zaterdag, februari 19, 2011

Bij een foto (16)




Zomer 1982. Ik bereisde Suriname, van oost naar west en van noord naar zuid. Een van de tochten ging per korjaal vanaf Brownsweg over het Brokopondomeer, de Surinamerivier op, tot Asidonhoppo, aan de splitsing van de Gran Rio en de Piking Rio. We deden onderweg een aantal schilderachtige dorpen aan, waar we officieel, maar niet minder hartelijk, werden verwelkomd door de kapitein en de dorpsoudsten, de basja's. Slapen deden we in hangmatten onder een pinadak, baden en toilet maken in de rivier. Dat was even wennen voor enkele oer-Hollandse reisgenoten, die een luxer verblijf hadden verwacht.


Ik herinner mij de schrik van een mevrouw in het eerste dorp waar we overnachtten, Pokigron, die naar een plek stroomafwaarts van het dorp werd verwezen toen ze naar het toilet vroeg. Ik heb smakelijk gelachen om een meneer die diezelfde avond, gekleed in een keurige, blauw-wit gestreepte pyjama, na vele mislukte pogingen, eindelijk in zijn hangmat terechtkwam. Tja, zoiets is even wennen. De dames van de dorpen die we aandeden verzorgden de catering. Zelden zo lekker gegeten. Een opvallend verschil tussen 'heidense' dorpen en christelijke was de wijze waarop de vrouwen gekleed gingen. In de 'heidense' dorpen liep men doorgaans met het bovenlijf ontbloot. Dat beviel mij wel, al gedroegen wij ons als keurige gasten, geen meisje hebben we aangeraakt.


Indrukwekkend was het begrafenisritueel waarbij wij werden uitgenodigd in een dorp tegenover Asidonhoppo. In die plaats sliepen we luxer dan normaal, in 's Lands Logeergebouw, dat ons welwillend ter beschikking werd gesteld door de hoogbejaarde granman van de Saramaccaners, Aboikoni. Een eerbiedwaardige bestuurder die ons met alle egards op audiƫntie ontving. In dat Logeergebouw beleefde ik enkele benauwde ogenblikken, toen ik op het plafond van mijn kamer een handgrote, zwarte spin ontdekte. Had ik de shutters 's avonds maar niet open moeten laten. De beheerder drukte het monstertje glimlachend dood met een ragebol, maar daarna ben ik nog wel alle hoeken en gaten nagegaan om te zien of er nog niet meer ongerief zat.


Het mooiste ogenblik van de jungledagen was kort voor zonsondergang, wanneer er een merkwaardige stilte viel in het oerwoud. Even hield de natuur haar adem in. Daarna barstten de nachtkrekels en de kwatta-apen los. Het zal tegen dat ogenblik zijn dat de foto is genomen, toen ik op mijn gemakje in mijn hangmat een sigaartje rookte, met buiten beeld een djogo, een literfles Parbobier, onder handbereik. De natuur is mooi, maar je moet er natuurlijk wel wat te roken en te drinken bij hebben.

Geen opmerkingen: