dinsdag, april 16, 2013

Toeval


Soms denk ik: 'niets is toeval,' al is het niet mijn gewoonte om mij erg druk te maken over de vraag of het toeval bestaat. Ik maak mij tenslotte ook nooit druk over de kwestie van de kip en het ei. Wel is het toevallig dat net nu ik mij weer eens aan het verdiepen ben in de geschiedenis van Wales, ik een tentamen van VWO-6 onder ogen krijg dat begint met de vraag: 'Who were the original inhabitants of Britain and where is their language still spoken?' Ik zit in lokaal 142 van het Stedelijk Dalton aan de Overkampweg. Een groep leerlingen maakt een toets Engels. Als ik niet in Griekenland ben en men zit in nood, kunnen ze me bellen. Vijf minuten fietsen en ik ben er. Even terug op het oude honk, alsof ik nooit weg ben geweest.

Wat voor antwoorden zullen er op die vraag komen? Het moet natuurlijk zijn de Britten en hun taal wordt nog gesproken in het noordwesten van Wales en in het noordwesten van Schotland, maar eigenlijk is dat te simpel. De Britten bestonden uit een bonte verzameling stammen, elk met hun eigen koninkje en dialect, als we het zo mogen noemen. Het Welsh vormde zich daaruit in de vroege middeleeuwen als taal van de Keltische stammen aldaar, die langzamerhand versmolten tot de Cymru, de Welshe natie. Vooral door de unificerende invloed van het christendom. Hoe dat zit in Schotland weet ik niet, wel dat er duidelijke verschillen zijn tussen het Welsh en het GĂ idhlig. Zaken die de zwoegende jongelui vandaag niet hoeven te behandelen.

Na deze vraag wachten er nog vijfendertig. Allemaal over Engelse literatuurgeschiedenis. De leerlingen zullen blij zijn als het achter de rug is, maar mij stemt het tentamen vrolijk. Het is in de eerste plaats een aanwijzing dat er weer degelijk aandacht wordt besteed aan literatuur. Jarenlang heeft de politiek zijn best gedaan om het literatuuronderwijs af te breken, evenals het geschiedenisonderwijs. Dat is kennelijk mislukt en dat is een reden tot vreugde. Ten tweede voeren de vragen mij terug naar de lessen Engelse literatuur in mijn eigen middelbare schooltijd. Naar het schooljaar 1968-69 toen dr. Rudolf Dekker (niet te verwarren met de gelijknamige historicus) ons Engels gaf. Hij sprak prachtig Engels en vooral zijn lessen literatuurgeschiedenis waren een genot. Zo inspirerend dat ik nu, na vierenveertig jaar, de tentamenvragen op een enkele na moeiteloos kan beantwoorden. Goed, ik heb ondertussen ook nog wel iets gelezen, maar toch.

Of ze het klaarspelen om alles in anderhalf uur te beantwoorden, weet ik niet. We zullen zien. Er zitten verschillende vragen tussen waarover je een heel essay zou kunnen schrijven. Bijvoorbeeld: 'Give an explanation for the rise of the novel in the 18th century?' Ik denk uiteraard als historicus. Iemand die graag wil verklaren. Bovendien ben ik weleens een beetje babbelziek. Ik zou misschien wel een hele dag over al die vragen willen doen en vele pagina's antwoord inleveren. De eerste leerlinge is klaar en levert haar werk in. 'Haastige spoed, enzovoorts,' denk ik met mijn onderwijservaring, maar de laatste vraag, over Charles Dickens, heeft ze uitstekend beantwoord, dus wie weet valt het reuze mee.

©Kees Klok


Geen opmerkingen: