maandag, januari 28, 2013

Welkom Grunberg


In De Volkskrant lees ik dat Arnon Grunberg de kerstdagen in Thessaloniki heeft doorgebracht. Hij is mij dus net misgelopen, want ik was naar mijn familie in Londen. Hij heeft er een artikel over geschreven waarvoor hij vrijwel zeker een gemiddeld Grieks maandsalaris heeft ontvangen, zo niet meer. Dat is een schatting, want ik ken de tarieven van De Volkskrant niet. Hij logeerde in hotel Excelsior, in het centrum. Een prettig vijfsterrenhotel uit het hogere segment. Ik heb er zelf weleens gelogeerd toen ik als deskundige met een groep op reis was. De eenvoudigste kamer kost in de kerstweek tweederde van een gemiddeld Grieks maandsalaris. De vlucht zal hij ook wel niet zelf hebben betaald. Het lijkt alsof ik mij als een zuurpruim beklaag over het snoepreisje van een of andere ambtenaar. Niets is minder waar. Ik vind het alleen jammer dat zo'n investering een stuk oplevert waarvan ik meer analyse en diepgang had verwacht.

Grunberg is geen journalist. Dat is soms een aanbeveling, want journalisten jagen weleens te veel de waan van de dag na. Grunberg is evenmin historicus. Dat is jammer, want anders had hij zijn verslag historisch kunnen onderbouwen en was hij minder om de tuin geleid door iemand als Giorgos Toulas, een meneer die er flink op los babbelt. Grunberg lijkt in die woordenstroom weinig idee te hebben van het onderscheid tussen feit en mening, of liever, tussen feit en vooroordeel. Als schrijver die alleen verantwoording aan zichzelf hoeft af te leggen kun je bij het even aandoen van een stad je pen vrijelijk de loop laten. Zeg je dat je naar het epicentrum van de crisis op zoek bent, dan verwacht ik van je dat je met grondiger observaties komt dan de constatering dat de cafés vol zitten, dat de vrouwen er bijna allemaal bijzonder verzorgd uitzien en dat ook laat op de avond de drukte in het centrum niet afneemt.

Wie de Griekse cultuur kent, kent de term αξιοπρέπια. Dat betekent waardigheid. Een Griek zal onder alle omstandigheden zijn αξιοπρέπια proberen te behouden. Al treft de crisis hem zwaar, toch zal hij bijvoorbeeld niet in vrijetijdslompen naar formele gelegenheden gaan. Zeker de vrouwen niet, die er inderdaad vrijwel altijd goed verzorgd uitzien. Dat is een opvallend contrast met de Nederlandse cultuur, waar het in vodden op een diner, bij een concert of op een receptie verschijnen de gewoonste zaak van de wereld is. In de jaren '90 hadden wij een uitwisseling tussen mijn oude school en een school uit Thessaloniki. Wij nodigden de Griekse en Nederlandse collega's bij ons te eten. Het liep tegen de dertig graden, maar de Grieken kwamen allemaal keurig verzorgd. Een Nederlandse collega wiskunde verscheen in korte broek, in een mouwloos hemd en op teenslippers. Hij had er geen enkel benul van hoe diep hij Stella, wat dat betreft door en door Grieks, daarmee als gastvrouw beledigde.

Grunberg ziet het goed dat Thessaloniki een vreugdevolle stad lijkt. Wat wil je? Twee universiteiten met bij elkaar zo'n zeventigduizend studenten. Ik herinner mij de verhalen van mijn moeder, jong in de jaren '30 van de vorige eeuw, over hoe zij er met haar vriendinnen in 'die rottijd' toch wat van probeerde te maken. Ja, Arnon, de cafés lijken vaak vol, maar ga er eens een paar uur zitten en kijk naar hoe weinig de gemiddelde bezoeker in die tijd consumeert. Grunberg weet niet hoeveel cafés sinds het begin van de crisis hun deuren hebben gesloten en hoeveel winkels ik heb zien verdwijnen. Hij ziet in een boekhandel stapels boeken, maar de grootste distributeur van boeken is in november failliet gegaan omdat het zo goed gaat. Levendig is het in het centrum tot zeer laat op de avond, maar bij lange na niet zo levendig meer als in de dagen voor de crisis.

Ik gun hem zijn uitstapje, maar wie zoekt het epicentrum van de crisis in het casino bij de luchthaven? Wat voor soort mensen denk je daar aan te treffen? Heeft Grunberg aan de dames van het orkestje gevraagd wat ze op zo'n avond verdienen? Vreemd is zijn veronderstelling dat de Griek juist nu meer uitgeeft. Waar zou de Griek dat van moeten doen? Zeker, de kleine, rijke bovenlaag kan nog wel wat, maar wie voor de crisis gerekend kon worden tot de welvarender middenklasse, is tot op het bot uitgezogen door de ene belasting na de andere, door prijsverhogingen, door loons- of pensioenverlagingen, of ze zijn ondertussen werkloos geworden. Ik ken een consultant, met voor de crisis een goedlopende praktijk, die nu zijn maaltijden bij de gaarkeuken van de kerk haalt. Hij is een van de velen. Als Grunberg dat niet weet, moet hij zich beter voorbereiden. Hij bedoelt het niet kwaad en hij schrijft het prettig op, want als schrijver is hij een vakman, maar om zijn lezers iets diepgaanders voor te schotelen dan dit verhaal, zou hij langer in Thessaloniki moeten verblijven. In een periode dat ik in de stad ben. Dan gaan we eens met wat vrienden en familieleden van mij praten over wat de crisis voor hen betekent. Dan gaan we uitzoeken of het allemaal wel waar is wat die meneer Toulas roept. Veel daarvan hoor ik erg vaak aan de borreltafel. Dan gaan we 's avonds leerzame gesprekken voeren in Loxias, een trefpunt van intellectuelen in het centrum dat de schrijver Grunberg zeker niet had mogen overslaan. Dat is echt een misser van de eerste orde. Grunberg zal mijn weblog wel niet lezen en niets weten van de documentaires van Dutch Delta Media, die deels in Thessaloniki zijn opgenomen. Evenmin lijkt hij mijn uitgebreide beschouwing over burgemeester Boutaris in Lychnari te kennen. Dat is een beetje jammer, maar hij is evengoed welkom.

©Kees Klok


vrijdag, januari 25, 2013

Cineast


Anderhalf jaar geleden kocht ik een filmcamera. In de jaren '90 hadden we een video, die we op onze reizen gebruikten, maar toen het ding versleten was en video langzamerhand in onbruik raakte, hielden we het op fotograferen. De komst van digitale camera's en van Youtube maakte het weer de moeite waard om aan bewegende beelden te gaan doen. Ik gebruik die camera vooral als verlengstuk van mijn pen. Dan neem ik een filmpje op waarin ik een gedicht, een vertaling of een verhaal van mijzelf voorlees. Dat zet ik vervolgens op Youtube, waarna de bestellingen bij mijn uitgever binnenstromen. Daarom vind ik ook dat mijn uitgever die camera eigenlijk zou moeten vergoeden uit het reclamebudget. Als het contract voor mijn volgende boek moet worden getekend, zal ik daar eens voorzichtig over beginnen.

Soms loop ik met mijn camera door de stad en spreek ik achteraf een commentaar in bij wat ik aan opnamen aan elkaar heb geplakt. Als ik het geslaagd vind gaat dat ook op Youtube, als een gesproken en bewegend weblog. Op reis film ik indrukken die ik eveneens van commentaar voorzie. Ik heb meer dan vijfendertig jaar in het onderwijs gezeten. Kletsen is mijn tweede natuur geworden. Over Dordt valt altijd wel iets te zeggen en op reis zit ik ook zelden om woorden verlegen. Zo maakte ik impressies van het eiland Skyros en van mijn tweede woonplaats Thessaloniki. Van filmtechniek heb ik geen verstand, maar het programma iMovie op mijn laptop neemt mij veel gedoe uit handen en zolang je maar niet in je blote piemel voor de lens gaat staan of het nudistenkamp filmt, kun je ongeveer alles op Youtube kwijt. Ik ben even kritisch als een rijmelende huisvrouw die het ene poëzieforum na het andere overspoelt met haar creabagger, maar sinds ik een statief heb aangeschaft zijn mijn beelden wel aanzienlijk minder schokkend dan voorheen.

Dordrecht probeert aardig mee te ploeteren in de vaart der volkeren en daarom kent het sinds vorig jaar het DYFF. Dat staat voor Dordts Youtube Film Festival. Het wordt georganiseerd door iDordt, dat tegenwoordig samenwerkt met de lokale omroep. Een paar weken geleden sprak ik de baas van iDordt, bij de presentatie van de debuutbundel van dichter Jan van der Geer. Hij drong er op aan dat ik wat zou insturen voor het DYFF. Ik aarzelde. Vorig jaar werd de prijs gewonnen door Mignon Nusteling. Mignon is creatief, origineel, heeft de techniek in haar vingers en zou zo aan de slag kunnen bij bijvoorbeeld de VPRO. Het verbaast mij eigenlijk dat ze daar nog niet zit. Mijn filmpjes halen het niveau van die van Mignon bij lange na niet, maar de baas van iDordt is een aardige man en bovendien getrouwd met een achternichtje van me. Daarom stond ik gisteren in Het Dolhuis te kijken naar mijn Bach en de raad op straat, dat bleek te zijn doorgedrongen tot de finale. Mijn huisvlijt terugzien op bioscoopformaat was even schrikken. Te lang, de commentaarstem te hard, de achtergrond te zacht. Van die dingen die een vakantiefilmpje zo vervelend maken voor de visite. Een betere film won. Terecht. Ik heb nog een verre neef in Amsterdam, die oprichter is van een filmmaatschappij. Ik ga hem bellen voor wat tips. En verder ga ik nog eens heel goed de filmpjes van Mignon bekijken, want ik blijf wel spelen met die camera.

©Kees Klok


zaterdag, januari 19, 2013

Kaartjes


Je weet het, maar je denkt er nooit aan tot er iets gebeurt: je leven wordt bepaald door plastic kaartjes. Ik ga nu en dan op reis. Ik kom de grens over met een blauw kaartje, kortweg ID genoemd. Als mij daar iets overkomt, hoop ik dat een arts of verpleegster een ander, toevallig ook blauw kaartje van de verzekering vindt. Dan komt alles goed. Indien de ketting van mijn fiets loopt, bel ik een nummer dat op een geel kaartje staat, waarop iemand van de ANWB mij te hulp schiet. Zit ik om geld verlegen, dan steek ik een kaartje in een gleuf en toets een nummer in, waarna ik weer volop de suikeroom kan uithangen. Als ik platzak ben, krijg ik toch drank ik de kroeg, dankzij zo'n kaartje. Ik heb er stapels van. Om gratis het museum in te mogen, om boeken te lenen en om bij FC Dordrecht de punten het doel in te juichen. Een roze kaartje geeft recht op autorijden. Ik heb geen auto meer, maar ik gooi het nog maar niet weg.

Ik heb niet altijd die hele stapel kaartjes bij mij. Daar is geen beginnen aan. Zodoende loop ik regelmatig mijn korting bij de drankboer mis, kan ik naar mijn airmiles fluiten en sta ik soms op het station zonder het kaartje waarmee ik moet 'inchecken' (waarom noemen we dat niet gewoon aanmelden?). Als ik zo'n kaartje voor een paal houdt, doet die paal 'plop,' waarna ik de trein in mag. Vergeet ik een keer te ploppen en komt er controle, dan kan ik een boete krijgen. Als de conducteur een meneer is, lukt het meestal wel mij er uit te kletsen. Bij een conductrice lukt dat vrijwel nooit. Tegen een strenge dame in uniform kan ik niet op.

Vrouwen en meisjes in uniform, daar weet ik soms geen raad mee. Vrouwelijke militairen en agenten roepen een gevoel van diepe treurigheid op. Ik vind ze meelijwekkend. De associatie met geweld, moord en doodslag is mij te sterk. Dordtse vrouwelijke parkeerwachters en toezichthouders kan ik niet serieus nemen, wat komt door de aard van de functie (geen vlees en geen vis), maar vooral door het achterlijke dophoedje dat ze dragen. Stewardessen, die kunnen er soms mee door, al lijken de meeste luchtvaartmaatschappijen vooral uit te zijn op een imago van kuise tuttigheid. Als het toch moet, mag het van mij wel iets prikkelender, maar er komt natuurlijk allerlei volk in je vliegtuig, dus ook de zeikende soort die al een hartverzakking krijgt bij de gedachte aan een aardig decolleté dat tijdens de vlucht je schrale broodje aanreikt of je glaasje sap.

Heel lang geleden had ik een meisje in Engeland. Zij moest in een uniform naar de middelbare school. Het was omstreeks 1900 ontworpen. Zodra de school uitging doken de meisjes achter een muur langs het schoolplein, waarna ze weer tevoorschijn kwamen als normale mensen. Dat gedrag zag ik op mijn school later weleens bij leerlingen van buitenlandse afkomst, maar dan andersom. Die moesten soms in uniform (soeprok en hoofddoek) naar school, omdat hun vader vreesde dat er anders in een café in het dorp van herkomst, ergens vierduizend kilometer ver weg op een berg, schande van zou worden gesproken. Ze kwamen dan wat vroeger, doken het toilet in en verschenen daarop getransformeerd van boerenschreufjes uit het diepst van Anatolië in vlotte, sexy stadsmeiden.

Je bent in Nederland verplicht je ID (of een ander kaartje waaruit blijkt dat je niet je broer of je zus bent) bij je te dragen. Een idee dat stamt uit de bezettingstijd. Vaak laat ik het thuis. Een Dordtse agent die mij niet kent is een beginneling of een suffe lul die het nooit tot brigadier zal brengen. Als ik op reis ben, draag ik het altijd op een vaste plaats. Gisteren bevond ik mij op de luchthaven van Thessaloniki. Ik was net de controle gepasseerd, met alle gedoe van dien. Je half uitkleden, je zakken leeg maken, je door een uniform laten betasten (jammer, weer die vent in plaats van dat strenge meisje) en even triomferen als ze de usb-stick om je nek weer niet hebben ontdekt. Tevreden nipte ik van mijn koffie. Uit gewoonte voelde ik even op de plek waar ik mijn ID draag. Niets! Ineens was ik in blinde paniek. ID weg! Wat nu? Even schoten strenge verhoren, gemiste vliegtuigen en een geldhongerig Nederlands consulaat voorbij. Als een bezetene ging ik door mijn zakken. Hier niets, daar niets... Tenslotte keek ik in mijn reispapieren. Daar bleek het tussen geraakt. Gelukkig was de vlucht vertraagd, zodat mijn bloeddruk weer min of meer normaal was toen wij het luchtruim kozen, waarna een stewardess in een kuis pakje mij glimlachend een glaasje wijn bracht.

©Kees Klok


donderdag, januari 17, 2013

Traditie


's Lands wijs, 's lands eer. Het zal wel, maar soms is dat weleens lastig. Vanmiddag werd ik gebeld. Er is een bekende overleden, een man van negentig. 's Lands wijs bepaalt dat morgen al de begrafenis is, om twee uur 's middags. Negentig jaar leven en dan met een meedogenloze snelheid worden afgevoerd. Vroeger was dat uit nood geboren in een land met lange, hete zomers. Tegenwoordig is het onzin om iemand zo overhaast te begraven dat familie en vrienden die niet naast de deur wonen verstek moeten laten gaan. Een kleindochter uit Athene meldde nerveus dat ze hoopte nog een trein te kunnen halen. Er gaan er maar een paar per dag tussen de miljoenenstad Athene en de miljoenenstad Thessaloniki.

Alsof er geen koelsystemen en allerlei technieken bestaan om een lichaam te conserveren, wordt stug vastgehouden aan wat voor traditie wordt aangezien. In het in wezen conservatieve Griekenland wordt iedere traditie gekoesterd als een groot goed. Deze 'traditie' veroorzaakt soms onnodig leed. Ik heb nogal wat Griekse begrafenissen meegemaakt. Het achteraf bijeenkomen voor een maaltijd, de herdenkingen na negen dagen, na een maand en na een jaar, helpen beslist om verlies te verwerken. Ik heb dat zelf ervaren toen Stella overleed. Alleen de manier waarop soms de riten worden afgedraaid, routineus en gevoelloos, ervaar ik weleens als pijnlijk. De overledene is dit keer een priester. Ik vraag mij af of het nu anders zal gaan, maar ik zal er waarschijnlijk niet bij zijn. De begrafenis is in een dorp ergens in de bergen, twee uur lopen van de dichtstbijzijnde bushalte, en er is voor zover ik weet geen vervoer geregeld. Ik ken niemand om mee te rijden en een taxi heb ik er niet voor over. Daarvoor is de band niet sterk genoeg.

Dat er sprekers zijn op een Griekse begrafenis is minder gewoon dan in Nederland, hoewel het soms voorkomt. Toen Stella werd begraven, vanuit de Agia Sophia van Thessaloniki, las haar broer gedichten van haar voor en voerden een oud-collega en ik het woord. Op haar uitdrukkelijk verzoek. Een deel van de ceremonie is mij toen ontgaan, door de emotie en omdat ik het kerkgrieks slecht verstond. Na afloop reden we naar de begraafplaats, waar een chaotisch gedrang rond de groeve ontstond. Een pope die meer had van een vogelverschrikker dan van een geestelijke, raffelde plichtmatig een riedel af en streek tevreden de twintig euro op, die mijn zwager hem toestak. Daarna snelde hij naar de volgende klant. We hebben hem niet meer gezien. Ook niet bij de herbegrafenis, later in het voorvaderlijk dorp. Toen heb ik de kerk buiten de deur gehouden. De enige pope die indertijd zijn menselijk gevoel toonde, was de man die vandaag overleed. Misschien neem ik daarom toch wel een taxi. Als de chauffeurs niet voor de zoveelste keer staken.

©Kees Klok


dinsdag, januari 15, 2013

Onthand


Er heerst rust in het Schrijfhuis. Buiten is het winters koud. Er is geen mens op straat. Er spelen geen kleine kinderen tot na middernacht in het plantsoen. Dat ligt vol zakken afval. 'Alweer een staking?' dacht ik toen ik van het vliegveld kwam, maar bij navraag blijken nog maar twintig van de zestig vuilniswagens van de gemeente bruikbaar. De rest wacht op reparatie of vervanging. Een jaar geleden schreef ik met een zeker optimisme over de wijze waarop burgemeester Boutaris het enorme afvalprobleem wilde aanpakken. Een jaar geleden... Een paar hoofdstraten worden schoongehouden, de rest van Ano Toumba mag voorlopig stikken in zijn eigen vuil. Het Tweede Programma van de staatsomroep, de zender van cultuur en beschaafde muziek, staat aan. Een engelachtige stem zingt Yasemine, een ontroerend volkslied uit Cyprus. Verder is het vooral heel leeg in het Schrijfhuis. Alles staat erin, er is geen boek of meubel verdwenen, maar de leegte zit in mijzelf. Een gevoel van onthand zijn, een gevoel van: wat moet ik nu? Een paar uur geleden las ik The Island van Victoria Hislop uit. Een boek dat zich afspeelt op Kreta en op Spinalonga, tot eind jaren vijftig een leprozenkolonie. Victoria Hislop kan prachtig schrijven en geweldig vertellen. Ik ken mensen die het boek hier en daar te sentimenteel vinden. Ik niet. Ik vind het aangrijpend. Het is een drama dat zich in iedere familie had kunnen voordoen en het is ongemeen spannend. Daarom had ik het in anderhalve dag uit. Altijd als een boek mij overdondert en meesleept, zit ik daarna met die leegte, met die vraag: wat nu? Dan voel ik mij onthand.

Wie er wel staken, voor de godweet zoveelste keer, zijn de taxichauffeurs. Daarom ben ik vanavond in het Schrijfhuis gebleven. Ik kamp met de naweeën van een flinke griep. Een boodschapje in de buurt kost me nog handenvol energie. Normaal is het dikke uur lopen naar mijn stamcafé Loxias geen enkel probleem, in tegendeel, maar nu wel en reizen in de overvolle bussen, in deze stad van meer dan een miljoen inwoners, die in de jaren zestig de tram de deur uit heeft gedaan, doe ik nu niet. Ik voel mij nog te vatbaar om die brandhaarden van virussen en bacteriën te trotseren. Vorig jaar schreef ik nog met enig optimisme over de aanleg van de metro. Vorig jaar... Het flutlijntje van een handvol kilometers van het station naar Kalamaria, niet eens naar het vliegveld, had allang klaar moeten zijn. Het zal er wel een keer van komen, maar aftakkingen naar de buitenwijken? Ach, die zijn dan misschien toch al in hun eigen vuil gestikt.

Een uurtje geleden keek ik naar het nieuws, maar na tien minuten heb ik de televisie uitgezet. Iedere keer weer diezelfde koppen met hun bombastische bezweringsformules. De sinistere Tsipras, heksje Papariga, die nep-Mussolini van de fascisten, de beeldschermvullende Venizelos, knap in wetgeving om corrupte politici vrijuit te laten gaan, de tot duif gedwongen havik Samaras. Geen types die ik zonder toezicht in mijn huis zou laten rondlopen. De taxichauffeurs staken tegen de zoveelste nieuwe belastingwet, meen ik te begrijpen. Ze weten waar ze het over hebben. Straks hoeft de klant niet te betalen als de chauffeur niet met een bon op de proppen komt. Dat wordt moord- en doodslag, al zijn er ook chauffeurs die wel deugen, zoals niet iedere roomse pater met een kleuter van bil gaat.

De leegte komt vooral door het gemis van Stella. Al vijf jaar en al vijf jaar even sterk. In haar studententijd verhuurde zij in de zomervakantie auto's op Kreta. In Agios Nikolaos, op twintig minuten rijden van Plaka en Spinalonga. Ze had de leeftijd van Sofia, de dochter van de vermoorde Anna, oma van de Londense Alexis. Na haar studie ging Stella naar Londen om haar Engels te perfectioneren. Terwijl ik het boek las begon ik haar nog meer te missen. Ik had ieder dramatisch ogenblik met haar willen delen. Ik had met haar naar Kreta willen reizen en samen op Spinalonga willen rondlopen. Kreta stond boven aan ons lijstje van reisplannen. 'Later, als we met pensioen zijn,' stelden we het steeds uit. Er kwam een einde aan het verhaal, ik moest het boek terzijde leggen. Natuurlijk zijn er nog boeken genoeg en dit ga ik zeker herlezen, zoals ik nog vaak met Stella door onze herinneringen zwerf. Maar niet nu, nu ben ik even onthand en weet ik het niet meer.

©Kees Klok


zondag, januari 13, 2013

Lange dag


Eigenlijk zit ik hier om geld te verdienen. Aan een tafeltje in een eetzaakje op het vliegveld van München, waar een kwart liter eenvoudige rode wijn bijna zeven euro kost, terwijl het maar gewoon zelfbediening is. Ik ben zojuist aangekomen met vlucht LH 2303 uit Amsterdam. Het vliegtuig was ongeveer half vol. Nergens werd naar mijn ID gevraagd. Mijn thuis afgedrukte instapkaart bleek voldoende om in het toestel te mogen. Tijdens de hele instapprocedure geen woord gewisseld. Alles werd door machines geregeld, de menselijke maat in de luchtvaart. Ik was bijna blij dat de controle van de handbagage nog door mensen werd uitgevoerd. 'Heeft u de oplader van uw mobiel bij u?' 'Nee, mevrouw.' O ja, toch wel, dacht ik, maar ik zei het niet. Hij werd niet opgemerkt. Tijdens de vlucht zat ik naast een mevrouw die een uur lang op haar laptop danspasjes zat te bekijken. Een van de twee huppeldames was de dame zelf. Ze was al over de veertig, maar had nog welgevormde dijen. We landden om 12.30u, stipt op tijd. Mijn aansluiting naar Thessaloniki vertrekt om 19.40u. Het is grauw, regenachtig weer. Liever een dagje vliegveld dan een excursie in wind, kou en regen door de stad waar de vriendschap tussen Vanity Mitford en Adolf Hitler zich afspeelde. Ik had een paar uur later van Schiphol kunnen vertrekken. Dan was de vlucht een stuk duurder geweest. Ik kan het luchtvaartwezen niet doorgronden, maar het is vervelend een groot deel van je dag te moeten opofferen om niet te veel te betalen.

Een paar dagen geleden had ik nog flink griep. Mijn beschermengel had het er even bij laten zitten. De koorts is al twee dagen geweken, maar ik griep nog na en voel mij een kruising tussen een natte dweil en een oude krant. Het liefst zocht ik een bed voor een middagdutje. Ik geloof zelfs dat dat kan op dit vliegveld. Slaapcabines waar je een uiltje kunt knappen. Ik loop naar het einde van de G-pier, waar zich inderdaad enkele hokjes van glas en metaal bevinden die worden geadverteerd als napcab. Je kunt er in met een creditcard, maar er is geen mens te zien voor tekst en uitleg en bovendien weet je niet of het wel schoon is en of je er niet een of andere enge, uit een ver werelddeel overgewaaide, ziekte aan overhoudt. Ik ben al vatbaar genoeg. Ik ga terug naar waar ik vandaan kom en vind hetzelfde tafeltje nog onbezet. Dit keer maar een cappuccino met een apfelstrudel.

Een tafel verder gaat een meisje zitten waarvan ik vrijwel zeker weet dat ze Perzisch is, of in ieder geval van Perzische afkomst. Ze straalt een mengeling van waardigheid, beschaving, lieflijkheid en sprookjesachtige schoonheid uit. Een meisje van Perzische adel, zoals Stella van Byzantijnse adel was, met wortels in het laatste restant van het Oost-Romeinse rijk, het keizerrijk Trebizonde, dat in handen van de Osmanen viel. Gewelddadig plebs, warlords, gazi's die het in eerste instantie alleen te doen was om materieel gewin. Ik spreek het meisje niet aan, er is geen aanleiding toe, maar ik vermoed dat haar familie is gevlucht voor het reliplebs dat Perzië nu al zoveel decennia terroriseert.

Als je je vergane tijden voorstelt, komt er meestal enige romantische vertekening aan te pas, hoe goed je ook denkt de feiten te kennen. Als ik aan voor-christelijk Griekenland denk, schijnt altijd de zon en viert men voortdurend het bestaan van Dionysos. De volgelingen van J. van Nazareth, vooral de verknipte geesten uit de zesde en zevende eeuw, zijn de brengers van starheid, bekrompenheid, geestelijke armoe en een wurgend moralisme. Byzantium, door en door christelijk, staat ook voor het uitsteken van ogen, de overweldigende praal van het hofleven en beeldschone edelvrouwen. In Griekenland zien ze Alexander de Grote als een visionaire vorst die zijn weerga in de geschiedenis niet kent. Ik zie vooral een megalomane alcoholist die de belangen van zijn geboorteland volstrekt ondergeschikt maakte aan eigen grootheidswaan. Iemand die ogenschijnlijk iets geweldigs bereikte: een kaartenhuis dat na zijn dood onmiddellijk instortte. Er klopt meestal weinig van die beeldvorming, hoe nostalgisch naar het verleden wij ook kunnen zijn. Wat wel klopt: als ik in de Byzantijnse tijd deze reis zou maken, was ik weken onderweg in plaats van een te lange dag. Ik haal nog wat wijn om de tijd te doden. Wie weet knap ik er wel van op.

©Kees Klok


vrijdag, januari 11, 2013

Sprookjesboek


Wij hadden op de zondagsschool een juffrouw met een horrelvoet, die prachtig kon vertellen. We waren door beiden gefascineerd, maar nog het meest door de verhalen. Die voet noemden wij een horzelvoet, zoals wij ons ook vrolijk maakten over mensen die last hadden van aardbeien. Eén van die verhalen ging over een droom van de farao van Egypte, over zeven dikke en zeven magere koeien. De farao begreep er niets van en zocht naar uitleg. Een tijd daarvoor was een zekere Josef, een Israëliet die door zijn liefhebbende broers als slaaf was verkocht, in het gevang terechtgekomen. Als slaaf kwam hij in huis bij de rijke Potifar, die getrouwd was met Zelikah. Dat bleek een jaloerse en geile dame, die, als de baas van huis was, met Josef in innige verstrengeling wilde verkeren. Ik zou mij, als ze zo mooi was als haar naam, geen ogenblik bedenken, maar Josef bleef netjes van haar af. Misschien was het wel een afstotelijke tang, wie weet. Hoe dan ook, de brave Josef werd valselijk beschuldigd Zelikah te hebben verkracht en belandde in het gevang. Het lijkt sterk op de manier waarop sommige kwaadaardige pubermeisjes wraak nemen op een leraar die weigert een onvoldoende cijfer op te hogen. Zoals Potifar blindvoer op Zelikah, hoe geliefd Josef zich bij hem ook had gemaakt, zo vaart menig schoolbestuur blind op de beweringen van een boos puistenkopje. De aanklacht wordt bijna altijd kritiekloos geloofd en het kost de valselijk beschuldigde en niet zelden zonder enig weerwoord geschorste docent vaak heel veel moeite zijn onschuld te bewijzen. En dan nog is hij voor zijn leven 'besmet.' Ik heb lang genoeg in onderwijsvakbondskringen rondgelopen om daar een dieptreurig beeld van te over te houden.

Het lot was Josef beter gezind dan menig valselijk beschuldigd leraar. In de gevangenis ontwikkelde hij zijn talent als uitlegger van dromen en van lieverlee ontsteeg zijn reputatie de muren van het cachot. De farao hoorde ervan en riep Josef bij zich. Die wist hoe het zat met de koeien: zeven vette jaren en zeven magere jaren. 'Leg in de vette jaren voorraden aan,' raadde hij, 'zodat je in de magere jaren niet verhongert.' Josef, zo'n beetje de eerste econoom ter wereld en één van de zeldzame die niet alleen gelijk had, maar naar wiens raad werd geluisterd. Kom daar tegenwoordig eens om. De farao werd zo geestdriftig dat Josef van gevangenisboef werd gepromoveerd tot onderkoning. In die hoedanigheid kwam het tijdens de magere jaren tot een confrontatie met zijn uitgehongerde broers, die zich als economische vluchtelingen meldden aan de grens. Economische vluchtelingen zijn tegenwoordig niet populair. Vluchten voor kogels of levensbedreigende onderdrukking kunnen we nog net billijken. Vluchten voor verhongering keuren wij ten zeerste af in een Europa waarin de obesische medemens steeds ruimer is vertegenwoordigd. Je zou verwachten dat Josef die etterbroers direct zou terugsturen, maar niets daarvan. Ze mochten binnen en werden nog ruim voorzien ook. Bij zulke verhalen kreeg zelfs de horzelvoet iets moois.

Ik moet denken aan dit verhaal toen ik onlangs bruut werd overvallen door de griep. Ineens lag ik met dik 39º koorts op bed. In de periode daarvoor had ik een ongehoord goede schrijfperiode, waarin het ene verhaal na het andere uit mijn pen rolde. Dat hoor je altijd, dat verhalen uit een pen rollen. Bij mij gaat dat nog op, ik schrijf alles eerst met de hand. Tijdens de griep en de nasleep ervan, waarin ik mij voelde als een kruising tussen een natte dweil en een oude krant, kreeg ik geen letter op papier. Anders dan in Josefs tijd schoot ik er weinig mee op. Van de letteren kunnen de meeste Nederlandse schrijvers niet leven. Altijd magere jaren als je er geen baantje bij hebt. Er kwam mij nog een ander verhaal in gedachten, dat van de krekel en de mier door De la Fontaine. Als krekel had ik de oproep van de huisarts om een griepspuit te halen achteloos terzijde gelegd. Ik was in Griekenland op de dag dat er geïnjecteerd werd en ach, ik had al in jaren geen griep gehad. Het verhaal van de krekel en de mier werd niet verteld op de zondagsschool. Daar hadden ze genoeg aan de bijbel, ook voor niet-gelovigen een van de mooiste en gruwelijkste sprookjesboeken die we hebben.

©Kees Klok


woensdag, januari 09, 2013

Zon


Ik haat de donkere dagen voor kerst en niet alleen omdat het de dagen waren waarin Stella's ziekte meedogenloos toesloeg, waardoor zij op een tweede kerstdag overleed. De reden waarom ik kerst niet meer met een hoofdletter schrijf. Ik haat die dagen ook omdat de late zonsopgang, de vroege zonsondergang en de grauwe schemering daartussen het seizoen van de dood zo nadrukkelijk aankondigen, dat het menigeen te veel wordt. Zo iemand verhangt zich, springt van een brug of voor een trein. Laatst deed ik op een avond drie uur over de rit van Haarlem naar Dordrecht 'omdat we weer een springer hebben,' aldus een conducteur. Op Facebook wordt veel geklaagd over 'springers.' Ik vraag mij ook weleens af waarom die trein en niet een pot pillen of een haak en een touw, maar iemand die zo in geestelijke nood zit, kan zo'n rationele afweging niet meer maken, denk ik. Op het diepst van de donkere dagen is het kerst. Het feest van de gevulde kalkoen en sloten drank. Alle glasbakken in de buurt mudvol. Zijn we daarvan bijgekomen dan breekt de vuurwerkpsychose uit. Miljoenen in rook opgegaan en ik weet niet hoeveel schade door oogletsel, gehoorbeschadigingen, branden en vandalisme.

Na oud en nieuw keert de somberheid terug. De eerste twee weken van januari zou ik willen overslaan. Ze zijn vaak even bedrukkend als de dagen voor kerst. Ja, ik weet het, heel af en toe schijnt begin januari weleens de zon. Dan ligt er sneeuw en is het glad op straat omdat veel Nederlanders te beroerd zijn om hun stoep schoon te maken. Het is aangenaam druk bij de spoedeisende hulp en de media doen nerveus over een elfstedentocht. Meestal is het echter grauw en waterkoud. Ook na de kerst noodt het sommige mensen weleens tot uit het leven stappen. Ik denk aan een oud-leerlinge die dat deed, op de januaridag waarop ik straks naar Griekenland reis. Het land waar het echt crisis is, waar ze het zich niet kunnen veroorloven om zeventig miljoen over de balk te gooien aan ellendeherrie en waar het aantal zelfmoorden van een paar honderd per jaar is gestegen tot meer dan drieduizend. Als er even weinig zonlicht zou zijn als in Nederland, waren het er vast nog meer.

Ik loop over de Reeweg, langs de roomse begraafplaats. Daar ligt ook een oud-leerlinge. Zij werd, jaren geleden alweer, op het metrostation Zuidplein doodgestoken door een gek. Zomaar, zonder enige aanleiding. Ik zie haar nog voor mij in de klas, een sprankelend kind van zeventien met toekomstdromen. Thuis bel ik mijn nichtje in Athene. Zij heeft nog werk en maakt op haar vrije zaterdag een wandeling door het zonnige Pankrati, maar haar stem klinkt bezorgd. Ze vraagt zich af hoe lang het zwaard van Damocles boven het land blijft hangen. Ik heb geen antwoord, maar zeg haar dat van Stella's werkkamer, sinds haar overlijden onaangeroerd en ongebruikt, eenvoudig een slaapkamer gemaakt kan worden. De tijd zal leren of het nodig is of niet. Voorlopig hoop ik op een beetje zon, desnoods met sneeuw als onwelkom bijverschijnsel.

©Kees Klok



maandag, januari 07, 2013

Achterlijk


Om half zes 's morgens word ik wakker omdat er rotjes in de buurt worden afgestoken. 'Ach ja, het is vannacht 2013 geworden,' denk ik. Het zullen een paar stomdronken figuren zijn, of a-socialen. Ik ben niet van de verbieders, wel van de opvoeding en van een zekere matigheid. Ik zie zo'n ouderwets schandblok voor mij, van de pijptabaksreclame van Van Rossems Troost, en daarin die vuurwerkgooier, die wij een paar uur lang bestoken met eieren en rot fruit. Daarna komt alles uitgebreid op Youtube.

'Het lijkt Syrië wel,' schreef ik op Facebook, waarop een moralist antwoordde dat hier geen kogels om je oren vliegen. Ik geloof dat ze daar in Amsterdam-West anders over denken. Als je een vuurwerkbom in de buurt krijgt, waardoor de ruiten springen en de pannen van het dak vliegen, kom je een beetje in de buurt. Je zou maar naar Nederland zijn gevlucht voor het oorlogsgeweld in Joegoslavië en dagenlang dat knallen moeten aanhoren. Joegoslavië, u leest het goed. Ik ben geen liefhebber van al die Kleinstaterei die het resultaat is van het bloedvergieten op de Balkan, eind vorige eeuw. Van mij mag Joegoslavië weer in ere worden hersteld.

Ik draai mij om en slaap door tot acht uur. Dat is voor mij uitslapen. Het was een druk weekeinde. Op de 30e was ik te gast bij Met het oog op morgen. De uitzending was gewijd aan Cyprus. Mijn Afrodite en Europa is het recentste Nederlandstalige boek over de geschiedenis van Cyprus, maar ik was gevraagd om te komen praten over poëzie. Dat vond ik erg leuk, leuker dan het over de recente, vrij treurige, geschiedenis van het eiland te hebben. Die werd nu behandeld door een journaliste die niet erg diep groef en door een oud-Kamerlid van de VVD dat het ene vooroordeel op het andere stapelde, maar geen bliksem van de geschiedenis wist. Presentator John Jansen van Galen las na ons prettige gesprek tot besluit van de uitzending een gedicht voor van Jan Eijkelboom, waardoor de avond een dubbel Dordts accent kreeg.

John Jansen van Galen schreef ondermeer een goed boek over Suriname, Kapotte plantage. Het staat in het Schrijfhuis in de boekenkast. Ik zou het graag eens een keer met hem over geschiedenis hebben. De geschiedenis kwam de volgende ochtend aan bod, toen ik een uur lang te gast was in Goedemorgen Nederland, om over Griekenland te spreken. Er zijn mensen die geloven dat Cyprus voor een deel bij Griekenland hoort en voor een deel bij Turkije. Ik verbaas mij steeds weer over zoveel onwetendheid, zoals ik mij ook steeds weer verbaas dat iemand zo achterlijk kan zijn om om half zes 's morgens met rotjes te gooien.

©Kees Klok



zaterdag, januari 05, 2013

Schoon schip


Volgens de jongste corruptie-index van Transparency International is Griekenland het corruptste land van de EU. Ik kan dat niet controleren. Ik heb zelf in Griekenland tot nu toe niets van corruptie ondervonden, ondanks de legio verhalen van vrienden en familie. Wanneer ik de bureaucratie nodig had vielen mij wel de chaotische burelen op, maar ik werd probleemloos geholpen, zonder dat er een tegenprestatie werd verwacht. De Griekse belastingdienst was zelfs sneller met de afwikkeling van Stella's nalatenschap dan de Nederlandse, hoewel haar belangen in Griekenland lagen en niet in Nederland. Een paar keer had ik informatie nodig van de autoriteiten. Dat duurde soms lang, omdat Griekenland erg centralistisch is en alles meestal via Athene moet, maar tenslotte kwamen de gegevens, zonder de noodzaak van een envelop met inhoud. Maar één keer heeft een hoge ambtenaar zijn belofte om informatie te geven niet waargemaakt. Dat was toen ik een artikel schreef voor Lychnari, over de burgemeester van Thessaloniki, Yannis Boutaris. Niet uit onwil, denk ik, maar door grote drukte, want inmiddels komen de persberichten van de gemeente regelmatig per e-mail binnen. De enige waarmee ik regelmatig overhoop lig, is het gasbedrijf. Een particuliere, maar inefficiënte, bureaucratische organisatie.

Het is niet zozeer de kleine corruptie op het niveau van de gewone burger die wordt bedoeld, denk ik, maar de grote corruptie. Die op het niveau van het Vatopedi-schandaal, de zakkenvullerij door sommige politici (op verdenking waarvan bijvoorbeeld oud-minister van defensie Tzochatsopoulos vastzit), de steekpenningen van het bedrijfsleven, niet zelden van Noord-Europese origine, zoals Siemens. De verontrustende driehoek van mediamagnaten, politieke elite en captains of industry en hun verstrengelde belangen. Steeds weer komen voorbeelden boven van hoe men elkaar de hand boven het hoofd houdt. Niet zelden op grond van onderzoek door buitenlandse journalisten of in het buitenland gebaseerde Griekse verslaggevers. Dat alleen al zegt iets over de onafhankelijkheid van de Griekse media. De doorgaans kritische journalisten van Athens News hebben de internetpagina van het weekblad al sinds half november niet meer bijgewerkt. Wat moet ik daarvan denken? Eind oktober werden twee presentatoren van een aktualiteitenrubriek van NET ontslagen, wegens het stellen van te kritische vragen. NET is een van de drie staatstelevisiestations.

Die grote corruptie doet mij weleens denken aan de dagen van de VOC. Het trotse stokpaard van zelfgenoegzaam Nederland. De eerste Europese onderneming met aandeelhouders. Er is in de geschiedenis nauwelijks een minder sprekend voorbeeld van corruptie en nepotisme te vinden. De VOC en de regentenstand, die het politiek voor het zeggen had, leefden in een innige verstrengeling van belangen. Dat ging goed zolang de economie goed draaide. Toen Frankrijk en Engeland de Republiek in de loop van de 18e eeuw economisch en politiek voorbij streefden, begon het raderwerk te kraken, tot het knarsend tot stilstand kwam. De lucht werd uiteindelijk geklaard door de komst van de Fransen en de Bataafse Republiek. In die 'Franse tijd' werd de basis gelegd voor het moderne Nederland. Dat het in Griekenland zo niet verder kan en dat er radicaal schoon schip moet worden gemaakt is zonneklaar. De vraag is alleen hoe dat proces zich gaat voltrekken. Ik heb geen duidelijk idee, de toekomst laat zich moeilijk voorspellen, maar ik ben er niet gerust op. Omdat het moderne Griekenland altijd een moeilijke verhouding heeft gehad met de democratie, die in feite pas van na de juntatijd (1967-1974) dateert. Omdat de recente geschiedenis perioden van uitzonderlijk geweld heeft gekend en omdat de mensheid zelden iets van het verleden leert.

©Kees Klok


donderdag, januari 03, 2013

Wereldredder


Wat horeca betreft is het vernieuwde Zuidstation van Brussel er niet op vooruit gegaan. Tenminste, niet voor iemand die prijs stelt op een omgeving met een beetje niveau. Minstens dat van een bruine kroeg of een grand-café. Vreettenten genoeg, de ene nog armoediger ingericht dan de andere. Snel je prak of slok naar binnen en wegwezen. Als je uit het achterlijke Nederland komt, waar sowieso nauwelijks meer een station met een echte restauratie is te vinden, is het allemaal pure luxe, maar van een bedroevend platte soort. Ik ben uiteindelijk neergestreken bij Sam's Café, dat weinig van een café heeft. Het is een koffiebarretje waar je ook drank kunt krijgen en waar ik aan een wiebelend tafeltje in de stationshal zit te betreuren dat die aardige achterafbar uit de oude hal aan het modernisme is geofferd. Ik ben inmiddels omsingeld door vier leuke, Spaanse meisjes met vier enorme koffers. Het geeft een beetje gevoel van veiligheid in deze mensvijandige ruimte, waar ik nog drie kwartier moet doorbrengen. Ik heb mij bij het boeken van de Thalys naar Rotterdam een uur vergist. Vroeger stapte je gewoon in de eerstvolgende Beneluxtrein naar Dordrecht, maar ook dat comfort is door de NS verziekt. Ik was ooit een enthousiaste treinreiziger, tot de NS ging vernieuwen en moderniseren, wat voor Dordtenaren vooralsnog alleen maar slechtere en tragere verbindingen oplevert. Ze zouden je na een paar biertjes maar in zo'n akelige sprinter duwen, waarin niet eens een toilet is.

De Spaansen kwetteren er vrolijk op los. Het lijkt wel of ik nog in Londen zit, van waaruit ik zojuist met de Eurostar ben gearriveerd. Een prettige en comfortabele reis. Daar kan de intercity van Amsterdam naar Vlissingen niet tegenop, maar eerlijk is eerlijk, die is goedkoper. Bijna geen stationsrestauraties meer en geen catering in de intercity's. Hollandse karigheid troef. Ja, in de Fyra komen ze met een karretje langs, maar dat is voorlopig zo'n onbetrouwbare verbinding dat ik liever de Thalys neem, waarin het je aan niets ontbreekt. Koffie, thee en een hapje bij de prijs inbegrepen, want ik reis eersteklas op zulke afstanden. In Londen hoorde ik ook veel Spaans, Italiaans en Frans. Soms Portugees en gisteren zat ik in de metro tussen een stel Grieken. Er zongen ook veel talen rond die ik niet herkende, maar het was al met al een prettig, kosmopolitisch concert.

Hoe lang nog, denk ik als ik al die rampberichten lees over stijgende zeespiegels door razendsnel smeltende poolkappen. Ik blijf een optimist. Die Spaanse meisjes kunnen nog op een bergtop gaan zitten als de boel begint onder te lopen, maar wij? Heel Nederland op de Vaalserberg, dat wordt nog lachen. Erg gelachen heb ik ook om die idioten die zich op verschillende plekken op aarde verschansten omdat de wereld op 21 december zou vergaan, behalve het gat waar zij zich hadden ingegraven. Er waren er ook bij die geloofden dat zij daar tijdig door buitenaardse wezens zouden worden opgehaald. Geloven dat de wereld vergaat, het is een zich om de zoveel tijd herhalende psychose. Zeker, de wereld gaat een keer ten onder, omdat onze planeet niet langer tegen een uit haar voegen gefokte mensheid bestand zal blijken. Wie de wereld wil redden moet stoppen met kinderen maken. Ik kijk naar de Spaanse meisjes. Zij wekken bepaalde gedachten die mij doen beseffen dat ik niet voor wereldredder in de wieg ben gelegd.

©Kees Klok


dinsdag, januari 01, 2013

Aktie


Er wordt weleens gemopperd over het stadion van FC Dordrecht, maar je hoeft er tijdens een wedstrijd niet nat te regenen. In het begin deze eeuw grondig gerenoveerde, stadion van Fulham FC, The Craven Cottage, kun je pech hebben. We zaten vooraan op de Putney End-tribune, voor de overkapping, bij de wedstrijd Fulham-Southampton. Een spannende pot, waarin Fulham voortdurend een licht overwicht had en al in de zeventiende minuut met 1-0 voorkwam. Een prachtgoal, vlak voor onze neus. In de tweede helft viel er weer een, ook aan onze kant, want Fulham kreeg een strafschop tegen. Ik betwijfel of dat terecht was, maar goed kon ik het niet zien, want negentig minuten lang, plus de rust, plus vijf minuten bijtelling, zeek het van de regen. Ik zag de wedstrijd door sterren van in regendruppels reflecterend licht op mijn bril. Vijfendertig pond lichter, maar geheel doordrongen van wat doorweekt ook alweer betekent. Geef mij onze noord-tribune maar, waar de sfeer voor negen euro even goed is en waar je alleen van binnen nat wordt. Dat Fulham ondanks het overwicht en ondanks dat Karagounis werd ingezet, niet meer tot scoren kwam, was evenals de regen een kwestie van pech. Daar kwam nog bij dat ik 's avonds met een dure taxi naar het hotel moest, omdat de metrobestuurders staakten.

Volgens mijn Londense nicht wordt er vaker op Boxing Day gestaakt. Zo kun je het kerstdiner onbekommerd uit de hand laten lopen, denk ik enigszins vilein. Vorige week ontving ik per post een speld van de vakbond, waarvan ik veertig jaar lid ben. Een aantal jaren was ik zelfs kaderlid. Ik heb recht op een gouden speld. maar ze stuurden een zilveren, voor vijfentwintig jaar. Daar heb ik er nu twee van. Vijftig jaar lid, ook goed. Eigenlijk vind ik zo'n speld een beetje onzin. Het actievoeren door de bond, als het er ooit van kwam, want Jezus wat zijn die Hollandse leraren braaf, vond ik vaak ook onzin. Niet zozeer de reden waarom, maar de manier waarop. De hoogst enkele keer dat we staakten, dienden we ons in Dordrecht te registreren in, god beter het, de hal van een bejaardentehuis. Daar kreeg je dan een mallotig petje dat je geacht werd op te zetten om er loeiend mee door de straten te trekken van Rotterdam, Utrecht, Den Haag, of waar de protestdemonstratie ook maar plaatsvond. De bond dacht dat hij op die manier serieus werd genomen.

Ik gooide dat petje altijd direct in een afvalbak en zocht tijdens zo'n mars met andere verstandige collega's zo snel mogelijk een kroeg op, tot het tijd was om naar huis te gaan. Ik moet daar nog weleens aan denken als ik de halve afdeling Dordt van de AOb bij FC Dordrecht zie. Warm ingepakt in de clubsjaal en lekker droog onder de golfplaat. Net als ik hoort een deel bij de postactieven, maar als het misgaat op het veld, protesteren wij alsof de minister van onderwijs zelf op de eretribune zit.

©Kees Klok