vrijdag, mei 10, 2013

Meeuwen


Ik zit op een terras met uitzicht op de platia (het centrale plein) van Skyros-stad. Na een paar dagen zomer in mei is het winderig en wat kil. Goed weer om te wandelen en uit de wind is het op het terras wel te doen. Het plein is leeg, maar de hoofdstraat gonst van leven. Er zijn veel Atheners die in de week na Grieks Pasen nog even zijn blijven hangen. Die de rust van een niet door het massatoerisme overlopen eiland verkiezen boven de razernij van de miljoenenstad. Skyros ligt dichtbij Athene of ver af. Het hangt er van af hoe je reist. Met het vliegtuig ben je er in een half uur, als je het wachten op de luchthaven buiten beschouwing laat. Voor de boot moet je helemaal naar Kimi op Evia, met de auto of de bus. Het is een paar uur varen naar Linaria. Ik houd van varen, maar ik heb een hekel aan autorijden en aan de bus. Misschien loop ik vandaag of morgen wel naar Linaria, een uur en een kwartier van waar ik logeer, om te kijken of ik mee kan naar Kimi en meteen retour. Even het zilt van de Egeïsche Zee opsnuiven.

Zilt snuiven kan ik straks trouwens ook wel op de weg langs de zee, waar door de wind de golven hoog opspatten tegen de rotsen. Ik moet denken aan een zomerdag in 1980, toen ik met mijn toenmalige geliefde aan het einde van het schiereiland van Dingle stond, aan de westkust van Ierland. De golven hadden een dolfijn op de rotsen geworpen. Hij moet al dagen dood zijn geweest, want hij was flink aangevreten. Door de meeuwen, denk ik. Het is mooi om te zien hoe meeuwen het schip volgen waarop je vaart. Als ik meeuwen hoor boven de stad, met hun klagelijke geroep, krijg ik romantische herinneringen aan Conwy in Wales, waar ik met andere geliefden was. Met een roodharige elf uit Cheshire en later met mijn grote liefde uit het land van de nimfen. Op Skyros waren die talrijker dan elders, maar dat is toeval. Van meeuwen wil ik weleens wat melancholiek worden, maar het zijn wrede beesten, die drenkelingen de ogen uitpikken, is mij eens verteld.

Aan de andere kant van het plein staat het gemeentehuis. De vlaggen er voor, van Griekenland en van de EU, steken mooi af tegen de wit gesausde muren. Het is een neo-klassiek gebouw van bescheiden omvang. Eind negentiende of begin twintigste eeuw, vermoed ik. Vanmorgen ben ik vanuit Aspoús meegereden met Nikos. Hij wil zich volgend jaar verkiesbaar stellen als burgemeester. Ik hoop dat hij wint. Dan krijgt hij de sleutel en kan hij mij rondleiden door het centrum van de plaatselijke macht. Of het benijdenswaardig is aan het hoofd te staan van een kleine gemeenschap waarin meestal, achter een façade van hartelijkheid en gastvrijheid, de gebruikelijke haat, nijd en afgunst van de mens schuilgaat, is een andere zaak.

©Kees Klok


Geen opmerkingen: