, tot er een gat viel tussen 1985 en 1993. Waarom ik die acht jaar niet in Rotterdam ben geweest? Geen idee, eigenlijk. Misplaatste luiheid om de trein te nemen misschien. Van 1993 tot nu ieder jaar wel enkele Poetry-avonden bezocht, meestal ook de laatste, met het slotfeest. Alleen vorig jaar heb ik verstek laten gaan, toen was het overlijden van Stella nog te vers. Ik herinner mij vooral het prachtige festival met zes Griekse dichters in 2000, dat aanleiding was tot het onderstaande gedicht:




Poetry 2000                                  


Het was in mei ’69,

de Dordtse versie van

Poëzie in Carré, met:


Bernlef

Buddingh’

Jan G. Elburg

Campert

Vinkenoog

Gust Gils

Schierbeek

Wim de Vries

en Johan van Doorn die

toen nog gewoon

The Selfkicker was.


En ik, presentator van

zeventien jaar,

die het waagde om tot slot

een eigen vers te brengen.

Iets over een bezwangerde non

die als een vuurstorm

het minitheater met zijn

veertigkoppige publiek

zou elektriseren.


Het tempeest bleef uit, maar

ik had mijn hoop nog gesteld

op de plaatselijke krant,

die de andere dag bol stond

van een belangstellend zwijgen.


Een avond om te gedenken,

dacht ik gisteren op het slotfeest

van Poetry.

De salsa swingde

en in de menigte

deinde hier en daar een coryfee.

Ik zag het aan vanaf de tweede rij,

nog steeds zeventien en gulzig.

                    

Iemand droeg een bord naar binnen

met een dichtregel erop:

De tuin van Floor is ’s zomers 

altijd open.


Ik zag, hoe het van de regen

glom.


In: Kees Klok, In dit laagland. Gedichten. Wagner & van Santen, 2005


donderdag, juni 11, 2009

Schrijver op school



Enkele weken voor zijn overlijden trad Johnny van Doorn, voorheen bekend als Johnny the Selfkicker, op in de aula van het toenmalige Gemeentelijke Lyceum aan de Noordendijk in Dordrecht. Ik gaf in die tijd naast geschiedenis ook nog Nederlands en had het genoegen om hem op een vroege novembermorgen in het jaar 1990 namens de sectie bij het Dordtse station op te halen. De voorstelling had niet het succes dat de leraren Nederlands ervan verwachtten. Wat de leerlingen achteraf bijbleef was dat Van Doorn voortdurend zijn glaasje bijvulde (in het contract was een fles droge sherry opgenomen) en zijn tirade 'kom klaar klootzak!' Zoiets wil er bij de jeugd altijd wel in. Rommelend in een map oude papieren vond ik een gedicht dat ik een maand of wat na Van Doorns dood over dat optreden schreef:




Schrijver op school


voor Johnny van Doorn


De krant had een fotograaf

naar het station gestuurd.

Het matineuze uur, zoals je zei,

was je zeer aan te zien.


Je zwaaide naar een 

voorbij fietsende vrouw,

een reactie kreeg je niet.


Voor het jeugdige publiek

was je reeds een stem 

uit het verleden;


de meeste leraren

waren je boeken vergeten,

zo zij ze al hadden gekend.


Alleen 

kom klaar klootzak

deed de aula rimpelen

van herkenning.


Tot troost een mooi meisje

met bloemen en een kus

en iemand van het schoolbestuur

met een formulier 

voor de betaling.


De krantenfoto toonde vooral 

de verlepte bloemenstal.


Het was een koude novemberdag.

Niet veel later ging je dood.





maandag, juni 08, 2009

Oral history


Er zijn bij ons in de familie, en dat geldt zowel voor de Griekse als de Nederlandse, van die historische gebeurtenissen waar veel over wordt gesproken, totdat de betrokkenen overlijden en je er niet of nauwelijks meer van hoort, tenzij iemand de familiegeschiedenis opschrijft. In de Griekse familie speelde het verhaal over de dramatische verdrijving uit de Kleinaziatische Pontos, een hoofdrol. Nu vrijwel alle leden van de generatie die dat aan den lijve meemaakte zijn overleden, op mijn 102-jarige tante Parthena na, wordt het verhaal minder gehoord, maar begint het langzamerhand een beetje een mythische status aan te nemen. Het geheugen van het individu maakt van het verleden zijn eigen verhaal, wie een dagboek heeft bijgehouden moet de bijdragen van een jaar of 25 geleden maar eens lezen en die met herinneringen aan die tijd vergelijken. Als dat al een rol speelt bij ooggetuigen, hoe is het dan wel niet gesteld bij indirecte getuigen? Je zou ook kunnen zeggen: wat is de waarde van mondelinge geschiedenis, waarvoor in Nederland onvermijdelijk de vakterm oral history wordt gebezigd? Voor de literatuur, voor het schrijven van fictie, kan oral history een rijke bron zijn. Door het menselijk tekort is het voor de geschiedwetenschap een zeer gebrekkig hulpmiddel.


Dat neemt niet weg dat ik altijd enorm genoot van de mondelinge historicus in de familie, mijn grootvader van moeders kant. Die had ook wel wat te vertellen. Allereerst een noodgedwongen, avontuurlijke jeugd, omdat hij het bij zijn oerkrenterige vader niet kon uithouden, eerst in de Rijnvaart, daarna op de wilde vaart. Tussen die bedrijven door werd hij in de Eerste Wereldoorlog gemobiliseerd. Al snel hadden de militairen langs de Duitse grens ontdekt dat het smokkelen van boter een aardig zakcentje opleverde. Grootvader werd gepakt en kreeg een strafoverplaatsing naar Dordrecht, als oppasser van een officier. Op het Ministerie van Oorlog, zoals defensie toen nog krijgshaftig heette, al voeren we nu meer oorlog dan toen, had niemand door dat hij in Dordrecht vlak bij vrouw en kinderen verbleef, waar hij al schoenpoetsend de rest van de mobilisatie naar grote tevredenheid uitzat. Er kwam een eind aan de zeevaart na de geboorte van zijn vijfde kind, een zoon. Eerder kreeg hij vier dochters. Grootvader wilde graag als kroegbaas in de voetsporen van zijn vader treden, maar daar stak mijn oma een stokje voor, die wilde haar dochters niet achter de tapkast. Hij sleet tenslotte de rest van zijn leven als melkboer, maar maakte ook in dat vak voldoende mee om later over te verhalen.


Voor mijn grootvader stond vast dat zijn zoon moest studeren, wat er ook gebeurde. Aanvankelijk kwam de Tweede Wereldoorlog er tussen, een periode, waarin mijn oom als dwangarbeider werd afgevoerd naar Duitsland. Tijdens een bombardement op de transporttrein ergens in het Rijnland wist hij te ontsnappen. Hij bereikte op eigen kracht Dordrecht, maar daar vond mijn grootvader het te onveilig. Er woonden verschillende NSB-ers in de buurt. Mijn oom dook onder in Velp, bij een zus van mijn oma en haar man, een ingenieur bij Rijkswaterstaat. Prompt maakte hij daar enkele maanden later de slag om Arnhem mee, waardoor het gezin op de vlucht moest naar Apeldoorn. Na de oorlog studeerde mijn oom af in de weg- en waterbouwkunde en werd eveneens ingenieur bij Rijkswaterstaat. Hij werkte ondermeer mee aan de bouw van de waterkering in de Hollandse IJssel, was jarenlang betrokken bij de Deltawerken en bouwde, kort voor zijn vroegtijdige dood, mee aan de Hartelsluizen bij Rotterdam. Uit die Deltaperiode vertelde mijn grootvader regelmatig trots een wapenfeit. Op 18 mei 1960 werd de eerste Deltadam, de Zandkreekdam, geopend door de koningin, in gezelschap van de Zeeuwse commissaris van de koningin Mr. de Casembroot. Mijn grootvader was samen met mijn oom bij de gebeurtenis aanwezig. Naar eigen zeggen zou hij op de koningin zijn afgestapt met de woorden: 'mevrouw, ik ben de vader van de ingenieur,' waarop Juliana zou hebben gezegd dat hij trots moest zijn op zijn zoon. Tja, oral history, mijn oom heeft het verhaal in opa's aanwezigheid nooit ontkend, maar op de foto die ik er nog van in mijn archief heb, geeft de koningin mijn oom een hand en staat mijn grootvader op gepaste afstand buiten beeld. Toch was het altijd een genoegen hem te zien glunderen bij het verhaal en dat is misschien meer waard dan de waarheid.


dinsdag, juni 02, 2009

Uitgekiend


Het jongste nummer van Ballustrada, uit het verre Middelburg, lag zaterdag op de mat. Hoe krijgen ze het uitgekiend: net voor een vrij Pinksterweekeinde, zodat ik mij direct op het aangenaams dat Ballustrada te bieden heeft kon storten. Er staan weer talloze verrassende bijdragen in, gedeeltelijk gerangschikt onder het thema 'Ons Oosten,' dat zich volgens de inleiding inmiddels over de gehele globe heeft verbreid, in een vorm van culturele globalisering, zeg maar. Men vindt dat Oosten evenzeer in New York of Alaska als in Bombay of Singapore. Zelfs in Dordrecht, waar wij sedert enkele jaren gezegend zijn met een zeer klein, maar voortreffelijk Thais restaurant. De Laaglandse Dichters werden dit keer bijeengedreven door Chrétien Breukers, die een eredivisieploeg auteurs heeft laten schrijven over het thema geboorteplaats. Zelf draag ik een verhaal van de in 2006 overleden Indiase schrijfster Revathy Gopal in vertaling bij en verzorgen Stella en ik de rubriek 'Taal ver taal' met een aantal verzen van de Cypriotische dichter Michalis Piëris. Daarbij heb ik een domme, maar niet oninteressante fout gemaakt. Van een van de gedichten zette ik, zonder daar verder erg in te hebben, niet de definitieve versie in het bestand, maar de voorlaatste. Een stukje werk in uitvoering. Daarin moet in de laatste regel nog een keus worden gemaakt tussen het woord omkering of wending, die dus nog allebei in de regel staan. Ik weet natuurlijk welk woord het uiteindelijk is geworden, maar het zou aardig zijn als de lezers, zonder de brontekst, eens zouden aangeven wat voor hen de natuurlijkst aandoende oplossing is, ik ben daar wel benieuwd naar. Ik zou zeggen: koop die Ballustrada en zend uw oplossing in naar de redactie (http://www.ballustrada.eu).



Een groot deel van de vorige week is verloren gegaan aan de correctie van het Vwo-eindexamen geschiedenis. Een nare klus, waarvan ik met liefde afscheid neem. Volgend jaar, mijn laatste in het onderwijs, neem ik geen eindexamenklassen meer. Ondanks die nogal belastende correctie heb ik toch nog kans gezien om een paar interessante boeken te lezen. 


Ten eerste Dochters van de maan van Annemarie Peters, een boek dat handelt over de menstruatiecyclus in mythen en in de hedendaagse tijd. Niet een boek dat je als man direct zou gaan lezen, maar ik kreeg het van de schrijfster cadeau en ontdekte dat het een uitstekend geschreven verhandeling is, waarin allerlei belangwekkende dingen worden gezegd over de levenscyclus en de relatie van de mens met de natuur en waarin op creatieve en vruchtbare wijze talloze mythen worden geanalyseerd ter verduidelijking van het betoog. Daarbij raakt de schrijfster ook aan thema's als de verhouding vrouw-man, het beeld van de vrouw in diverse religies en de beleving van seksualiteit. Een wijder en diepgaander boek dan de ondertitel je in eerste instantie zou doen geloven.


Het tweede boek is het prachtige Souvernir. Herinneringen aan een vader, van Nicole Montagne. Een boek waarin zij afscheid neemt van haar overleden vader. Ze verwoord haar verdriet en gemis in een heel subtiele, haast breekbare stijl, waardoor het boek diep ontroert, maar geen spoor van larmoyantie vertoont. Vaak moest ik al lezende denken aan het jaar na Stella's overlijden, een jaar dat ik ook nog maar vijf maanden geleden afsloot. Montagne kiest voor een vorm die dicht bij het dagboek komt, haar herinneringen, indrukken en belevenissen worden aan specifieke data gekoppeld en die weer ondergebracht in de vier seizoenen. Het boek begint met de winter, het onvermijdelijke seizoen van de dood en eindigt met de herfst, dat droeve seizoen dat al doordrenkt is van vooraankondigingen van het sterven. Daartussen de lente, die zich van de dood niets aantrekt en uitmondt in de zomer. Dan breekt de herfst aan en wordt de cyclus onvermijdelijk voltooid.



Annemarie Peters, Dochters van de maan. Haarlem 2004, ISBN 90 6963 647 6.


Nicole Montagne, Souvernir. Herinneringen aan een vader. Amsterdam 2009, ISBN 978 90 5936 247 5.