dinsdag, september 27, 2011

Literair dagboek


Bij Uitgeverij Liverse verschenen mijn kronieken, liever: literaire dagboeken En vooral: de gordijnen dicht (2008) en Idioten ontloop je nergens (2010). Deel drie is in wording en zal, als alles loopt zoals bedoeld, eind 2012 of begin 2013 verschijnen. Uit dit deel zijn reeds Literair dagboek: Schotland en Literair dagboek: Griekenland op dit weblog gepubliceerd. Onder de titel Literair dagboek zal ik nu en dan een fragment uit het komende boek opnemen.



Maandag, 15 januari 2007:

Gisteren zouden we naar de film Zwartboek gaan, die op het ogenblik in de Synode draait. Speciaal vroeger gegeten en daarna monter naar het Willem Kesplantsoen gewandeld. De voorstelling bleek uitverkocht. Dat is ons in Dordrecht nog nooit overkomen. We konden voor vanavond reserveren, maar na een veel te lange lesdag ga ik niet meer naar een bioscoop. Dan zit ik toch maar te knikkebollen. We zien die film nog weleens op video.


Dinsdag, 16 januari:

Ik ben uitgenodigd op drie maart te lezen op de Dordtse Dag van de Poëzie. De details krijg ik nog te horen. Een mooi initiatief. Ik vraag mij alleen af of het lang zal voortleven. De belangstelling voor poëzie lijkt me nog geringer dan elders. Ik moet denken aan de literaire avonden van Bobby Kinghe in de jaren zeventig en aan de schrijversinterviews door Cees Groesbeek in de jaren tachtig. Twee decennia later kun je Dordrecht, ondanks de goede wil van een paar enkelingen, nog steeds geen cultuurstad noemen.


Vanmorgen weer begonnen met mijn lessen Nieuwgrieks. Stella is een geweldige lerares, maar ik blijf het moeilijk vinden om grip te krijgen op die prachtige taal, die even rijk als chaotisch en onlogisch is. Daarbij vergeleken is het Nederlands een toonbeeld van eenvoud, terwijl je je er toch ook voortreffelijk in kunt uitdrukken.


Donderdag, 18 januari:

Gisteravond na het journaal voor de buis blijven hangen. Zag Bernlef bij Pauw & Witteman, over zijn nieuwste boek. Ik vind dat hij steeds meer op Fred Flintstone gaat lijken. Stella vindt dat hij lijkt op een paardenslager.


Het regent verschrikkelijk, de wind trekt aan tot zware storm. Hoewel de zon al een half uur op moet zijn, is het buiten nog aardedonker. In de VS heerst een koudegolf. Daar houden we ook niet van, maar het is beter dan dit zelfmoordweer. We kregen antwoord op onze nieuwjaarswens aan Ed Griffin, een van de hoogleraren die in 1987 het seminar organiseerde waarop ik Stella heb leren kennen. Hij doceert nog steeds aan de University of Minnesota, al is hij achter in de zestig, maar nog slechts voor de helft van de tijd. Die andere helft krijgt hij niet betaald, zoals ze in de VS ook de vakantieweken niet doorbetalen. Geweldig systeem, het is de kant die de VVD ook op wil. Eer het zo ver is hoop ik aan de andere kant van Europa te wonen.


De storm herinnert aan die orkaan, begin jaren '90, waardoor de schutting tussen ons en de rechter buren omwoei. De nieuwe schutting heeft het ook zwaar. Het is nog maar de vraag of hij het houdt. Er is een kap van een schoorsteen gewaaid en op het achterbalkon terechtgekomen. Volgens de voorspellingen gaat het zo nog een uur of twaalf door. De politie adviseert dringend om binnen te blijven. Echt gevaar of moderne schijterigheid? Niet dat ik aanvechting heb om een ommetje te maken, maar soms worden risico's wel erg opgeblazen. Niet door de postbode, die kwam gewoon langs. Een pakje uit Engeland, met Our Mutual Friend van Dickens en Shadow of the Silk Road van Colin Thubron.


Zojuist op de radio een melding dat er drie mensen zijn omgekomen door omvallende bomen. Toen ik terugkwam van school niet door de boomrijke Crayensteinstraat gereden. Je wordt toch beïnvloed door de groeiende paniek in de ether. Lijkt nu misschien ook wel enigszins terecht. De bruggen bij de Moerdijk, over de Haringvlietsluizen en bij Gorcum zijn afgesloten. Dat komt zelden voor. Ook is zojuist tot nader order het hele treinverkeer stilgelegd. De barometer begint langzaam op te lopen, maar daar is buiten nog niet veel van te merken. Ik ga een poosje de Zijderoute langs. Thubron is goed gezelschap. Stella is hard aan het vertalen. Ik bewonder haar werklust en doorzettingsvermogen.


Zondag, 21 januari:

Nog steeds veel wind. De stormschade lijkt beperkt, maar we moeten wel iets aan de schutting doen. Hij hangt erbij als de lamme vleugel van een gewonde gans. De storm heeft uiteindelijk zes levens gekost, allemaal in het verkeer. De politie heeft achteraf dus wel terecht gewaarschuwd. Han heeft een boom op zijn huis gekregen, maar door tegenstand van de wortels werd hij heel geleidelijk neergedrukt en is er nauwelijks schade.


Gistermorgen eindelijk weer eens een gedicht geschreven (Greonterp). De vertaling van het verhaal van Revathy Gopal gereviseerd en het grootse deel van de dag bezig geweest met het ontruimen van ma's appartement. We hebben tot eind februari de tijd, maar er is een lange wachtlijst in het Stadswiel, dus we willen het zo snel mogelijk leeg hebben. Paul en Jolanda, waar de meeste meubels naartoe gaan, konden via een kennis een goedkope bus huren, maar dat was zo'n klein model dat ze vier keer op en neer moesten naar Den Haag in plaats van twee keer. Weg voordeel.


dinsdag, september 20, 2011

Vroeg opstaan


Vandaag precies een week geleden moest ik om half zeven opstaan, omdat een uur later het gasbedrijf een nieuwe aansluiting kwam aanbrengen. Stipt op tijd stonden de heren voor de deur, twee uur later was de kuil voor het huis weer keurig dicht en als alles is aangebracht zoals het hoort (ik kan dat niet controleren, dus moet het maar geloven), is mijn woning nu een stuk beter tegen gasexplosies beveiligd dan voorheen. Bovendien lag de dag nog grotendeels voor mij. Mooie kans om eens flink aan deel drie van mijn literair dagboek te werken. Nadat ik die had gegrepen fietste ik 's avonds naar Visser om bij De Willige Dame te gaan schaken. Ik verloor in een mooie partij van Koos van Dalen. Een wederzijdse matdreiging, dan moet je je niet in een tempo verrekenen. Dat deed ik wel, dus won Koos, wat ik nog even heel gezellig ben gaan vieren in café 't Vlak, waar ik ondermeer collega Peter M. van der Linden trof, die mij strikte om donderdagavond poëzie te komen lezen in café Merz.


Dat werd een lange donderdag, omdat ik in de loop van woensdag, ik was wederom ijverig bezig met het literair dagboek, werd gebeld door de NOS. Of ik in de ochtenduitzending van het Radio 1 journaal het een en ander wilde zeggen over de Griekse crisis. Dat wilde ik wel, maar die uitzending begon om kwart voor zeven. Om half zeven zou zich een verslaggever melden. Dat betekende dus om half zes opstaan. Ach, waarom niet? Doorgaans ben ik een matineus type en je kunt 's avonds altijd een beetje voorslapen bij Pauw & Witteman, want als Maarten van Rossem niet in de uitzending is, hoor je er nogal eens slaapverwekkend gebabbel. Woensdagavond moest ik wel even wakker blijven, want toen was er een collega van de UvA om over Griekenland te praten. Ze kwam jammer genoeg heel erg niet uit de verf en liet zich volkomen afbluffen door Pauw. Later mailde ze mij dat hij heel andere vragen stelde dan in de voorbespreking. Ja, dat kan, maar dan moet je niet onschuldig glimlachen, dan stuur je zo iemand terug in het hok, zoals je dat ook doet met bluffende studentjes. Ze had wel de pech naast Heleen van Rooijen te zitten, die overal tussendoor zat te kakelen en te kirren, daar zou ik ook het lazarus van hebben gekregen.


Donderdag om half zeven stond Marc-Robin Visscher voor de deur, een verslaggever die ik vaak beluister op Radio 1 en die opvalt doordat hij de hysterisch aandoende, jachtige toon mist waarop veel van zijn collega's de actualiteit de ether in hijgen. Een vriendelijke, beheerste en vooral degelijk voorbereide journalist, waarmee het prettig werken was. Om acht uur meldde zich de Nederlandse Griek Nikos Kyrmos, die uit Tilburg kwam, waar hij studeert aan de School voor de Journalistiek. Moest eveneens vroeg op om op tijd in Dordrecht te zijn, al had hij geluk dat ik maar op vijf minuten lopen van het station woon. We hebben er naar mijn idee een prettig verlopende uitzending van gemaakt. Koffie genoeg, fit als een hoentje, geen malle vragen en dat alles aan de tafel in mijn eigen woonkamer, wat het iets vertrouwds gaf, alsof het dagelijks werk was. Om half tien was het voorbij en ben ik verder gaan zwoegen op het literair dagboek, als was er niets gebeurd. Dat was overigens moeilijk, want ik bewerkte een aantal passages die over de ziekte van Stella gingen.


's Middags wandelde ik op de gebruikelijke tijd naar Visser voor mijn vijfuurtje, waar ik ben blijven hangen tot het tijd was om naar Merz te gaan. Flink ingedronken voor het optreden, zeg maar. De sfeer zat er goed in, niet in het minst door de mooie muziek van Danny Kroonen. Ik kwam er bovendien een oud-leerlinge tegen die in de journalistiek heeft gezeten en is afgestudeerd in de geschiedenis. We raakten hevig aan de praat en de wijn. Dolgezellig, zodat ik geen idee heb hoe laat de taxi arriveerde om mij af te voeren.


Op vrijdag heb ik iets minder aan het literair dagboek gewerkt dan de bedoeling was, maar 's avonds had ik een aangenaam etentje met familie, rijkelijk bevloeid met rode wijn. Daardoor was het nog even moeilijk tijdig op te staan om 's morgens vanaf half negen een bardienstje bij DFC te doen, maar ach, daar was het weer als vanouds gezellig en ook daar kom je altijd aardige oud-leerlingen tegen. De wedstrijd, later op de dag, van het eerste tegen Ameide was behoorlijk spannend. DFC kwam onverdiend achter te staan en maakte pas ver in de tweede helft de gelijkmaker. Een teleurstellende uitslag want DFC was technisch stukken beter dan de hak- en beukploeg uit de Alblasserwaard, maar een mens kan niet alles hebben. We hebben 's avonds de verjaardag van voorzitter Ger Hüsen er niet minder enthousiast om gevierd.


Op zondag heb ik, op het lezen van de krant en een boek na, helemaal niets gedaan. Tot het tijd was voor Visser, natuurlijk. Daar zijn we heerlijk nostalgisch weggedroomd bij een CD van Cuby and the Blizzards. 'De goeie ouwe tijd,' zei ik tegen een oud-leerling die naast me aan de bar stond. 'Ja,' antwoordde hij, 'daar had je het vroeger ook altijd al over.'


Links:

