maandag, juni 11, 2012

Fanmail


In de zomer van 1970 logeerde ik bij familie in Newton-le-Willows, in het Engelse graafschap Lancashire. Een vriend van mijn oom zat bij de plaatselijke rotary en vroeg mij om tijdens een lunch te komen uitleggen hoe het Nederlandse parlementaire systeem nu eigenlijk werkte. Ik had mij ingeschreven voor de studie Engels M.O. aan de Rotterdamse Nutsacademie, een studie waar uiteindelijk weinig van terecht zou komen, maar dat is een ander verhaal. Die inschrijving gaf kennelijk enig gewicht, want er werd serieus naar mij geluisterd. Zo nauwgezet mogelijk reproduceerde ik wat mij op de middelbare school over het onderwerp was bijgebracht. Door een jonge dr. D.J. Noordam, later hoogleraar historische demografie te Leiden. Ik waagde mij zelfs aan enige kritiek op het Britse districtenstelsel. Deze Hollandse hoogmoed werd, misschien vanwege mijn blozende jeugdigheid, door het gezelschap goedmoedig genegeerd. Daarna gingen wij aan de steak and kidney pie. Gelukkig werd ik vergezeld door mijn oudste neef, student geschiedenis aan de universiteit van Lancaster en een gulzig eter. Ik kon het goedbedoelde varkensvoer van lieverlee besmuikt op zijn bord schuiven.

Van het een komt het ander, want onder de toehoorders zat iemand van een plaatselijke krant, de Warrington Guardian. Er kwamen een verslaggever en een fotograaf aan de deur en een week later stond mijn portret ergens op een binnenpagina, onder de kop: 'Dutch student enjoys English life.' Ik vond het onlangs terug in een oud album en moest denken aan die steak and kidney pie. Dat ik naar het stuk op zoek ging is indirect de schuld van Wim Huijser, de biograaf van C. Buddingh', met wie ik pas geleden een gesprek had. Ik beloofde hem op zoek te gaan naar dagboekaantekeningen over Buddingh'. Daarom zat ik op een ochtend in een troosteloos hok in de gewelven van het bankkantoor waar mijn dagboeken ogenschijnlijk veilig liggen opgeborgen. Letterlijk achter slot en grendel, naast een belletje voor de cipier, een aantrekkelijk meisje in een strak rokje en met een, voor een bankbediende, verfrissend decolleté. In dat hok werd ik geconfronteerd met een aantal verrassende zaken uit mijn verleden, want het geheugen is maar een pover en overselectief apparaat.

Zo las ik dat ik op 24 januari 1981 op een feest was bij een zekere Elaine in Gorcum. Zowel de gebeurtenis als de gastvrouw zijn geheel uit mijn geheugen gewist. Op 12 april ging het uit met mijn toenmalige vriendin, een oud-leerlinge met wie ik bijna vier jaar optrok. Dat herinner ik mij nog wel, omdat ik er veel hartzeer van heb gehad. Op 15 september stortte Helga, een leerlinge uit Mavo-3, haar hart bij mij uit, omdat ze verliefd was op een collega. Er is veel verborgen leed in het onderwijs.

Op een gegeven ogenblik stuitte ik op een notitie waarin wordt vermeld dat ik een avond had doorgebracht met het ordenen van oude correspondentie en dat ik daarbij een brief vond van een zekere Janet uit Earlstown. Ze had over mij gelezen in de Warrington Guardian. Ze wilde graag een afspraak om mij beter te leren kennen en bood aan mij wat van de omgeving te laten zien. Van die brief herinner ik mij niets en ik zal er niet op hebben geantwoord. Door de week liep ik achter Susan van nummer 49 aan en in de weekeinden zwierf ik met Wendy uit Hooton over de Wirral. Ik bedacht wat er in het dagboek had kunnen staan als ik wel had teruggeschreven en drukte daarna op de bel. Daarop ontsloot het kokette bankmeisje met een vriendelijke glimlach de cel.





Geen opmerkingen: