maandag, maart 25, 2013

Meekrap


Meekrap. Een woord dat ik lang niet meer hoorde en dat mij ineens invalt. Om onnaspeurbare reden. Een woord dat ik onmiddellijk associeer met de lagere school, waar de meester op een landkaart een gebied aanwees, waarna wij moesten scanderen welk gewas of product er vandaan kwam. Strokarton, bijvoorbeeld, uit het hoge noorden, waar je ook het aardappelmeel situeerde. Meekrap. Het woord sprak tot mijn verbeelding. Het leek haast de naam voor een dier. Het werd vooral verbouwd op de Zeeuwse eilanden en op Goeree-Overflakkee. 'Goeree-Overflakkee hoort nog bij Zuid-Holland.' De meester liet niet na dat te benadrukken en altijd klonk er teleurstelling in zijn stem. Hij was van Rilland-Bath, een echte Zeeuw, behalve dan dat hij naar de remonstrantse kerk ging op zondag.

Meekrap. Er werd een of andere kleurstof van gemaakt. Zou er op de eilanden, Zeeuws of niet, nog meekrap worden verbouwd? Ik zou het niet weten. Toen ik een jaar of twaalf was, brachten we een zomervakantie door in Ouddorp. We waren vooral op het strand. Nooit kwam het in mij op om eens op zoek te gaan naar een akker met meekrap. Ik kan een aardappelplant van een kroot onderscheiden en een korenaar van een stengel maïs, maar veel verder reikt mijn kennis der gewassen niet. Al zou ik van de dijk waaien, rechtstreeks de meekrap in, ik zou het niet als zodanig kennen.

Vanuit Ouddorp fietsten we op een wat mindere stranddag naar Dirksland, een stadje waar ik mij niets van herinner. Het is de geboorteplaats van de schrijver Willem Walraven (1887-1943). Zijn moeizame bestaan in Nederlands-Indië heeft een prachtig oeuvre aan cursieven en vooral aan brieven opgeleverd. Zijn Brieven, in 1966 bezorgd door zijn neef F. Schamhardt en in 1992 herdrukt, vermeerderd met een aantal brieven, is een boek dat ik altijd onder handbereik heb. Als het een keer tegenzit zoek ik mijn heil nog weleens bij Brieven of bij het Geheim Dagboek van Hans Warren (1921-2001). Als onze meester zijn zin had gekregen, had ik 'allebei Zeeuwen' kunnen zeggen. Als bewoner van het Eiland van Dordrecht voel ik een zekere band met andere eilanders, mits ontworsteld aan de ijzeren beklemmingen van het geloof. Er is wat aan de hand in Zeeland en op de Zuid-Hollandse eilanden, waar na Walraven en Warren twee nieuwe generaties schrijvers en dichters zijn opgebloeid. Ik noem er een aantal: André v.d. Veeke, Johan Everaers, Jan J.B. Kuipers, Laurens Geerse, Wim Hofman, Meindert Inderwisch, Yvonne Né, Theo Raats, Franca Treur, Anneke Schenk, Thom Schrijer, Lou Vleugelhof en ik zal ongetwijfeld nog iemand vergeten. Het leeft en gonst in die contreien, vooral rond het literaire tijdschrift Ballustrada.

Vlak ook het Dordtse literaire leven niet uit. Op 4 april debuteert het jonge talent Josse Kok in de Bordeauxreeks van de Dordtse uitgeverij Liverse. In de afgelopen jaren verschenen er boeken van stadsdichter Marieke van Leeuwen, Wim Jilleba, Klaas Blokhuis, Jehanne Hulsman, Pieter Breman, Peter M. v.d. Linden, Jan v.d. Geer, Danny Kroonen, mijzelf en ook nu zal ik wel iemand over het hoofd zien. Jacoline de Heer eindigde voor het derde jaar op rij hoog bij de Turing poëziewedstrijd en de Dordtse Dichterskring bloeit als nooit tevoren. Dit alles terwijl de literatuur in Dordrecht traditioneel het ondergeschoven kindje van de kunsten is.

Het gaat economisch wat minder in Nederland. Dat mindere wordt in de media voortdurend uitvergroot, waardoor mensen gaan geloven dat we in de grootste crisis aller tijden zitten. Dat is baarlijke nonsens. Wat geen grote onzin is, is de bloei van de schone letteren tussen Dordrecht en Terneuzen. Zoals wij vroeger 'meekrap!' scandeerden, zo roepen de schoolkinderen van nu aanstonds 'proza en poëzie!' Dat is wat anders dan al het gehuilebalk over de economie.

©Kees Klok





Geen opmerkingen: