zondag, september 06, 2009

De metamorfose van Thessaloniki


Er bestaat een prentbriefkaart uit 1917 van de Nikis-boulevard in Thessaloniki waarop je een groepje heren, waarvan een in uniform, kalmpjes over de kade ziet kuieren. Er liggen wat kaïks, zeilschepen van bescheiden formaat, afgemeerd. Langs de neoklassieke villa’s, waarvan er geen enkele meer dan drie verdiepingen telt, glijdt een elektrische tram en van de andere kant komt welgeteld één auto aangereden. Alles ademt rust en vrede. Aan vrijwel niets, behalve misschien dat uniform, maar dat zou net zo goed van een postbode kunnen zijn, is te merken dat we midden in een wereldoorlog zitten, waarvan vooral de nasleep, in dit geval de Grieks-Turkse oorlog (1919-1923), voor de stad grote gevolgen zou hebben. De kuierende heren hebben uiteraard nog geen enkel vermoeden van de ramp die Thessaloniki later dat jaar zal treffen.

Een even vredige sfeer ademt een tekening van Edward Lear uit het midden van de 19e eeuw. Vanaf de hooggelegen citadel schetst hij een panoramisch beeld van een charmante, oosterse stad met koepels en minaretten, waartussen vele cipressen omhoog steken. Het blauwwazige bergmassief aan de overzijde van de baai is de Olympus, die op heldere dagen vanuit de stad te zien is als herinnering aan andere tijden.

Uiteraard zijn die plaatjes bedrieglijk. Lears verbeelding, die te vinden is in de magistrale geschiedenisstudie Salonica City of Ghosts, van de Engelsman Mark Mazower, is wel erg romantisch. In het boek van Mazower staat een foto van de Nikis uit dezelfde tijd als bovengenoemde kaart. Daarop krioelt het van de mensen, die vooral samendrommen om een tentoongesteld Duits militair vliegtuig. Behalve de tram zien we ambulances en vrachtwagens van het leger. Wel staan de villa’s er hier ook nog ongeschonden bij en van enige hoogbouw, zo kenmerkend voor de latere stad, is nog geen sprake.

Tot zover is er weinig bijzonders aan de hand. Dat steden onder invloed van de tijd van uiterlijk veranderen is even natuurlijk als bij de mens. Niemand van ons is op zijn vijftigste meer de fleurige jongeling die hij eens was, ook al worden de cosmetische chirurgen steeds knapper en navenant prijziger. Het bijzondere van Thessaloniki is niet dat het vrijwel onherkenbaar veranderde. Het bijzondere is de manier waarop dat in zijn werk ging.


Minstens zes factoren hebben bijgedragen tot de metamorfose van Thessaloniki in de 20e eeuw: de verovering door de Grieken in de Eerste Balkanoorlog (1912), de grote stadsbrand van 1917, de bevolkingsuitwisseling tussen Griekenland en Turkije (1923), de Duitse bezetting (1941-1944), de burgeroorlog (1946-1949) en tenslotte de economische ontwikkelingen in de tweede helft van de 20e eeuw. Al deze factoren worden uitgebreid door Mazower behandeld, behalve de laatste, want zijn boek, waarvan ook een Nederlandse vertaling is uitgekomen, gaat niet verder dan 1950. Van de tragische geschiedenis van de joden van Thessaloniki, die tot na de Eerste Wereldoorlog de grootste bevolkingsgroep vormden, kan men niet alleen kennisnemen bij Mazower. In het voorjaar van 2005 verscheen de bloemlezing Gioconda, de joden van Thessaloniki in de Griekse literatuur. De stukken die samensteller Hero Hokwerda hier heeft verzameld geven een goed beeld van het joodse leven en lijden in de stad en vooral van dat laatste.

De verovering door Griekenland in 1912 maakte een einde aan bijna vijf eeuwen Osmaans bestuur en betekende het begin van de vergrieksing van de stad. De stichters van de stad, in 315 v. Chr. onder de Macedonische koning Kassandros, spraken Grieks en door de eeuwen heen hebben er Grieken gewoond. Als gevolg van de Osmaanse verovering (1430) en grootschalige immigratie van joden uit Spanje en Portugal in de loop van de 15e eeuw, waren zij een minderheid geworden in eigen stad. In 1912 bestond de bevolking voornamelijk uit joden, Turken, Grieken en Bulgaren, met daarnaast nog een handvol minderheden van de Balkan. Griekse ambtenaren gingen nu de stad besturen. Op straat verscheen de vooral uit Kretenzers bestaande Griekse gendarmerie. Het Griekstalig onderwijs werd sterk uitgebreid, vooral met leerkrachten uit de Peloponnesus, en het Grieks werd de officiële taal. Zonder kennis van die taal werd het leven een stuk moeilijker. We zien dan ook dat anderstaligen zich gingen aanpassen. Zo begon de joodse gemeenschap zich naast het eigen Spaans-joodse dialect (het ladino) voor het dagelijks gebruik ook van het Grieks te bedienen.

De brand die op 18 augustus 1917 uitbrak in de Turkse wijk, in het noordwesten van de stad, greep met grote snelheid om zich heen. De omstandigheden waren dan ook buitengewoon ongunstig. Dagenlang droog, warm weer, een stevige wind en een groot aantal dicht opeen gebouwde, grotendeels houten huizen aan smalle, kronkelende straatjes, die een efficiënte brandbestrijding op zich al vrijwel onmogelijk maakten. Er was voor de verouderde brandspuiten geen houden aan en ondanks de grote inzet van bij de stad gelegerde Geallieerde troepen, Griekse militairen en zelfs padvinders, brandde binnen korte tijd een groot gedeelte van het centrum af. Daarbij werden ook vrijwel alle villa’s langs de Nikis-boulevard  verwoest. Pas daar, aan het water, kwam het vuur tot stilstand. Bijna tienduizend gebouwen gingen verloren, aldus Mazower, waardoor 70.000 mensen, dat is bijna de gehele bevolking van een stad als Gouda, dakloos werden. Deze verwoesting op grote schaal bood echter een kans de stad in een geheel nieuwe opzet, planmatig te herbouwen. Daartoe besloot de overheid dan ook en evenals bij de herbouw van Rotterdam na het bombardement van 1940, liet men zich daarbij weinig gelegen liggen aan het verleden. Een aantal kerken, zoals de St. Dimitrius, werd gerestaureerd en in oude luister hersteld. Voor de rest werd er een geheel nieuw Thessaloniki ontworpen, een opzet waarin de Franse architect Hébart een belangrijk aandeel had. Was de overheid financieel bij machte geweest de plannen ook zo uit te voeren als ze waren ontworpen, dan zou de stad voor een aanzienlijk deel een ander, en wellicht veel eenvormiger, aanzien hebben gehad dan nu. Men moest echter noodgedwongen een deel van de herbouw overlaten aan het particulier initiatief, met als resultaat een bonte verzameling van bouwstijlen dooreen, die, voor zover in latere jaren niet vervangen door wanstaltige betonbouw, een van de charmes van het huidige Thessaloniki vormen.

De Grieks-Turkse oorlog van 1919 tot 1923 werd bezegeld met het verdrag van Lausanne. Daarin werd ondermeer bepaald dat alle Grieken uit Turkije en alle Turken uit Griekenland dienden te vertrekken. Er werden alleen uitzonderingen gemaakt voor de Turken van West-Thracië en de Grieken van Constantinopel, Tenedos en Imbroz. Naar schatting 1,2 miljoen Grieken kwamen daardoor naar Griekenland, terwijl een kleine 500.000 Turken in tegenovergestelde richting vertrokken. Uitgaande van het Osmaanse millet-systeem werden alle Grieks-orthodoxen als Grieken en alle moslims als Turken beschouwd. Dat had ondermeer tot gevolg dat de kleurrijke groep van de Dönmes, tot de islam bekeerde joden, uit Thessaloniki moest vertrekken. Tegelijkertijd begon er vanuit de joodse bevolkingsgroep een migratiebeweging op gang te komen, richting Palestina, Frankrijk en de VS. Een flink deel van de vluchtelingen werd in Thessaloniki en Grieks-Macedonië gehuisvest, wat de vergrieksing een krachtige impuls gaf. Voor de stad, die nog lang niet bekomen was van de grote brand, betekende de toevloed van mensen een sterke uitbreiding van de buitenwijken, die zonder veel planning en overleg begonnen te groeien.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Griekenland bezet door Duitsland en bondgenoten. De haven van Thessaloniki was voor de Duitsers te belangrijk om aan de Bulgaren of Italianen over te laten. Voor de joodse gemeenschap, die van ongeveer 90.000 was teruggelopen tot bijna 50.000 mensen, was de bezetting een ramp. In 1943 werden vrijwel alle joden naar Auschwitz gedeporteerd en daar vermoord. Slechts zo’n 5% wist, geholpen door Griekse stadgenoten, te ontsnappen. Van de slachtoffers keerden er slechts een kleine 2000 terug. Tijdens de oorlog waren nog eens tienduizenden vluchtelingen naar de stad gekomen, waarvan het grootste deel op de vlucht was geslagen voor het extreem harde bezettingsregiem van de Bulgaren in oostelijk Macedonië en West-Thracië.

Door de burgeroorlog zou het vluchtelingenprobleem en daarmee de wildgroei in de buitenwijken nog groter worden. De strijd tussen de linkse ELAS, voortgekomen uit het verzet tegen de bezetters, en de door het Westen gesteunde royalistische en autoritair rechtse regering, veroorzaakte opnieuw een grote trek naar steden als Thessaloniki. Een aanzienlijk deel van deze nieuwkomers zou niet meer weggaan. Gevolg was dat de stad  langzamerhand als een olievlek over haar grenzen begon te vloeien.

Het aantrekken van de economie vanaf de jaren zestig betekende nogmaals een krachtige groei. Met name aan de westzijde van de stad was sprake van een aanzienlijke industrialisatie, terwijl de haven profiteerde van de sterk verbeterende relaties met Joegoslavië. De toetreding van Griekenland tot de EU, toen nog Europese Economische Gemeenschap geheten, in 1981, zeven jaar na het bizarre intermezzo van het fascistische kolonelsregime, versterkte de positie van Thessaloniki als toegangspoort tot de Balkan. Dat alles had een aanzuigende werking. In snel tempo veranderde daardoor ook het beeld van de stad. De nieuwbouw vanaf die jaren kenmerkt zich door vergaande smakeloosheid. Op winst beluste projectontwikkelaars sloopten en bouwden dat het een lieve lust was. In snel tempo rezen eenvormige, wanstaltige betonkolossen op, die de charmante Byzantijnse monumenten niet zelden letterlijk overschaduwden. De toenemende welvaart bracht ook de automobiel de stad in, wat leidde tot een kolossaal parkeerprobleem, dat tot op heden niet is opgelost. Omdat er in het centrum evenveel gewoond als gewerkt wordt en meerdere auto’s per gezin normaal zijn, is de binnenstad chronisch verstopt en verstikt door blik. Voor een gewone voetganger is daar nog wel doorheen te wurmen, maar je moet niet afhankelijk zijn van een rolstoel of rollator, dan heb je domweg pech.

Is Thessaloniki daarmee en een chaotische, onleefbare stad geworden? Zeker niet. Overal schemert nog het oude Thessaloniki door. In de, dankzij zijn geaccidenteerde terrein grotendeels ongeschonden gebleven bovenstad bijvoorbeeld, maar ook op drukke, hoewel rustieke plaatsen als de markt van Modiano en in de buurten daar omheen. Rond de tijd dat Thessaloniki culturele hoofdstad van Europa was, in 1997, kreeg men veel meer oog voor behoud van het oude en schilderachtige dan daarvoor. Dat resulteerde in uitgebreide restauraties in de havenbuurt en het centrum rond het inmiddels autovrije Aristotelesplein. Bovendien heeft men zelfs op het hoogtepunt van de bouwwoede altijd oog gehad voor het groen in de stad. Ontelbare straten zijn voorzien van eveneens ontelbaar veel bomen en overal vindt men parkjes en plantsoentjes. Dat geeft een aangenamer sfeer dan in het nog veel meer uit zijn krachten gegroeide Athene, dat grotendeels in een betonwoestijn is veranderd. De aanwezigheid van twee universiteiten (waarvan de Aristotelesuniversiteit de grootste van het land is) en dus tienduizenden studenten, zorgt niet alleen voor veel levendigheid, maar eveneens voor een bruisend uitgaansleven. De aanwezigheid van tientallen theaters, bioscopen en concertzalen, alsmede de gunstige ligging aan zee, waardoor een verstikkende luchtvervuiling zoals in Athene niet voorkomt, zijn zaken die ertoe bijdragen dat men zich er buitengewoon prettig kan voelen. Bovendien zijn er in het laatste decennia duizenden immigranten vanuit de Balkan en de voormalige Sovjet-Unie naar de stad gekomen, die daardoor weer een beetje haar kosmopolitische karakter van weleer heeft teruggekregen.

Zoals op de oude afbeeldingen zal het nooit meer worden. Bovendien gaven die ook niet werkelijk de realiteit van hun dagen weer. Het blijft daarom oppassen met de nostalgie die ze soms bij ons oproepen.


©Kees Klok, Dordrecht-Thessaloniki, 2006


Literatuur:


A. Vakalopoulos, A History of Thessaloniki. Thessaloniki 1963.

A. Papagianopoulos, History of Thessaloniki. Thessaloniki 1982.

Leen van Bogaert, Thessaloniki, een vrouw met een verleden. In: Lychnari, nr. 1989.

Sofronis Hadzisavvidis, Kees Klok & Stella Timonidou (red.) Kruispunt 146. Speciaal nummer over de literatuur en geschiedenis van Thessaloniki. Brugge 1992.

Mark Mazower, Salonica City of Ghosts. Christians, Muslims and Jews, 1430-1950. Londen 2004.

Hero Hokwerda, Gioconda, de joden van Thessaloniki in de Griekse literatuur. Groningen 2005.


2 opmerkingen:

Bart Damen zei

Ik heb nog wel ruimte in m'n boekenkast voor een mooi werk over Thessaloniki. Welk boek raadt u in het bijzonder aan?

Kees Klok zei

Ik raad je zeker het boek van Mazower aan (Salonica City of Ghosts), dat trouwens ook in het Nederlands verkrijgbaar is.