http://weblogs.nos.nl/radio1journaal/2011/09/15/nederland-griekenland/

http://www.dfc-dordrecht.nl/


zaterdag, september 10, 2011

Gevoelige snaar



Van mij moeten de kijkcijfers het niet hebben, ik kijk, behalve het journaal, maar weinig televisie. Nu en dan wil een politieserie, The Midsummer Murders of A Touch of Frost mij weleens verleiden tot een uurtje voor de buis, maar meestal blijft het daarbij. Gisteravond mocht ik weer eens genieten van Jack Frost, een man wiens humor en taalgebruik sterk lijkt op dat van mijn Engelse neef Brian, evenals ik historicus, maar dit terzijde. Daarna zat ik nog even te zappen en kwam daardoor terecht bij de laatste aflevering van het seizoen van Knevel & van den Brink, het godvrezend duo dat in het zomerseizoen Pauw & Witteman vervangt. Daar zat Maarten van Rossem, uiteraard vanwege 9/11, en ik viel midden in een aanstekelijk betoog van Annemarie Gualthérie van Weezel, een vrouw waarop ik gemakkelijk verliefd zou kunnen worden, over haar boek De smaak van de macht. Dat handelt over de diepere gevoelens van een serie naoorlogse premiers. Ik dacht: laat ik nog maar een cognacje inschenken en even blijven kijken. Die moeite werd beloond. Ik was weliswaar te laat om het betoog van mijn oude leermeester Van Rossem aan te horen en te moe om daarvoor naar de herhaling van de uitzending te kijken, na het laatste journaal, maar na de aantrekkelijke Annemarie kwam voormalig doelverdediger Hans van Breukelen aan het woord. Ook al over een net uitgebracht boek, Winnen; van talent naar topspeler. Dat boek, vertelde hij, was vooral geïnspireerd door zijn twee jaar geleden aan kanker overleden vrouw.


De manier waarop hij over haar sprak, raakte bij mij een gevoelige snaar, omdat het zo herkenbaar was. 'De kinderen en ik leven zoveel mogelijk door op de manier waarop zij dat zou willen,' vertelde hij, en dat is precies wat ik probeer sinds het overlijden van Stella. Dat is alweer bijna vier jaar geleden, maar vrijwel alles is in huis nog onveranderd. Ik heb een paar bloesjes en rokken van haar weggegeven aan haar nichtje Vaso en aan mijn nicht Karin, maar de rest van haar kleren hangt nog precies zo in de kasten als zij ze heeft opgehangen. Haar winterjas hangt nog steeds aan de kapstok, haar schoenen staan nog steeds op haar te wachten in kast, zelfs al haar toiletspullen staan nog onaangeraakt in haar deel van de badkamerkast. Als ik televisie kijk of in de woonkamer zit te lezen, zit ik altijd op de tweezitsbank, nooit op de driezits, waar Stella meestal comfortabel lag te kijken of te lezen. Het kussen waartegen zij leunde leg ik dan automatisch voor haar neer. Ik bak nog steeds brood volgens haar recept en probeer het huishouden zoveel mogelijk op dezelfde manier te bestieren zoals zij dat deed. Ik kan het haar natuurlijk niet meer vragen, maar als ik vertaal, een artikel schrijf of een gedicht, is mijn eerste gedachte: wat zou Stella ervan vinden? En als ik een keertje te lang ben doorgezakt bij Visser of bij de Dordtse dichterskring verwacht ik dat ze mij de volgende ochtend mild beknort, om dan 's avonds tegen een uur of vijf te zeggen: 'heb je geen trek in een biertje?'


Zoals Van Breukelen nog steeds wordt geïnspireerd door zijn overleden vrouw, zo is Stella nog steeds de drijvende kracht achter mij en ik voel me daar buitengewoon prettig bij. Natuurlijk, het is voor een deel zelfbedrog. Dood is dood en kom mij niet aan met flauwekul over het hiernamaals. Dat is misschien wel de ultieme vorm van zelfbedrog. Ze zal nooit meer die winterjas aantrekken, een paar schoenen uit de kast halen, fantastisch Grieks koken of een mooi gedicht schrijven. Ik zal haar nooit meer boos horen worden als de een of andere beterwetende Hollander iets doms roept over allochtonen of over Griekenland, maar gelukkig staan er twee prachtige boeken in mijn kast. Haar dichtbundel (Eindeloze nachten) in het Nederlands en in het Grieks. Daardoor spreekt ze nog dagelijks tot me en dat is geen zelfbedrog. Dat is inspirerend en troostend. 'Het gaat goed met me,' antwoordde Van Breukelen op een vraag van Knevel. Met mij ook, dankzij Stella en ondanks dat ik haar nog steeds ongelofelijk mis.