maandag, februari 06, 2012

Literair dagboek 1992 (4)


Zondag, 12 januari:

Düsseldorf

Een prettige zondagmorgen doorgebracht met het schoolonderzoek van Havo-5: drie van de elf leerlingen hebben een voldoende. Wat een stelletje! Ik ga me niet eens meer afvragen waarom het zo slecht gaat. Ze zijn lui of dom of hebben problemen hier, problemen daar. Ik heb genoeg vergeefse energie in die club gestoken, nu geef ik het gewoon op.


Las gisteren het CS-gedicht in het NRC-Handelsblad van ene heer Dooddeheever en dacht: waarom stuur ik mijn gedicht over Johnny van Doorn niet op? De kans dat ze het plaatsen is gering, maar ik ga er toch nog eens tachtig cent aan wagen. Nu die vervelende meneer K.L. Poll is overleden, wordt er daar misschien toch een beetje anders tegen mijn werk aangekeken.


Toen ik dagboekcahier 27 afsloot, bedacht ik dat ik sinds mijn laatste inzending naar Maatstaf een volledig dictaatschrift heb gevuld met notities, terwijl ik nog steeds geen antwoord van de redactie heb ontvangen. Vrijdag aan Martin Ros gevraagd of hij me iets kon vertellen. 'Het zal nog in portefeuille zitten,' was zijn antwoord, 'ik zal uw naam noteren, want binnenkort hebben we weer vergadering.' Ik: 'Ach, ik heb een abonnement, dus ik zie het vanzelf wel een keer verschijnen.' Als ik zelf de moed er niet in houd, wie dan wel?


Maandag, 13 januari:

Vandaag heeft Roelof Clemens de boeken uit de nalatenschap van zijn vader, mijn oud-leraar Nederlands en geschiedenis op de Groenedijk, gebracht. Er zit veel moois bij, al heb ik nog niet alles kunnen uitzoeken. Heel veel Sartre, met als hoogtepunt de biografie door Annie Cohen-Solal. Ook alles van Den Doolaard en dat ga ik allemaal lezen. Een hand vol Carmiggelts. Er zit ook een letterkundige encyclopedie bij, maar die heb ik nog niet uitgepakt. Ik wist niet dat de oude heer Clemens zich zo diepgaand voor Sartre interesseerde.


Naar Rotterdam geweest voor een bijeenkomst inzake de oprichting van een plaatselijke afdeling van het Historisch Platform. In café De Unie, een ongezellig oord. Ik heb me beleefd buiten het bestuur gehouden. Ik wil incidenteel weleens wat doen en ik hoop op toekomstige opdrachten via het HP, maar in een bestuur, met alweer vergaderingen, daar heb ik geen tijd voor en daar voel ik niets voor. Als ik daaraan begin, kan ik de poëzie wel vergeten. Wat is Rotterdam toch een griezelige stad, vooral bij avond. Al die enge types bij het centraal station, de gruwelijke nieuwbouw, en altijd opgebroken stoepen en omheinde bouwputten. Amsterdam heeft een slechte naam, maar ik voel mij er een stuk prettiger dan in Rotterdam.


Dinsdag, 14 januari:

Gisteren belde de heer G., persattachee van de Griekse ambassade, met het verzoek of ik binnenkort naar Den Haag wil komen om de jongste publicaties over Griekenland en Macedonië te bespreken. Afgesproken voor volgende week donderdag, maar ik moet oppassen dat hij mij niet voor zijn karretje gaat spannen. Hij moet wel voor ons karretje, want het zou mooi zijn als hij Stella aan een baan bij de ambassade of het consulaat kon helpen. Als historicus moet ik uiteraard mijn zelfstandige oordeel houden en me niet als propagandist laten gebruiken.


Jan Eijkelboom gebeld. Op 29 mei presenteren we Bepaald geen feestgedruis, in café-Arina. Hij neemt het eerste exemplaar in ontvangst.


Het gedicht voor het CS gepost, maar het zal me verbazen als het wordt geplaatst.


Zondag, 19 januari:

Het gedicht is alweer teruggestuurd door het CS. 'Helaas vonden wij het niet goed genoeg.' Het is in ieder geval een eerlijk antwoord, al bracht het mij wat van mijn stuk. Het is een goed gedicht, maar smaken verschillen. Stella zei: 'Je moet ook 'nee' kunnen accepteren.'


Woensdag, 22 januari:

Er gebeuren af en toe onverklaarbare dingen in de badkamer. Een tijdje geleden lag er een dweil in de wasbak. Ik weet zeker dat ik hem er niet in heb gelegd, Stella was in Duitsland en mijn ouders zijn ook niet langs geweest. Maandagmorgen lag de douchekop in de badkuip, terwijl ik heel zeker weet dat ik die de avond tevoren zorgvuldig in de houder heb gedaan, omdat ik als de dood ben dat hij valt en het emaille beschadigt. Of is mijn zeker weten minder zeker dan ik weet?


Vanavond bijeenkomst over de 'geschiedenismethode Versluys.' Ik begin steeds meer te geloven dat het project gaat mislukken. M. blijft met bezwaren en tegenwerpingen komen en we zijn allemaal hopeloos achter op het schema. Als ik aan deel twee of drie denk, zie ik een groot, zwart gat. Net als met de scholenfusie.


Te vermoeid om verder te schrijven. De winterkou vreet energie. Even niet aan de donkere ochtend denken, wanneer ik weer door de vrieskou naar school moet.


Donderdag, 23 januari:

Dinsdag maakten we een uitstapje met een aantal collega's naar de Rembrandttentoonstelling in Amsterdam. Zoals ik al verwachtte was het te druk om alles fatsoenlijk en op je gemak te kunnen zien. Ik ben dan ook meer voor de gezelligheid meegegaan. Na afloop eerst wat gedronken in café De Jaren en daarna uitstekend gegeten bij Kantjil en de Tijger in de Spuistraat. Zulke tochtjes zouden we meer moeten maken. Ze lijken mij nuttiger dan al dat gebabbel voor de klas.


Geen opmerkingen: