vrijdag, februari 24, 2012

Hoop







De winter lijkt op zijn eind te lopen. Het is een druilerige morgen met lichte nevelslierten over de spoorbaan, nauwelijks wind en een hoge vochtigheidsgraad – het gebruikelijke, Nederlandse kelderweer, maar de temperatuur loopt langzaam op en haalt na de middag misschien wel de dubbele cijfers. Toch voer ik 's morgens de vogels nog bij, nog even, tot de winter werkelijk achter ons ligt. Iedere ochtend op ongeveer hetzelfde tijdstip. Die vogels weten dat. Toen de winter op zijn strengst was en zij nauwelijks voedsel konden vinden, was een lichte beweging van het gordijn voor de keukendeur al voldoende om de meeuwen, die zichzelf schreeuwend altijd als eerste bedienden, boven het schuurdak te doen cirkelen. Nu de vaarten en plassen weer open zijn, lijken ze minder gretig. Ze komen nog wel langs, maar niet meer vanaf het eerste ogenblik dat het voer is uitgestrooid. Eerst zijn het nu de eksters, door ons schettervogels genoemd, en de kraaien. Ruziezoekers, die elkaar niets gunnen. Omdat de kraaien vandaag in de meerderheid zijn, trekken ze aan het langste eind. Na even strijkt dan een vlucht luidruchtige meeuwen op het schuurdak neer, waarvoor de kraaien schichtig wijken. Ze lijken snel verzadigd, vliegen op en verdwijnen, waarna een groepje mussen zich te goed komt doen aan de restjes. Even worden ze verjaagd door een ekster, maar die heeft al snel genoeg en laat de mussen daarna hun gang gaan. Mussen. Er wordt gezegd dat ze zeldzaam aan het worden zijn. Ik zie ze graag. Mussen horen in mijn tuin. Evenals de perenboom, de vervallen schuur, de slecht geschoren haag, de kruidenhoek en de tuinkabouter. Vooral die mussen en de kabouter, die als een kleine god waakt over mijn paradijsje in verval. Ik heb het ooit geprobeerd met een beeld van een of andere exotische, Indiase god, maar die kon niet wennen tussen het slijk, het zevenblad, de rupsen en de naar wormen scharrelende merels.




Zou mijn tuinkabouter werkelijk een godje zijn, dan was hij er een met een mild en vriendelijk karakter. Dat kun je zien aan zijn verschoten tuinbroek en zijn pijp. De god van de christenen, die we iets groter van gestalte moeten schatten, denk ik, is van een geheel ander kaliber. Dat is geen tuingod, maar een woestijnfenomeen. Een god van zandstormen, van verzengende dagen en ijskoude nachten. Een god van bloeddorst en wraakzucht. Straffen tot in het zevende geslacht, zo'n type. Iemand vergeleken waarbij staatssecretaris Fred Teeven een zachtmoedig knuffelbeertje is. Ik moest aan die god, bezuiden de grote rivieren om onbegrijpelijke redenen ook wel uitgemaakt voor Onze-Lieve-Heer, denken toen ik vanmorgen wakker werd, gewoontegetrouw de knop van de radio omdraaide en bruut geconfronteerd werd met een groepje Amerikanen dat te hoop liep tegen de hoge benzineprijzen. Wat zij dan hoge prijzen vinden, want vergeleken met de onze zijn ze nog steeds beschamend laag. Met grote stelligheid beweerden zij dat veel bidden nog het enige middel was om die prijzen omlaag te krijgen. Ik geef toe, het was even schrikken. Ik wist al dat er in de Verenigde Staten naar schatting zo'n dertig miljoen geestelijk gestoorden vrij rondlopen, die ervan overtuigd zijn dat binnenkort de wereld vergaat en dat wij leven in wat in hun ziektebeeld 'de eindtijd' heet, maar dat er ook een variant is die meent dat bidden de benzineprijzen beïnvloedt is nieuw voor mij. Lachwekkend als het niet zo triest was en natuurlijk zou de Nederlandse radio de Nederlandse radio niet zijn, als er niet serieus op deze verdwazing werd ingegaan.




Ik ben een thuiswerker en luister daarom veel naar de radio. Je hoeft er niet naar te kijken, zoals naar de televisie, en je kunt van alles doen met het geluid op de achtergrond. Doorgaans is de radio, waar het gaat om nieuws en achtergronden, iets minder vluchtig dan de buis, iets minder op snelle effecten gericht en tref je er iets meer diepgang dan in de gewilde babbelprogramma's op t.v. Ik ben wel een mannetje van de radio. Misschien ook omdat ik er nu en dan zelf aan meewerk, als het Radio 1-journaal, Met het oog op morgen of BNR-nieuwsradio commentaar willen op de toestanden in het geplaagde Griekenland. Zo'n presentator wil wel altijd weten 'hoe het afloopt' of 'hoe het verder gaat,' iets wat je een historicus eigenlijk niet moet vragen, want die heeft als het goed is nu juist het verleden bestudeerd. De toekomst is sowieso niet te voorspellen, maar je kunt wel vanuit het verleden allerlei dingen duiden en veronderstellen en daarom denkt men dat een geschiedwetenschapper bij uitstek is toegerust tot koffiedik kijken. Ik laat dat maar zo. In ieder geval geeft zo'n commentaar soms gelegenheid al te rabiate vooroordelen en de waan van de dag enigszins te relativeren, iets wat in onze hysterische tijden geen overbodige luxe is. Het verbaast mij dat wat ik zeg in de meeste gevallen later nog uitkomt ook, een gegeven dat mij het allerergste doet vrezen voor Griekenland en mijn familie en vrienden daar. Misschien zou het helpen als ik bij mijn volgende verblijf in Thessaloniki mijn tuinkabouter meeneem en op het balkon zet, maar daar heeft dat arme tuingodje slechts een cactus om over te waken. Van die andere god hebben ze aan de rafelrand van Europa weinig te verwachten, vrees ik, want die laat zijn grondpersoneel, crisis of geen crisis, nog steeds door de armlastige, schier failliete staat betalen. Mussen zijn er echter nog te over. Dat geeft hoop.




zaterdag, februari 18, 2012

Literair dagboek 1992 (5)


Zaterdag, 25 januari:

Düsseldorf

In Vrij Nederland een stuk over Marcus Bakker, waarnaar ze een zaal in het Kamergebouw willen noemen: de democratie eert de stalinist, de wolf in schaapskleren. Er staat een foto bij van Ina Brouwer, de mooie meid van de CPN. Ik heb nooit veel met die mensen op gehad, maar met Ina had ik wel een keertje naar bed gewild.


Gisteren kwam er een brief van professor Kostas G. Geadresseerd aan 'Dr. C.A. Klok.' De Nederlandse doctorandustitel zorgt in het buitenland voor aangename misverstanden.


Zondag, 26 januari:

Düsseldorf

Toen we vanmorgen naar de Griekse uitzending op de Duitse t.v. keken, kreeg Stella ineens last van heimwee. Geen wonder. De hele week zit ze hier min of meer in een ivoren toren. Ze kent maar weinig mensen, ze is geen uitgaanstype en Düsseldorf is ook niet het toonbeeld van een gezellige stad. Ze wil echter persé de detachering van vijf jaar hier volmaken. Ik ben bang dat ze er misschien wel een eventuele baan in Nederland voor zal laten schieten. Dinsdag zie ik de heer G. in Den Haag. Ik zal hem vragen tot wie Stella zich kan wenden om een overplaatsing naar buitenlandse zaken te krijgen. Ik wil alleen informatie, om gunsten bedelen we niet, want ik wil niet met die man in een voor-wat-hoort-wat-situatie geraken.


Twee dagen mist. Ik heb Stella op het hart gedrukt om met dit weer altijd de trein te nemen. Storm en regen zijn tot daar aan toe, maar met mist rijden is veel te gevaarlijk.


0.05u. Dordrecht

De trein was maar vijf minuten te laat. De reis verliep rustig. Toch voelde ik mij vanaf Eindhoven slap en flauw. Er is een brief van Thijs W. gekomen, waarin hij zich kwaad maakt op de kortzichtige middenstand, die de halve stad wil slopen om de autogekken op de stoep van hun lelijke winkels te krijgen. Ik hoop dat mijn brief over de ontsluitingsplannen van de gemeente De Dordtenaar haalt. Dat zal hem goed doen. Nog even in het NRC-Handelsblad van gisteren gekeken, maar mijn Macedonië-brief staat er niet in. Wel een malle brief van iemand over de open gordijnen van de Nederlanders. Uiteraard van veel groter belang dan een dreigend nieuw conflict op de Balkan.


Dinsdag, 28 januari:

Vanmiddag bij het persbureau van de Griekse ambassade op bezoek geweest. U. U., die zijn kamer naast G. heeft, vroeg of ik mijn artikel voor Lychnari wat kan uitbreiden, omdat de redactie er het hoofdartikel van wil maken. Het wordt een themanummer over de buitenlandse betrekkingen van Griekenland. Waarschijnlijk het juninummer. Met zijn drieën gegeten in een alleraardigst restaurantje aan de Dennenweg. Ik heb geprobeerd de heer G. uit te horen over een mogelijke overplaatsing van Stella. Hij adviseert om de zaak persoonlijk aanhangig te maken in Athene. Dat hadden we zelf ook al bedacht. Gesproken over het schrijven van een of meerdere artikelen over de historische achtergronden van de Macedonische Kwestie.


De Dordtenaar heeft mijn brief tegen de Dordtse Ondernemers Vereniging vanmorgen in zijn geheel geplaatst, met maar één zetfoutje. Algemene waardering ervoor op school.


Kwam, op weg naar Den Haag, bij het station L. tegen, die volgende week 'nog eens rustig wil praten' over het boek voor Versluys. Ik denk dat hij ermee op wil houden. Van mij hoeft het ook niet meer zo, maar ja, ik zie wel steeds op termijn dat geld binnenkomen. Als het een succes wordt. Geld dat we over twaalf jaar in Griekenland weleens hard nodig zouden kunnen hebben.


Nog twee lakens strijken en dan naar bed. De prozaïsche kant van het dichtersleven.


Vrijdag, 31 januari:

Noordwijkerhout

(00.15u) Mij net op tijd van de bar losgerukt om niet dronken te worden. De eerste conferentiedag van de Fulbright alumni zit er alweer op. Met David Applefield van de Amerikaanse Universiteit in Parijs en Marko Otten van het hoofdbestuur van de VGN tot de slotsom gekomen dat de heer C. Howard Wilkins, de ambassadeur van de Verenigde Staten, in zijn rede vanmiddag uitsluitend oppervlakkige flauwekul stond te verkopen. Leuk gesprek gehad met Tilly de Groot, de altijd enthousiaste vertegenwoordigster van de USIS.


Acht uur ontbijt, maar ik was om kwart over zeven al op. Slecht geslapen. Kreeg gisteravond pijn in mijn rechterlies en voelde dat bij iedere beweging. Het is niet dik, er is niets te zien, dus het zal de koude wel zijn. Gisteren in de bus was het koud en de conferentiezaal was ook slecht verwarmd.


Zondag, 2 februari:

Een nuttig congres achter de rug. Interessante lezingen en nieuwe contacten. David Applefield wil in het Engels vertaald werk van mij voor zijn tijdschrift Frank. Een collega uit Maastricht gaat mij een Amerikaans jongerenblad sturen, waarin sommige van mijn leerlingen misschien kunnen publiceren. Kennis gemaakt met Hans Ulrich, die zo aardig was mij een lift naar het station van Leiden te geven. Minder pijn in mijn lies, maar ik voel het bij bepaalde bewegingen nog steeds. Op het station van Leiden kwam ik er achter dat ik mijn map met aantekeningen bij de bagagekluizen had laten liggen. Snel gebeld. Gelukkig was Tilly er nog. Ze zal hem opsturen.


Stella was gisteren al thuis uit Düsseldorf toen ik aankwam. 's Avonds naar de verjaardag geweest van Liesbeth Noorman. Altijd heel gezellig, maar het was er knap koud. Wij zijn warmte-mensen, maar de meeste Hollandse vrienden vinden het bij negentien graden al heet. Dan zitten wij nog te bibberen. Stella is vanmiddag vroeger vertrokken dan normaal, omdat er mist en ijzel is voorspeld. Om kwart voor zes belde ze, net voor donker thuis. Het is vervelend, zo vroeg afscheid nemen, maar veiligheid gaat voor alles. Goed trouwens dat de auto niet voor de deur staat, want FC Dordrecht speelt een thuiswedstrijd tegen Feyenoord en wij zitten bijna aan de route vanaf het station. Als het uit de hand loopt krijg je zo een zootje malloten over je auto heen.


Drukke week voor de boeg: een stuk voor Trouw over Macedonië, een aanzet voor het eerste hoofdstuk van de methode Versluys over de oude Grieken. Het Lychnari-artikel uitbreiden, een toets voor Havo-5 maken en de nieuwe lesplanning. Gelukkig beginnen mijn stagiaires morgen.

vrijdag, februari 10, 2012

Haat-liefde


Af en toe kijk ik nog weleens naar video's die Stella en ik in de jaren '90 maakten. Een kijkje in een andere, voorbije wereld. We zagen er anders uit dan nu, kleedden ons anders en werden omringd door mensen die inmiddels zijn overleden. Mijn ouders, te veel vrienden en Stella zelf, alweer meer dan vier jaar geleden.


Niet alleen mijn privé-wereld is sindsdien veranderd, dat geldt evenzeer voor Dordrecht. De stad waar ik ben geboren, waarin ik opgroeide en waarin ik het overgrote deel van mijn onderwijsjaren vocht tegen de Haagse bierkaai van zogenaamde onderwijsvernieuwing. In 90% van de gevallen betekende dat verslechtering, door onzinnig hobbyisme van wereldvreemde pedagogen, waanideeën van politici en als modernisering verpakte Haagse schraapzucht.


Dordrecht veranderde van gezicht. Hier en daar werden wonden in de stad geslagen, werden prachtige gebouwen neergehaald, waarvoor gruwelijke nieuwbouw in de plaats kwam, die je ogen decennia later nog bezeren. Daar tegenover staat dat de Spuihaven opnieuw werd uitgegraven, waardoor het historische centrum iets van zijn karakter terugkreeg, en dat een deel ervan werd behouden door restauratie. Het Dordtse havenkwartier is beeldschoon, als je maar wegblijft uit de buurt van de Riedijkshaven. Het Hof was een van de liefelijkste plekken van de stad tot iemand op het Stadskantoor bedacht dat de bomen er weg moesten. Het Vrieseplein was lang het sfeervolle plein van mijn jeugd (ik ben er 50 meter vandaan geboren, op de Vrieseweg) tot de overheid een inmiddels failliete en incapabele aannemer alle ruimte gaf, waardoor er nu een kippenvel veroorzakend gat ligt te gapen op de plek waar ooit het fraaie restaurant Le Miroir en de fietsenwinkel van Bellaart stonden.


Het Beverwijksplein werd met zijn mooie fontein in oude luister hersteld, maar de nabije 'entree' van Dordrecht is een claustrofobische mislukking. Ik kan zo doorgaan. Veel te lang zaten we in de verkeersellende door alle bouwactiviteiten bij het station, maar ik zie maar weinig verbetering vergeleken met de vroegere situatie en het vage onderscheid tussen trottoir en fietspad vraagt om ongelukken. Het is bovendien een schandelijke blamage dat we de brasserie van het station kwijt zijn, maar dat kan Dordrecht niet worden aangerekend. Tegenover de mooie beelden van Gerhard Lentink in de Vriesehaven staat dat idiote bollenmannetje ter hoogte van de patatboer op het Begijnhof. Het lijkt wel of Dordtse ambities zelden kunnen worden gerealiseerd zonder een zekere knulligheid en wansmaak. Een gelukkige uitzondering is het prachtig verbouwde Dordrechts Museum.


Lange tijd had ik een haat-liefde verhouding met Dordrecht. Nog steeds wel, om eerlijk te zijn, maar naarmate ik ouder werd, begon de balans om te slaan in de richting van liefde. Inmiddels roept de regering dat er moet worden bezuinigd, vanwege de economische crisis, hoewel die zich nog maar mondjesmaat doet voelen en de jaren '30 ons hebben geleerd dat bezuinigen alleen geen doeltreffend medicijn is. Dordrecht kan niet ontkomen aan bezuinigingen en als door een soort natuurlijke reflex wordt daarbij als eerste gekeken naar cultuur. Een sector die in Dordrecht traditioneel is onderbedeeld. Vooral de letteren. Nu langzamerhand duidelijk wordt wat de Dordtse bezuinigingen op cultuur gaan betekenen, ben ik er allerminste zeker van of die liefde niet snel gaat omslaan in haat.



maandag, februari 06, 2012

Literair dagboek 1992 (4)


Zondag, 12 januari:

Düsseldorf

Een prettige zondagmorgen doorgebracht met het schoolonderzoek van Havo-5: drie van de elf leerlingen hebben een voldoende. Wat een stelletje! Ik ga me niet eens meer afvragen waarom het zo slecht gaat. Ze zijn lui of dom of hebben problemen hier, problemen daar. Ik heb genoeg vergeefse energie in die club gestoken, nu geef ik het gewoon op.


Las gisteren het CS-gedicht in het NRC-Handelsblad van ene heer Dooddeheever en dacht: waarom stuur ik mijn gedicht over Johnny van Doorn niet op? De kans dat ze het plaatsen is gering, maar ik ga er toch nog eens tachtig cent aan wagen. Nu die vervelende meneer K.L. Poll is overleden, wordt er daar misschien toch een beetje anders tegen mijn werk aangekeken.


Toen ik dagboekcahier 27 afsloot, bedacht ik dat ik sinds mijn laatste inzending naar Maatstaf een volledig dictaatschrift heb gevuld met notities, terwijl ik nog steeds geen antwoord van de redactie heb ontvangen. Vrijdag aan Martin Ros gevraagd of hij me iets kon vertellen. 'Het zal nog in portefeuille zitten,' was zijn antwoord, 'ik zal uw naam noteren, want binnenkort hebben we weer vergadering.' Ik: 'Ach, ik heb een abonnement, dus ik zie het vanzelf wel een keer verschijnen.' Als ik zelf de moed er niet in houd, wie dan wel?


Maandag, 13 januari:

Vandaag heeft Roelof Clemens de boeken uit de nalatenschap van zijn vader, mijn oud-leraar Nederlands en geschiedenis op de Groenedijk, gebracht. Er zit veel moois bij, al heb ik nog niet alles kunnen uitzoeken. Heel veel Sartre, met als hoogtepunt de biografie door Annie Cohen-Solal. Ook alles van Den Doolaard en dat ga ik allemaal lezen. Een hand vol Carmiggelts. Er zit ook een letterkundige encyclopedie bij, maar die heb ik nog niet uitgepakt. Ik wist niet dat de oude heer Clemens zich zo diepgaand voor Sartre interesseerde.


Naar Rotterdam geweest voor een bijeenkomst inzake de oprichting van een plaatselijke afdeling van het Historisch Platform. In café De Unie, een ongezellig oord. Ik heb me beleefd buiten het bestuur gehouden. Ik wil incidenteel weleens wat doen en ik hoop op toekomstige opdrachten via het HP, maar in een bestuur, met alweer vergaderingen, daar heb ik geen tijd voor en daar voel ik niets voor. Als ik daaraan begin, kan ik de poëzie wel vergeten. Wat is Rotterdam toch een griezelige stad, vooral bij avond. Al die enge types bij het centraal station, de gruwelijke nieuwbouw, en altijd opgebroken stoepen en omheinde bouwputten. Amsterdam heeft een slechte naam, maar ik voel mij er een stuk prettiger dan in Rotterdam.


Dinsdag, 14 januari:

Gisteren belde de heer G., persattachee van de Griekse ambassade, met het verzoek of ik binnenkort naar Den Haag wil komen om de jongste publicaties over Griekenland en Macedonië te bespreken. Afgesproken voor volgende week donderdag, maar ik moet oppassen dat hij mij niet voor zijn karretje gaat spannen. Hij moet wel voor ons karretje, want het zou mooi zijn als hij Stella aan een baan bij de ambassade of het consulaat kon helpen. Als historicus moet ik uiteraard mijn zelfstandige oordeel houden en me niet als propagandist laten gebruiken.


Jan Eijkelboom gebeld. Op 29 mei presenteren we Bepaald geen feestgedruis, in café-Arina. Hij neemt het eerste exemplaar in ontvangst.


Het gedicht voor het CS gepost, maar het zal me verbazen als het wordt geplaatst.


Zondag, 19 januari:

Het gedicht is alweer teruggestuurd door het CS. 'Helaas vonden wij het niet goed genoeg.' Het is in ieder geval een eerlijk antwoord, al bracht het mij wat van mijn stuk. Het is een goed gedicht, maar smaken verschillen. Stella zei: 'Je moet ook 'nee' kunnen accepteren.'


Woensdag, 22 januari:

Er gebeuren af en toe onverklaarbare dingen in de badkamer. Een tijdje geleden lag er een dweil in de wasbak. Ik weet zeker dat ik hem er niet in heb gelegd, Stella was in Duitsland en mijn ouders zijn ook niet langs geweest. Maandagmorgen lag de douchekop in de badkuip, terwijl ik heel zeker weet dat ik die de avond tevoren zorgvuldig in de houder heb gedaan, omdat ik als de dood ben dat hij valt en het emaille beschadigt. Of is mijn zeker weten minder zeker dan ik weet?


Vanavond bijeenkomst over de 'geschiedenismethode Versluys.' Ik begin steeds meer te geloven dat het project gaat mislukken. M. blijft met bezwaren en tegenwerpingen komen en we zijn allemaal hopeloos achter op het schema. Als ik aan deel twee of drie denk, zie ik een groot, zwart gat. Net als met de scholenfusie.


Te vermoeid om verder te schrijven. De winterkou vreet energie. Even niet aan de donkere ochtend denken, wanneer ik weer door de vrieskou naar school moet.


Donderdag, 23 januari:

Dinsdag maakten we een uitstapje met een aantal collega's naar de Rembrandttentoonstelling in Amsterdam. Zoals ik al verwachtte was het te druk om alles fatsoenlijk en op je gemak te kunnen zien. Ik ben dan ook meer voor de gezelligheid meegegaan. Na afloop eerst wat gedronken in café De Jaren en daarna uitstekend gegeten bij Kantjil en de Tijger in de Spuistraat. Zulke tochtjes zouden we meer moeten maken. Ze lijken mij nuttiger dan al dat gebabbel voor de klas.