dinsdag, maart 22, 2011

Dichterskring

Gisteravond waren we bijeen met de Dordtse dichterskring. Op het Nieuwkerksplein. Daarom hadden we afgesproken om over het thema 'kerk' te dichten. In deze geseculariseerde tijd niet het inspirerendste onderwerp. Ik kwam niet verder dan het opgraven van een vers uit 1986. Misschien niet mijn briljantste gedicht, maar een waarvan ik vind dat het nog steeds 'staat,' dat ik er nog altijd mee voor de dag kan komen:



Remonstrantse kerk Dordrecht


Wij woonden bij de kerk.

Ik zag er als kind mysterieuze gewelven,

achter orgelpijpen een geheime hemeldeur.

De torenkamer – uiteraard – een

spookhol, nu verschrompeld

tot een bergplaats voor oud hout.


De toren zelf vol dode vliegen.

Boven de trans, vanwaar wij

argeloze krantenjongens

bekogelden met kiezels.

's Zomers koelte en straatgeluiden

gedempt door muren van solide steen.

Kleurrijke ramen filterden plechtig licht.


Op zondagen wekte ons het orgelspel

dat opriep tot geloof.


Voor even verdween daarmee mijn luchtkasteel.



©Kees Klok

Dordrecht, 1986

maandag, maart 21, 2011

Boekenweek (nog even)


Omdat het in meer moralistische literaire kring taboe schijnt te zijn en men er minachtend fronsend op neerkijkt, aan het einde van deze Boekenweek nog maar eens even wat reclame maken voor mijn eigen prachtboeken (dank u meneer Reve) en de postume dichtbundel van Stella.




















Idioten ontloop je nergens. Kroniek/literair-dagboek.
Liverse ISBN 978 90 76982 75 5. Euro 14.=






















En vooral: de gordijnen dicht. Kroniek/literair-dagboek. Liverse ISBN 978 90 76982 47 2.
Euro 14.=






















IJzeren logica. Verhalen. Liverse ISBN 978 90 76982 50 2.
Euro 14.=





















John Burnside, Het bal in de inrichting. Gedichten. vertaling Kees Klok. Liverse
ISBN 978 90 76982 79 3. Tweetalige uitgave.
Euro 12.=






















Het is al laat. Gedichten. Liverse ISBN 978 90 76982 59 5
Euro 12.=




















Stella Timonidou, Eindeloze nachten. Gedichten.
Nawoord met biografische schets: Kees Klok.
Liverse ISBN 978 90 76982 65 6.
Euro 12.=







Verkrijgbaar bij de betere boekhandel en via www.liverse.nl.


donderdag, maart 10, 2011

Achterlijk, vierderangs en provinciaal


Ik zie hem nog glunderend een paar jaar geleden op het podium zitten bij de uitreiking van de eerste Academica Debutantenprijs. De Dordtse wethouder van cultuur. Hij glom van trots en deed het bijna voorkomen dat het respectabele bedrag dat sponsor Academica voor de prijs had uitgetrokken, eigenlijk het werk van de gemeente, in zonderheid de wethouder zelve was. Dat de gemeentelijke bijdrage bij die van Academica in het niet viel, scheen hem niet te deren. Dat de gemeente die prijs, een initiatief van de stichting Perspektief van wijlen Joop van Halen, een aantal jaren zelf had bekostigd, tegen een gering bedrag, was mooi. Zeker uit publicitair oogpunt. Het wekte de schijn dat de gemeente werkelijk iets gaf om literatuur en het zorgde voor veel goedkope reclame voor de stad.


In het eerste decennium van deze eeuw heb ik zelf ook even gedacht dat de gemeente Dordrecht zou breken met zijn traditionele politiek van verwaarlozing en achterstelling van de letteren in de stad. Er was een stadsdichter, die heel behoorlijk werd beloond voor zijn activiteiten, het schrijven van de biografie van de gebroeders de Witt werd door de gemeente mogelijk gemaakt, er was wat subsidie voor de stichting Perspektief, die daarmee heel aardige initiatieven ontplooide, er was een Dordtse Dag van de Poëzie (al weet ik niet of daaraan ook werd bijgedragen) en er was het Bead de Poetry-festival. Er was ook de Dordtse Dichterskring, maar die betaalde zijn eigen drank. Dat doet hij trouwens nog. De bedragen die werden uitgetrokken voor de letteren vielen nog wel wat in het niet vergeleken bij wat er in beeldende kunst en sport werd gestoken (sectoren die ik dat zeker niet misgun, maar dit terzijde), maar het verschil was minder schrijnend dan in voorgaande decennia.


Bij het aantreden van de nieuwe gemeenteraad, vorig jaar, begon ik mij enige zorgen te maken. De trotse wethouder van cultuur werd in de oppositie gedwongen en van de raadsleden vraag ik mij af, als ik zo eens hoor wat er omgaat, of ze echt wel allemaal kunnen lezen en schrijven. Zijn de Dordtse letteren bij dat gezelschap wel in goede handen? Ik betwijfelde het en werd steeds bezorgder naarmate onder de noemer van 'noodzakelijke' of 'onvermijdelijke' bezuinigingen weer een waardevol onderdeel van de Dordtse cultuur werd afgeschaft, met als klap op de vuurpijl de sluiting van het CBK, een cultureel baken met een grote, landelijke uitstraling dat binnenkort achteloos terzijde wordt geschoven. Zonder enig oog voor de funeste gevolgen, niet alleen voor de naam van Dordrecht en voor tal van kunstzinnige projecten, maar ook voor het Dordtse kunstonderwijs, waarin het CBK een cruciale rol speelt.


Vanmorgen las ik een klein bericht in De Dordtenaar dat meldde dat de gemeente geen subsidie meer geeft aan de Academica Literatuurprijs, zoals de Debutantenprijs tegenwoordig heet. Ook de stichting Perspektief verliest haar subsidie en moet uit het pand in het Steegoversloot vertrekken. Wat ik vreesde gebeurt: de afbraak van het letterenbeleid is begonnen en ik geef je op een briefje dat na de ambtstermijn van de Marieke van Leeuwen, de huidige stadsdichter, de functie wordt afgeschaft. Marieke kwijt zich met verve van haar taak, maar doet het al wel voor een kwart van wat Jan Eijkelboom ervoor kreeg en ik vrees dat men op het Stadskantoor nu al zint op een smoes om er over drie jaar vanaf te kunnen. Wellicht betreedt de gemeente nog de weg naar Damascus en volgt een opzienbarende bekering, maar ik vrees dat dat iets te veel is gevraagd. We zullen het niet van de gemeente moeten hebben, ben ik bang, om te voorkomen dat Dordrecht op cultureel en in het bijzonder op literair gebied weer een even achterlijk, vierderangs, provinciaal gat wordt als in de jaren vijftig van de vorige eeuw.

zondag, maart 06, 2011

Marianne


Ergens schrijft Kees Buddingh' dat hij als jongen altijd rabiaat achter de meisjes aanzat. 'Meisjes, pure poëzie,' concludeert hij. Ik ben het nog steeds met hem eens, ook al ben ik al vele jaren 'een vieze, oude man van boven de dertig,' om Gerard Reve te citeren. Ik geloof niet dat ik als jongen rabiaat achter de meisjes aanzat, daar was ik te verlegen voor, maar ik had het altijd wel van een of ander meisje te pakken. Meestal bleef het bij staren uit de verte en hopen dat de school in brand zou vliegen, zodat ik als held dat meisje zou redden, waarna eeuwige trouw enzovoorts waren gegarandeerd. Zo wisselden de bewonderde meisjes elkaar af, zonder dat ze ook maar het geringste vermoeden hadden hoe hevig zij mijn hart beroerden.


De foto is een uitsnede van de groepsfoto van de eindexamenklassen uit 1968 van Mulo-Groenedijk. De brave jongen links met het Deelderachtige plakhaar ben ik, rechts achter mij, ik weet nog dat ze met haar hand op mijn schouder leunde toen de foto werd gemaakt, zit Marianne. Op Marianne was ik in die tijd zeer verliefd. Zij was de aanleiding voor mijn eerste dichtbundel, die ik dat jaar tijdens de Kerstdagen schreef. Het ene wanhopig verlangende liefdesgedicht na het andere. Die gedichten zijn later goddank verloren gegaan, want ze zijn van het genre van dertien in een dozijn, van dat gelamenteer dat ik als poëzieredacteur bij uitgeverij Liverse met kilo's door de papierversnipperaar draai. Ik heb ze haar nooit durven sturen. We deden eindexamen en daarna verdween ze heel lang uit mijn leven, hoewel de verliefdheid nooit helemaal is gesleten.


Veel later zag ik haar terug op een reünie van de middelbare school. Dat gaf een schokje. Ze was nog even bloedstollend mooi als in 1968 en zachtjes bloeide mijn verliefdheid op. Niet meer verlegen raakte ik snel met haar aan de praat. 'Ik vond jou vroeger wel erg leuk,' zei ze, 'en interessant, zoals jij altijd met de schoolkrant bezig was en met dat bandje. Maar jullie waren zo arrogant, jullie spraken niet eens met ons.' Haar bijna even mooie vriendin Sonja, ook op de reünie, knikte bevestigend, maar ja, we waren achtentwintig jaar verder. We waren allebei heel gelukkig getrouwd en bovendien door de breedte van Nederland gescheiden. Wel onderhielden we sindsdien sporadisch contact, een kaartje met Nieuwjaar, later nu en dan een e-mail. De laatste jaren beantwoordde ze geen e-mails meer. Ze had het misschien druk, dacht ik, kleinkinderen, ander werk, wie weet? Gisteren hoorde ik bij toeval dat ze in januari 2005 is overleden. Veel te jong is ze definitief een dierbare herinnering geworden. Een gedachte waar ik wat melancholisch van word.