maandag, oktober 19, 2009

Kom daar in Dordt eens om


Ik stond vanmorgen op met mist, geen spoor van de Hortiatis te zien, laat staan van de Olympos, maar rond het middaguur breken de wolken en ineens is het heerlijk mild najaarsweer. Ik zit met Socrates en Anastasia, oude, dierbare vrienden, op het terras van een restaurant op het Navarinoplein. Het is er meer dan levendig, het plein ligt midden in de studentenwijk, niet ver van de campus en er mag dan een kredietcrisis zijn, althans dat wordt ons door de Boven Ons Gestelde Autoriteiten en de media aangepraat, hier is er weinig van te merken. De gemiddelde student lijkt over een aanzienlijk inkomen te beschikken en dat gul uit te geven in de cafés. Ik weet ook wel dat de schijn bedriegt: ze drinken een glas bier van vijf euro, maar dat is ook de enige consumptie die ze in al die uren nuttigen. Dat kan. Hier geen Duitse ober die, als je glas nog half vol is, al ongeduldig komt informeren of je nog iets wilt, of een zure Hollandse waard, die je eenvoudig de zaak uit kijkt. Ondanks alle klachten over verruwing en stijgende criminaliteit – het plaatselijke journaille melkt bank- en andere overvallen op een nog veel hysterischer wijze uit dan hun Nederlandse collega's, dondert niet hoe of wat, als de oplage en de kijkcijfers maar stijgen – is Thessaloniki nog steeds een zeer menselijke stad, een verademing bij de betonwoestijn Athene, waar ik de mensen vaak even chagrijnig vind als de gemiddelde Parijzenaar, of die zogenaamd humorvolle ras-Amsterdammer.


Het gesprek gaat, hoe kan het ook anders, over Stella, ooit collega van Anastasia aan de Experimentele School van de Aristotelesuniversiteit. Als ze mij niet had ontmoet, daarover is iedere oud-collega het eens, was ze ongetwijfeld hoogleraar geworden. Haar benoeming tot docent aan de Filosofische Faculteit lag klaar toen ze voor een seminar naar Minneapolis vertrok, waar we elkaar tegenkwamen. Ik ben geen avonturier en zag niet in dat ik mijn kans had moeten grijpen en naar Griekenland had moeten gaan. Ik had er toen gemakkelijk werk kunnen vinden als privaatdocent Engels en vertaler en Stella zou haar academische ideaal hebben bereikt. Het is niet gebeurd. Via een aantal jaren op een Grieks consulaat in Duitsland en een korte periode op de ambassade in Den Haag, eindigde zij tenslotte in Dordrecht, een stad die vergeleken met Thessaloniki niet hoog scoort. Niet alleen qua levendigheid, maar zeker ook waar het om cultuur gaat met dat ene bioscoopzaaltje, theater Kunstmin – heel stijlvol, maar aan de moderne eisen voldoet het allang niet meer - en het Hof waar geen voorstellingen meer mogen worden gegeven omdat het een tweederangs expositieruimte is geworden. Er zijn wat dappere particulieren die er iets van proberen te maken, zoals Marieke van Leeuwen met haar vestzaktheater, maar dat haalt het niet bij het overweldigende aanbod hier. Nu weet ik ook wel dat je een stad van 1,2 miljoen inwoners eigenlijk niet moet vergelijken met een stadje van net 110 duizend zielen, maar vergelijk Dordt dan eens met Breda, dan zie je wat ik bedoel. Wil je trouwens een keer 's avonds wat later uit eten dan krijg je bij de meeste restaurants om negen uur al te horen dat de keuken gesloten is. En dan na vijf uur 's middags nog die rolluiken van de bibberende middenstand, die zo'n warme, gastvrije indruk maken, maar dit alles terzijde.


Stella hield van Thessaloniki en het liefst wilde ze er zo snel mogelijk naar terugkeren. Zelfs toen ze verschrikkelijk ziek werd hield ze hoop dat ze voldoende zou opknappen om terug te gaan, zodat ze haar laatste maanden in Griekenland zou kunnen doorbrengen. Alles was in gereedheid gebracht, de artsen van het Theogeniaziekenhuis, gespecialiseerd in de bestrijding kanker, stonden gereed om de behandeling over te nemen. Het is ook daar niet van gekomen. Er kwam geen verbetering en ze is tenslotte op een regenachtige decembermorgen in Dordrecht overleden. Toen ik Thessaloniki voor het eerst bezocht, in oktober 1987, begreep ik Stella's liefde niet zo goed. Ik zag een tamelijk chaotische stad, te vol met afschuwelijke betonbouw uit de jaren zestig en zeventig, maar in de loop der jaren heb ik Thessaloniki in al haar aspecten leren kennen en inmiddels is het een stad waarvoor ik die liefde met Stella ben gaan delen. Ik heb er mijn plaats gevonden, mijn vrienden, zie door alle architectonische verminkingen heen de schoonheid die er nog volop is, en ervaar steeds weer hoe inspirerend ze op mij werkt. Toch ben ik niet blind voor haar negatieve kanten, al was het alleen al de terreur van de alles verstikkende en verziekende auto's.


Terwijl we herinneringen ophalen komen we aan het einde van de lunch. De ober biedt ons een dessert 'van de zaak.' Het afscheid dreigt. Mijn vrienden moeten nog wat zaken regelen, ik wil naar huis om verder te vertalen aan de gedichten van Joanne Limburg die ik onder handen heb. Ze lopen mee naar de halte van bus 14 in de Egnatiastraat, maar daar verdringen zich zoveel potentiële passagiers dat ik besluit maar een uurtje later terug te gaan naar Ano Toumba. We nemen afscheid en ik loop naar het Aristotelesplein, waar ik bij café Aristoteles, hoe kan het anders, een biertje bestel. Vanaf het terras sla ik het voorbij komende publiek gade, zoals ik dat ook graag doe in Dordrecht. Daar is het inmiddels te koud voor een terras. Het zal wel door de wijn en het bier komen, maar ik vind de vrouwen en meisjes stukken mooier dan in Dordrecht. De meeste zijn in elk geval veel eleganter gekleed. Wat dat betreft doen de dames van Thessaloniki meer aan Parisiennes denken dan de Dordtse. Ik reken af en loop naar de dichtstbijzijnde halte, waar bus 14 na een kwartier wachten nog steeds niet op het elektronische bord staat aangekondigd. Ik vloek binnensmonds. Dat verdomde openbare vervoer, wanneer is nu eindelijk de metro eens gereed! Daarna ga ik enigszins ongeduldig op zoek naar een taxi. Die heb ik binnen luttele minuten gevonden en voor drie euro brengt hij me thuis, een afstand van het Groothoofd naar de Kop van het Land. Je mag dan qua openbaar vervoer in Thessaloniki niet alles hebben, maar kom daar in Dordt eens om.


vrijdag, oktober 16, 2009

Her guide


Yes, she would play the piano

whenever someone hinted 

at national anthems

nothing but national anthems


for years she practised the French

the Dutch, the Greek

hesitantly the Russian

though they never seemed to differ much.


It was Bill, she said, Bill taught her

and Bill sent her the notes from beyond

evening after evening

or after months of silence


it was then she tried her own songs

national anthems in their own way

melodies from countries

still to be discovered.


Yes, she would set out and find

whatever it took, whenever Bill would tell her

would come back to her

and guide her, we shouldn't doubt.

 

In times of happy communication

Bill being back on the air

she would even predict the future

for a few pennies more.


©Kees Klok