maandag, september 17, 2012

Oude handen


Een paar dagen geleden, ik zat te schrijven, viel mijn blik op mijn handen. Het zal de lichtval zijn geweest, maar ik schrok van de dikke, donkere, meanderende aderen. Ik zag oude handen. Natuurlijk is het volslagen idioot om op je eenenzestigste te schrikken als je ziet dat je handen lijken op die van een heer op zekere gevorderde leeftijd. Leg eens een jeugdfoto naaste een recente opname van je kop en je ziet twee verschillende figuren. In vind het een wonder dat mensen die je vele jaren niet hebt gezien, je nog herkennen. 'Ha meneer Klok. Ik zat in 1984 bij u in de brugklas. Hoe gaat het met u?' Ik kijk zo'n veertiger dan verbaasd en verrast aan. In negentig procent van de gevallen heb ik geen idee met wie ik sta te praten. Dan vraag ik een naam, altijd wat beschroomd en met een zeker schuldgevoel, waarna ik thuis in mijn oude agenda's op zoek ga naar de cijfers.

Je leeftijd laat zich afmeten aan je handen. Daar is geen facelift voor. Onbarmhartig tonen ze de mate waarin het verval is gevorderd. Ze drukken je op een eeuwig, onoplosbaar probleem. De geest veroudert niet. Die verrijkt zich, als het goed is, wordt in de loop der jaren soms weleens wat wijzer, maar blijft in principe jong. Ik ben geestelijk nog altijd drieëntwintig. Als ik met oud-leerlingen van die leeftijd in de kroeg zit, wat gelukkig nog weleens gebeurt, merk ik wel dat ik meer heb gelezen en over een groter arsenaal aan belevenissen en ervaringen beschik, maar een echt verschil in leeftijd ervaar ik niet. Ik zie het alleen en voel het als er bijvoorbeeld weer een of andere spier dwarsligt. Soms begeer ik stiekem zo'n bloeiende, jonge vrouw, die vermoedelijk denkt van 'Jezus, hij is al net zo belegen als mijn vader.' Als ze er sowieso iets van merkt, want in de omgang met dames ben ik nog steeds even verlegen als in mijn pubertijd en de enkele keer dat dat niet zo is ben ik te dronken om nog enige indruk te kunnen maken.

Ik schrijf dit in poffertjessalon Visser, waar vanwege het regenachtige, donkere weer alle verlichting reeds brandt. Ik kijk naar mijn handen, die onder de lampenkapjes nog eens extra oud lijken. Zo'n veertig jaar geleden al zat ik hier strak in het vel, stikverlegen, naar de meisjes te kijken. Ik meen dat A.L. Snijders ergens schrijft dat er in wezen nooit iets verandert. Ik ben als drieëntwintigjarige geneigd het met hem eens te zijn. Ik kijk nog maar eens naar mijn handen.

©Kees Klok


3 opmerkingen:

Marianne van de Meerendonk zei

Al surfend kwam ik je weblog tegen en ik heb genoten van de manier waarop je het een en ander met veel humor maar o zo waar beschreef. Mijn complimenten daarvoor. Verder zou ik je (als ervaringsdeskundige :-)) nog willen zeggen : "Geniet van je handen, over 20 jaar zou je willen dat ze zo nog zouden zijn !"
Groetjes Marianne

Marianne van de Meerendonk zei

Haha, ik heb het niet helemaal goed gelezen, die veertiger zat dus als leerling in je klas.....dan vrees ik dat je handen inderdaad ook al hun beste tijd gehad hebben..... ;-)

Marianne

Kees Klok zei

Inderdaad.