donderdag, juni 27, 2013

Doorwaternat


Ik zit in de aula van het Stedelijk Dalton Lyceum aan de Overkampweg. De zaal is sfeervol versierd en gevuld met ouders, familie en vrienden van de geslaagden van dit jaar en hun leraren. De laureaten hebben zich in de docentenkamer verzameld, althans een deel, het zijn er te veel om alle diploma's op één avond uit te reiken. Het is de op één na laatste lichting die nog les van mij heeft gehad voor ik het onderwijs verliet. Volgend jaar de laatste, daarna ben ik voor de leerlingen een vreemde, een naam op een bordje boven de deur van mijn vroegere lokaal met daar onder: 1974-2010. Ook voor de jongere docenten ben ik een vreemde. Een man die af en toe binnenwandelt en in het rookhok een pijp opsteekt. Iemand die ooit lesgaf in iets en zo af en toe nog weleens komt helpen als er in een tentamenweek te weinig surveillanten zijn. Behalve voor oud-leerlingen die inmiddels zelf docent op het SDL zijn geworden.

De Blijde Inkomste van de geslaagden wordt aangekondigd. Er klinkt plechtige muziek, een rookmachine slaat aan, wij gaan staan alsof het de graaf en gravin van Holland zelve betreft met hun gevolg. Onder luid applaus komen ze uit de nevelen tevoorschijn, de ridders en jonkvrouwen. De jongens keurig in pak, de meisjes in mooie jurken. Mini is weer helemaal in. Onlangs hoorde ik daar een moraalpredikster uit de verbiedersmaffia nog over dreinen op de radio, alsof we weer in de jaren vijftig zitten. Het staat fleurig en soms zelfs gedistingeerd. Het is aandoenlijk zoals sommige meisjes worstelen met de hoge hakken die ook weer in de mode schijnen te zijn. De ceremonie kan beginnen. Er zijn de vaste onderdelen: het welkomstwoord van de directeur, dat van de coördinator van de bovenbouw, het toespreken van de geslaagden door de leraren van hun keuze. Soms met sprankelende humor, soms met het nogal afgezaagde terugblikken op de ondeugden van de laureaat. Dan het tekenen van het diploma, altijd een plechtig ogenblik. Hoe vaak zat ik niet achter die tafel om er op te letten dat alles gebeurde volgens de regels van de boven ons gestelde Autoriteiten?

Als het laatste diploma is ondertekend betreden twee leraren het podium voor een stukje ontspannen cabaret. Niet zonder kritische noot, wel zonder het zure ondertoontje dat de onderwijswereld een beetje aankleeft. De rest van de leraren moet het podium op voor een lied. Soms heeft het voordelen om oud-leraar te zijn, want zingen kan ik beslist niet. Daarna krijgt een meisje de microfoon voor een dankwoord namens de geslaagden. Menig beroepsspreker kan nog wat van haar leren. Uiteindelijk luiden de laureaten ons uit met een lied en begint de receptie.

Ik spreek een trotse vader die zelf in 1978 bij mij eindexamen deed. Ik complimenteer Sebastian met zijn voortreffelijke profielwerkstuk over de Balkanoorlogen. Ik praat met Bonny en haar ouders over haar plannen om aan de andere kant van de globe te gaan studeren....misschien. Ik heb het met andere oud-leerlingen over hun plannen en vaak ook over hun twijfels en onzekerheden. Mooi zo'n VWO-diploma, maar wat nu? Opvallend vaak hoor ik bedrijfskunde en rechten. Tegen sommigen zou ik willen zeggen: ga toch studeren wat je écht interessant vindt. Aan het einde van de avond verlaat ik met enkele oud-collega's het gebouw. Als gewoonlijk ben ik op de fiets. Het giet van de regen. Doorwaternat kom ik thuis.

©Kees Klok




woensdag, juni 19, 2013

Vergunning


Soms doe ik boodschappen op het Vogelplein. Vaak zie ik dan meneer Hristov, een vriendelijke man uit Oost-Europa. Als ik geluk heb speelt hij op zijn accordeon. Dat mag hij maar heel beperkt van de gemeente. Meestal verkoopt hij daarom de Straatkrant, een blad waarin altijd wel iets staat dat de moeite waard is, maar waar geen muziek uitkomt. Ik vind het jammer dat ik de accordeon van meneer Hristov maar af en toe mag horen. Ik vind het ook jammer dat ik elders in de stad nauwelijks meer straatmuzikanten tegenkom. Je moet een vergunning hebben om op straat muziek te maken. Ik vind dat raar. Het komt omdat wij Nederlanders doodsbenauwd zijn voor overlast en doodsbenauwd voor iets dat niet onder een of andere regeling valt. Een onzinnige vrees. Een aangeharkt, tot in het kleinste detail geregeld land is van een dodelijke benauwdheid. Dat is een onleefbaar land.

Ik heb zesendertig jaar voor de klas gestaan. Zonder afspraken en regels kun je niet in het onderwijs, maar ik had er maar heel weinig. De allernoodzakelijkste. Collega's die moeite hadden met de orde, die niet zoveel talent hadden voor het vak, riepen op iedere lerarenvergadering om meer regels en vooral om meer verboden. Angsthazen met meestal een rotsfeer in de klas, die beter een ander beroep hadden kunnen kiezen.

Ik lees in de krant dat Groen Links wil dat meneer Hristov weer wat vaker mag spelen op het Vogelplein. Ik vind dat een goed idee, maar liever las ik dat de straatmuzikant in het algemeen in Dordrecht weer met open armen wordt ontvangen. Dat die domme bepaling dat je een vergunning moet hebben om op straat muziek te maken wordt afgeschaft. Goed, speek een paar dingen af: niet op een hinderlijke plek, niet loeihard en niet na tien uur 's avonds, maar laat ons verder genieten van muziek op straat.

Theoretisch ben ik een baby-boomer, maar wel een late. Daarom val ik steeds buiten alle mooie regelingen voor oudere generatiegenoten, zoals de VUT of AOW op je vijfenzestigste. Toen ik als leraar begon, in 1974, werkte er nauwelijks nog een collega van boven de vijfenvijftig. Bijna allemaal vertrokken ze met een riante regeling, wat bepaald gunstig was voor de werkgever, want er kwamen goedkope jongeren voor in de plaats. Het was ook goed voor de werkgelegenheid. Tot in de loop van de jaren tachtig. Toen ging Nederland gebukt onder een economische crisis. De regering ging sterk bezuinigen op het onderwijs, waardoor het inhoudelijk pijnlijk verschraalde, de salarissen een eind achterbleven bij die in het bedrijfsleven en een beetje student zich wel tienmaal bedacht voor hij leraar werd. Dat heeft het onderwijs vreselijk beschadigd. We zitten nog steeds met de zure gevolgen. Er werd in die tijd ook veel gefuseerd. Het waanidee heerste dat brede scholengemeenschappen goedkoper en efficiënter waren. Al snel bleek in de praktijk het tegendeel, maar de tunnelvisie van het voordeel van fusies bleef de Dordtse politiek tot aan het einde van de jaren negentig begeesteren. We zijn ze voorgoed kwijt, prettige, goed lopende, kleinschalige scholen als mavo-Groenedijk, mavo-Krispijn, mavo-Wielwijk, het Gemeentelijk Lyceum en de Ambachtsschool. Dat kostte niet alleen leraren hun baan, maar vooral ook hun plezier in het werk.

Het gaat economisch inmiddels opnieuw minder en weer klinkt de roep om bezuinigingen, al betwijfelt menig econoom de wijsheid daarvan. Mijn werk kan ik niet meer kwijtraken, maar er is mij al wel een stukje van mijn pensioen, waarvoor ik zesendertig jaar lang een stevige premie betaalde, ontstolen. Misschien kan ik dat aanvullen door nu en dan op de Voorstraat of op het Scheffersplein gedichten van eigen hand voor te dragen. Of moet je daarvoor godbetert ook al een vergunning aanvragen?

©Kees Klok


donderdag, juni 13, 2013

Boer Koekoek


Ik ben geen activist. Ik heb een hekel aan het meelopen in demonstraties. De enkele keer dat er niet aan te ontkomen viel, met de onderwijsvakbond tijdens een of andere staking, ontsnapte ik meestal zo snel mogelijk naar een kroeg, om mij na afloop weer bij de club te voegen. Het belachelijke petje dat je bij zo'n gelegenheid geacht wordt te dragen, heb ik nooit opgezet. Een eigenaardigheid van het Nederlandse protestwezen: denken dat je eerder serieus wordt genomen als je je uitdost als de dorpsgek.

Uiteraard heb ik mijn jeugdzonden gehad. Toen ik zestien was deed ik met kerst mee aan een hongerstaking van 48 uur om een betere wereld te bewerkstelligen. Ik schrijf daar over in mijn verhalenbundel IJzeren logica. Een aardige belevenis en in ieder geval geen demonstratie met malle hoofddeksels. Enig aantoonbaar effect op het wereldgebeuren heeft het niet gehad, geloof ik.

In 1968, toen de Russen Tsjecho-Slowakije binnen vielen, hebben we spontaan met een man of vijftien gedemonstreerd op het Scheffersplein en in diezelfde tijd hebben we, meen ik mij te herinneren, in onze hoedanigheid als provinciale provo's met een groepje eens een ijsco op het bronzen hoofd van Cornelis de Witt gedrukt. Tenslotte heb ik ook een keer, ik zal zeventien of achttien zijn geweest, op 1 mei met een schamel ploegje achter een rode vlag door Dordt gelopen. Ik geef het zomaar toe. Ik was met een paar vrienden die lid waren van een sektarisch genootschap dat Socialistische Jeugd heette en dat onder leiding van een zekere Lodewijk de Waal nu en dan wat ketelmuziek maakte, als men niet bezig was elkaar onderling de tent uit te vechten. Je wil als onbezonnen jongeling ergens bijhoren. Toen ik mij na die vlaggenmars meldde als aspirant lid werd ik echter afgewezen. Ik had als jongen van dertien ooit eens op een schoolfeestje geroepen dat ik boer Koekoek wel grappig vond en was daarom 'politiek onbetrouwbaar.' Ik vind boer Koekoek eigenlijk nog steeds een stuk grappiger dan Lodewijk de Waal.

'In elke buitenparlementaire actie schuilt een kern van fascisme,' schrijft C. Buddingh' in zijn dagboek. Dat is misschien een tikje te zwart gezien, maar wel koester ik een instinctief wantrouwen tegen idealistische clubjes. Te vaak zijn ze behept met het opdringerige en intolerante gedrag van missionarissen. Voor je het weet heb je met een schietgrage fanaat te maken, of moet ik op de fiets naar mijn Griekse Schrijfhuis in plaats van lekker met het vliegtuig. Toch, als de keuze is tussen het rauwe kapitalisme van de hedgefondsen, de wapenindustrie, de houtkap in het tropisch oerwoud, de bioindustrie, corporate America, de bovenbazen van het IMF en zo nog wat verziekende ellende of Green Peace, de World Naked Bike Ride, het Wereld Natuurfonds of desnoods Milieudefensie, dan kies ik voor wat misschien iets meer kans biedt op een leefbaarder wereld. Vraag mij alleen niet er de straat voor op te gaan. Ik heb zo al twijfels genoeg.

©Kees Klok


maandag, juni 10, 2013

Alternatief



Mirovolos Smyrni is een van de aardigste restaurants van Thessaloniki. Het is te vinden op de overdekte markt van Modiano, ingang Komninonstraat, en ziet er niet uit. Schamel en vervallen, maar overvloedig gedecoreerd met foto's van alle beroemdheden die het ooit bezochten. Er wordt altijd mooie rebetica of laïka ten gehore gebracht en de keuken is bepaald goed. Als ik er ga eten word ik ontvangen als de verloren zoon en moet ik beslist de keuken in om mijn keuze te maken. Ik ben niet echt in Thessaloniki geweest als ik niet een keertje bij Mirovolos Smyrni heb gegeten. Vandaag at ik er zouzoukakia (gehaktrolletjes) uit Smyrna met een rijke rauwkostsalade en een schaal dolmades. Die schaal was van de zaak.

De zon scheen toen ik ging eten. Na afloop regende het een beetje. Ik vraag mij altijd af waar ineens die zee van paraplu's vandaan komt, zodra er een spatje regen valt. Ook als het buitje niet werd verwacht. De mensen lijken nogal bang te zijn voor een paar druppels water. Het is alweer droog, maar nog steeds deinen er geopende paraplu's langs het terras waarop ik inmiddels ben gaan zitten. Ze worden bijna uitsluitend gedragen door vrouwen en meisjes. Ik moet denken aan mijn moeder en tantes. Die hadden altijd een regenkapje van doorzichtig plastic bij zich op de fiets. Bij de eerste regendruppels werd dat als een soort hoofddoek omgedaan om het permanentje te beschermen. Dat was geen gezicht. Ik wilde er als kind dan even niet bijhoren. De grijze mantelpakjes die toen in de mode waren vond ik ook niet om aan te zien. Dat je smaak verandert blijkt uit het feit dat ik tegenwoordig wel kan genieten van een dame in zo'n strak afkledend pakje.

Grieken lopen niet graag in de regen. Veel houden helemaal niet van lopen. Het verbaast mij iedere keer weer dat (ook jonge) mensen de bus nemen om één of twee haltes verderop alweer uit te stappen. Zo'n fluteindje loop je toch? Geen sprake van. Lopen is uit den boze, zeker als je een auto hebt. Wat met de auto kan, zal met de auto. Ook sigaretten halen bij de kiosk honderd meter verderop. Het zijn net die moeders in Dordrecht, die twee straten bij mij vandaan wonen, maar toch hun kinderen met de auto afleveren bij de school aan de overkant. Het zou wel toeval zijn als die allemaal daarna door moeten naar hun werk, ergens een eind buiten de stad.

Omdat het openbaar vervoer in Thessaloniki ontoereikend is en de auto ondanks de crisis populair, is er een geweldig parkeerprobleem. Dat wordt verergerd doordat er van enig sociaal voelend en gedisciplineerd parkeergedrag geen enkele sprake is. Je zet de auto neer waar het jou uitkomt, anders moet je te ver lopen. Als dat op een trottoir, een straathoek of een zebra is, of dubbel in een smalle straat, zodat de bus moet wachten tot je je boodschap hebt gedaan, dan is het 'jammer dan.'

Bijna alle flatgebouwen hebben een lift. Die geldt als eerste levensbehoefte. Ik kan mij voorstellen dat je die neemt als je op vier of vijf hoog woont, maar waarom mijn zwagers nooit die twee trappen naar mijn verdieping nemen en wel altijd de lift, ontgaat me. De ene is gymnastiekleraar en volleybalcoach, de andere atletiektrainer en voormalig Grieks kampioen tienkamp.

Er lijkt langzamerhand toch iets te veranderen. Je ziet steeds meer fietsers, ook al is fietsen levensgevaarlijk in het chaotische verkeer. De fiets lijkt in opkomst. Hij vraagt geen dure benzine en is gemakkelijk te parkeren. Of de fiets echt een succes wordt in dit land van bergen en steile hellingen, weet ik niet. Ik zie mezelf nog wel de heuvel van Ano Toumba af freewheelen, maar er 's zomers met vijfendertig graden weer tegenop fietsen? Het alternatief is een overvolle, stikhete bus. Of een auto kopen.

©Kees Klok


zaterdag, juni 08, 2013

Fout


Ik ben kort na de Tweede Wereldoorlog geboren, in een tijd dat de terreurbende van Adolf Hitler beschouwd werd als het verachtelijkste dat er was. Als het grootste kwaad op aarde. Je had ook nog de communisten, maar dat was toch wat anders. Wie in Nederland 'fout' was geweest in de oorlog werd gemeden als een melaatse en dat tot in het volgende geslacht. Bij mij op school zat een jongen met 'foute' ouders. Met zo'n jongen ging je niet om. Zijn ouders hadden weinig verkeerds gedaan, niemand verraden, niet voor de bezetter gewerkt, alleen op Mussert gestemd en zijn kop op het raam gehangen. Het was een aardige jongen, die zijn stigma lijdzaam droeg. Het is nu een vriendelijke man, maar als ik hem tegenkom en groet schiet onwillekeurig 'fout geweest' door mij heen.

De terreurbende van Adolf Hitler is terug op straat. In Griekenland. De leden dragen zwarte in plaats van bruine hemden, ze gebruiken symbolen die doen denken aan het Derde Rijk en houden zich bezig met straatterreur. Die richt zich op Afrikaanse en Aziatische immigranten, op politieke tegenstanders en op gehandicapten. Allemaal volksvijandige elementen die zo snel mogelijk het land uit moeten. Ze ontkennen de holocaust en gaan hun slachtoffers te lijf met knuppel en mes. Daarna gaan ze lekker een uurtje aftrainen op de sportschool onder het zingen van nationalistische liederen. Lange tijd stelde die nazi-club weinig voor, maar de economische crisis bood de gelegenheid om uit de riolen te kruipen en steeds meer op de voorgrond te treden. Zo werd hun held Adolf Hitler groot en zo denken de aanhangers van de Gouden Dageraad succes te krijgen.

Het zijn de rechtstreekse erfgenamen van Griekse nazi's die tijdens de Tweede Wereldoorlog de Duitse bezetter ter zijde stonden in zogenaamde 'veiligheidsbataljons'. Na de Duitse aftocht wisten zij in de burgeroorlog tegen links in grote getale op te gaan in leger en politie. Cijfers kennen we niet, maar het verhaal gaat dat rechtsextremisten tot op de dag van vandaag oververtegenwoordigd zijn in het politieapparaat. Het zijn de rechtstreekse erfgenamen van de junta-aanhangers, liefhebbers van het fascistische kolonelsregiem dat Griekenland van 1967 tot 1974 teisterde. Lieden die in Nederland in de categorie 'fout' zouden vallen. Die je zou moeten mijden als melaatsen. Rechts won echter de Griekse burgeroorlog (1946-1949), waarmee het begrip 'fout' het stigma werd van alles wat links was of daarmee werd geassocieerd.

Tot 1938 dachten veel Europeanen dat het wel meeviel met die Hitler. Ja, grote bek, veel poeha en altijd schelden op de joden, maar toch een nette man die lief was voor kinderen en honden. Europa heeft het geweten. Ik zie op de televisie een onderwereldfiguur, een gorilla in een zwart t-shirt, schelden en tieren in het Griekse parlement. Ik merk dat de racistische terreur van zijn partij maar matig aandacht krijgt in de Europese media. Ach, denken ze misschien in Europa, het zal wel meevallen in dat zonnige en in de internationale politiek toch niet zo heel gewichtige Griekenland. Je kunt er tenslotte nog steeds heerlijk vakantie houden op die prachtige eilanden. Misschien is dat zo. Misschien keert het economisch tij en neemt de radicalisering af. Veel kiezers moeten niets van het nazisme hebben, maar hebben toch GD gestemd uit woede over de economische puinhoop die de, niet zelden corrupte, politici van het land hebben gemaakt. Misschien beseffen ze tijdig hun vergissing. Misschien gaat de regering wel effectiever optreden, je weet het nooit. Wie weet wordt Brussel langzamerhand wakker. Het kan zijn, maar voorlopig ben ik er niet gerust op.

©Kees Klok


donderdag, juni 06, 2013

Literair dagboek: Cyprus (3)


Donderdag, 9 april 2009:
Nicosia
Ik voel me goed, alleen wat zweterig en met een lichte hoofdpijn. Dat kan niet aan de hoeveelheid wijn van gisteren liggen. Ik heb me zeer ingehouden. 's Morgens kwam Fivos Stavridis (dichter en beheerder van een grote bibliotheek in Larnaca) op de koffie in het hotel. Goed hem weer te zien. Een van de mensen die ons enorm heeft geholpen toen we bezig waren met de samenstelling van Wij wonen in een taal. Daarna lunch bij schrijfster, beeldend kunstenaar en goede vriendin Niki Marangou, in haar prachtige tuin in Agios Dometios. Ik was blij verrast er ook schrijver Nikos Nikolaou-Hatzimichaïl te treffen. Lang over Stella gesproken. Gedichten uitgewisseld en heerlijke yemista gegeten, al heb ik opgepast niet te veel te nemen. Om vier uur bracht Nikos mij terug naar het hotel. De bedoeling was mij weer bij de conferentie te voegen, maar ik voelde me akelig en slap. Een paar uur geslapen. Daarna meegegaan naar het avondeten, ergens in het noorden, per touringcar. Een geweldige maaltijd, maar ik kon wederom niet viel eten. Voelde mij wel voldoende opgeknapt om te dansen. De Turken en Turks-Cyprioten in het gezelschap dansten, maar de Grieken en Grieks-Cyprioten niet. Geanimeerd gesprek met tafelgenoot Semih Aktekin van de Karadeniz Technical University in Trabzon, die ondertussen het grootste deel van mijn maaltijd op at. Raar idee dat Stella's vader als Osmaans onderdaan nog op school heeft gezeten in Trabzon, toen dat Trapezounda heette.

Vrijdag, 10 april:
Nicosia
Michalis Pieris opgezocht in het Cultureel Centrum van de universiteit in Agios Kassianos. Ondermeer gesproken over onze vertalingen van zijn gedichten en over de aanstaande publicatie van Stella's werk in Ylantron. Samen geluncht in het Xenona (gastenverblijf) van de universiteit, aan de overkant van de straat. Prachtig gerestaureerd herenhuis met idyllische binnentuin. 'Als je weer naar Cyprus komt, laat het dan weten, dan kun je hier logeren,' bood hij aan. Hij wilde mij met de auto naar het hotel rijden, maar ik ging liever lopen. Halverwege dreigde er regen. Onder een parasol gaan zitten op het terras van café Erotas. Ineens kwam er een ongehoorde wolkbreuk, het plensde met emmers naar beneden. Naar de ingang van het café lopen was onmogelijk zonder meteen zeiknat te worden. Ik ging midden onder de parasol staan en bleef onverstoorbaar mijn pijp roken en van mijn wijn drinken. Uiteindelijk kwam de waard met een paraplu en ben ik toch maar naar binnen gegaan, waar het water langs de muren stroomde, buiten, maar ook binnen. Wij zaten op het verhoogde deel achterin, terwijl de serveerster voorin almaar aan het dweilen was. Na een minuut of twintig hield de regen op en per kerende post verscheen de zon. Een mooi café trouwens, waar liederen van Yannis Parios werden gespeeld. Je kunt hier in de kroeg nog roken, wat een zegen is.

Gisteren per touringcar naar Lefkara, een bergdorp halverwege Limasol en Larnaca. Welkomstwoord door de burgemeester, dorp bezichtigd, loukoumia (Turks fruit) gekocht. Schilderachtig, maar niet spectaculair, zoals St. Hilarion. Onderweg door een gevarieerd, bijna liefelijk berglandschap. Cyprus is overweldigend in het vroege voorjaar: de bloemen overal, maar vooral ook de krachtige geuren. Soms even een paradijselijk plek, maar al snel doemen er dan weer vlaggen op en barricades van prikkeldraad en olievaten met daar achter militairen. Na Lefkara richting Famagusta gereden. Bij een check point dat grenst aan de Britse basis Dhekelia een half uur oponthoud. Geen idee waarom. Zagen het maar als een soort tragische folklore. Salamis bezocht. Het belangrijkste archeologische terrein van Cyprus ligt er volkomen verwaarloosd bij. Daardoor is het wel een zee van prachtige voorjaarsbloemen. Er gaan verhalen, maar bevestiging heb ik er niet van, dat het Turkse leger het soms als oefenterrein gebruikt. Ik kan het mij niet voorstellen, er is ook niets dat er op wijst.

Famagusta (Ammochostos) is boeiend, romantisch en soms onvoorstelbaar triest. Ik kon het niet opbrengen om de nog steeds door Turks prikkeldraad omsloten spookwijk Varoshia van nabij te gaan zien. In plaats daarvan een deel van de Venetiaanse fortificaties bekeken (waaronder de toren van Othello). Daarna met twee jonge Turks-Cypriotische collega's, een man en een vrouw, in een kroegje wat gedronken. Het meisje zei dat ze dertig is, maar ze ziet er nóg jonger uit. Ik zou zo smoorverliefd kunnen worden. Lang gesprek over de toestand op Noord-Cyprus. Ze beklaagden zich over de isolatie van Noord-Cyprus, voelen zich in de steek gelaten door Europa en ondergaan de Turkse militaire bezetting als onderdrukkend. Later was er voor de middeleeuwse kathedraal, nu moskee, een voorstelling door een volksdansgroep. Vrijwel alle muziek waarop werd gedanst hoor je ook in Griekenland. Voor de moskee staat de oudste boom van Cyprus. Op het plein er tegenover aten we. Een sfeervolle plek, maar in april koelt het 's avonds snel af. Ik had er qua kleding gelukkig op gerekend. Weer een geweldige maaltijd met goede wijn. Mijn tafeldame was dit keer de charmante voorzitster van Euroclio, Suzanna Margret Gestsdottir uit IJsland. De bus nam op de terugweg het check point in Agios Domitios, waar we vlot konden passeren. In de bar nog tot half twee geborreld met een groepje collega's uit Kroatië, Denemarken, Zweden en Nederland. Het valt op hoe amicaal de collega's uit Kroatië, Montenegro, Servië en Slovenië op de conferentie met elkaar omgaan.

Voor het vertrek naar Lefkara een ontmoeting met vertegenwoordigers van de Intercommunale Organisatie voor Vermisten. Grieks en Turks-Cyprioten, die daarin met elkaar samenwerken, vertelden op indrukwekkende wijze hun persoonlijke verhalen uit de periode van de Turkse invasie. Geen spoor van haat, wel weer de wederzijdse wil tot samenwerking en hereniging. Dat zouden de politici, die zich tijdens de conferentie volstrekt onzichtbaar hebben gehouden, ter harte moeten nemen.

©Kees Klok


dinsdag, juni 04, 2013

Literair dagboek: Cyprus (2)


Zondag, 5 april 2009:
Nicosia
Gisteravond met een broodje zalm, een glaasje wijn en de pijp tot kwart voor elf gelezen in de bar. Er zaten een paar zwaar getatoeëerde types met twee meiden die zo uit een pornofilm waren weggelopen: ultra korte rokjes, knielaarzen met stilettohakken, nietsverhullende decolletés. Alleen de handboeien en de zweepjes ontbraken. Ik bleef stoïcijns doorlezen en roken.

Het gekerm dat met regelmatige tussenpozen over de stad is te horen komt van de imams, die de oproep tot gebed krachtig elektronisch versterkt laten uitgaan van de minaretten. Ik werd er vanmorgen om vijf uur wakker van, maar sliep daarna direct weer in.

Wat is die zonnebrandcrème stroef, dacht ik, toen ik het op mijn gezicht smeerde. Bleek dat ik de tandpasta had staan uitknijpen.

Maandag, 6 april:
Nicosia
'Wat vermoeid.' Na een lang bezoek aan bezet Cyprus nog een fors programma in het hotel. Introducties, lezingen, discussie. Daarna mooie Cypriotische liederen door leerlingen van een muziekschool. Ik herkende veel, dacht aan Stella, raakte ontroerd. Beeldschone meisjes, een engelenkoor. Daarna een maaltijd met veel wijn en vervolgens doorgezakt. Werd midden in de nacht wakker. Op bed, met mijn kleren nog aan.

Het kasteel van St. Hilarion was spectaculair, vooral het uitzicht over de pas en over de zee richting Turkije. Kyreneia viel wat tegen. Een schilderachtig haventje, maar te veel eentonige, saaie nieuwbouw. Dankzij Britse projectontwikkelaars die onbekommerd bouwen in bezet gebied, veroordelingen door het Europese Hof ten spijt. Bellapais, waar we een uitstekende lunch hadden, was even romantisch als ik me bij het lezen van Durrell's Bitter Lemons had voorgesteld. Je voelde er de geschiedenis. In St. Hilarion ook. In het Venetiaanse kasteel van Kyreneia iets minder, door de knullige tentoonstelling die de Turken er hebben ingericht.

De voorzitter van de Turks-Cypriotische lerarenbond haalde scherp uit tegen de Turkije. 'Vergeet u niet dat wij in een bezet land leven,' begon hij zijn toespraak. Ik had die opmerking eerder uit Grieks-Cypriotische hoek verwacht.

Tijdens een gesprek met onze (Turks-Cypriotische) gids (leraar Engels) verzuchtte hij: 'Ons probleem is al dat achterlijke volk, uit de diepte van Anatolië, dat door Turkije op Cyprus is gedumpt.'

Dinsdag, 7 april:
Nicosia
Mijn darmen spelen op, net als afgelopen zomer op Athos, zij het minder heftig. Het water in Bellapais? De sloot wijn zondagavond? De rauwkost? De sterke afkoeling 's avonds? Gisteren een veel te vet Engels ontbijt genomen, dat kan het ook zijn. Ben zo vooruitziend geweest om pillen mee te nemen. Na twee of drie ben ik meestal weer het ventje.

Even de e-mail bekeken. Een leuk en opbeurend bericht van Annemarie.

Gisteren een boeiende, maar vermoeiende dag in het Ledra Palace, hoofdkwartier van de VN. Het voelt wel goed als je aankomt en zo'n schildwacht je groet. Veel presentaties, te veel eigenlijk, maar allemaal van heel behoorlijk niveau. Wat opviel was de goede wil en vastbeslotenheid van de Turks-Cypriotische sprekers om tot een hereniging van het eiland te komen, maar dit zijn wel allemaal progressieve, sociaal voelende en vredelievende mensen. Er lijkt geen enkele rechts-nationalistische griezel aanwezig. In die kringen, aan beide kanten van de demarcatielijn, wordt een conferentie als deze met afschuw bekeken.

De wereld is deze week weer erg klein. Chrysa Tamisoglu uit Thessaloniki heeft college gelopen bij mijn vrienden Dimitris Charalambous en Sofronis Hatzisavvidis. Jon Ingi Sigurbjornson uit IJsland blijkt de beste vriend van mijn kamergenoot aan de Universiteit van Minnesota, Ragnar Sigurdson. Nog even en ik kom verre familie tegen.

De lunches en koffiepauzes zijn meestal in het fraai gerestaureerde Chateau Status, in de bufferzone, tegenover het Ledra Palace. Achter het Ledra de kazerne van het Britse VN-contingent. Pal ernaast de Griekse ambassade. De sfeer lijkt ontspannen. Als je het bezette gebied in wil wordt er door de Turks-Cyprioten gecontroleerd en krijg je een briefje met een stempel. Bij de doorgang naar vrij Cyprus zitten ze meestal aan de koffie en laten ze je ongehinderd door.

De avondmaaltijd was in Noord-Nicosia, op de achtste verdieping van een hotel. We liepen er heen via de doorgang in de Ledrastraat. Vanwege de darmen weinig gegeten, maar des te gezelliger zitten kletsen met tafelgenoten uit Coïmbra, Enschede en Frankfurt.

©Kees Klok




zaterdag, juni 01, 2013

Literair dagboek: Cyprus (1)


Zaterdag, 4 april 2009:
Nicosia
Holiday Inn, kamer 213. Er ligt een dun wolkendek over de stad, alsof ze een beetje mee treurt dat ik hier zonder Stella ben. Met meer dan twee uur vertraging aangekomen. Er was iets met het vliegtuig. Er moest een vervangend toestel komen. Tijdens de vlucht kennisgemaakt met het Euroclio-bestuur. De taximeter stond op vijftig euro toen we voor het hotel aankwamen. Nu Cyprus de euro heeft zie je pas hoe duur de taxi's zijn. Niet de schandaalprijzen van Nederland, maar twee keer zo duur dan in Griekenland. Het was half twaalf. Koffer gedeeltelijk ontpakt, mij opgefrist en daarna met het bestuur nog heel gezellig in de bar wat gedronken. Het hotel ligt net binnen de wallen, honderd meter van het Vrijheidsplein. Stella en ik zijn er regelmatig langs gelopen zonder er acht op te slaan.

Bij de controle van de handbagage hebben ze, net als op de vlucht naar Londen, mijn potje inkt niet opgemerkt, evenmin als de memory-stick om mijn nek. Dat potje had ik overigens wel volgens de voorschriften verpakt. Met zo'n vertraging ben je aan de horeca op Schiphol overgeleverd met zijn woekerprijzen. Ik heb het rustig gehouden, maar je ontkomt niet aan een cappuccino en een glaasje rode wijn.

In de verte een jankend geluid. Het klinkt erg oosters. Vanuit mijn raam uitzicht op de Agia Sofia, een van de weinige gotische moskeeën in Europa. Tijdens het ontbijt waait er een vlucht kwetterende, veertienjarige schoolmeisjes binnen in zeer korte zomerjurkjes. Opa drinkt snel zijn koffie op en neemt de benen.

Vanmorgen eerst de stad ingelopen op zoek naar een krant. De Cyprus Mail gekocht en naar het einde van de Ledrastraat gegaan om te kijken hoe de doorgang naar bezet gebied er uitziet. In 2005 was er nog die barricade. Koffie bij To Kafeneio. Daarna terug naar het hotel om een aantal mensen te bellen. Bij boekhandel MAM mezelf gekocht om later aan Stephanos Stephanides* cadeau te doen. Leuke ervaring om naar je eigen boek te vragen en te zien dat ze het inderdaad hebben. Kom daar in Dordrecht eens om bij De Bengel of bij Vos & v.d. Leer. In de Laïki Yeitoneia dat aardige café naast het 'Waterpijpcentrum van het Nabije Oosten' teruggevonden. Koffie gedronken, daarna bier. Pijpje er bij. De wolken waren ondertussen verdwenen. Mij vermaakt met het kijken naar de kleurrijke mengeling van mensen die langs slenterden. Om half twee haalde Stephanos mij met de auto op voor de lunch, ergens bij de open markt, niet ver van de Omeriye moskee. We troffen vrienden van hem: de Engelse lerares Elizabeth Elston met haar Cypriotische man (scheikundige) en vier van hun vijf mooie dochters. Het werd een geanimeerde lunch met koffie na bij café Ta Kala Kathoumena in de Stoa Papadopoulou. Daar kennis gemaakt met Steven Birk, een Ier die iets bij de VN doet. Om kwart voor vijf bracht Stephanos mij terug naar het hotel. Hij gaf me een exemplaar van Cadences, het literaire jaarboek van de European University of Cyprus. Bij de koffie bespraken we zijn Engelse vertaling van mijn gedicht Kypros, dat in het volgende nummer komt. Kreeg ook de door hem geredigeerde studie Cultures of Memory.

Een kwartier later was Mehmet Yashin** in het hotel. Een aangenaam weerzien. Naar de Omeriye moskee gelopen, waar tegenover een aardig café is (Erotas) met een mooi terras. Uitgebreid zitten praten over literatuur, Stella, het wonen in verschillende landen, de kortzichtigheid van veel politici en de aanstaande vertaling van zijn gedichten in het Nederlands. Ik gaf hem Stella's boek (hij leest Grieks) en een exemplaar van Het is al laat. Ik kreeg zijn nieuwste, Turkstalige, bundel met opdracht en vijf boeken uit de Turks-Engelse serie Modern Turkish-Cypriot Literature. Gesponsord door een stichting uit Texas, maar tot stand gekomen zonder een cent van de Cypriotische regering. Toen de zon onderging en het fris werd samen naar de doorgang in de Ledrastraat gelopen, waar we afscheid namen. We hopen elkaar snel weer te spreken. In Nederland misschien, of wie weet in Istanbul.

Blijf vanavond rustig in de hotelbar met een boek. Wellicht duiken er nog wat Euroclio's op. Er zijn hier in de buurt diverse 'cabarets' waar je het met Oost-Europese meisjes kunt doen. Ik zou dat wel willen, maar niet met de internationale criminaliteit in het gangetje achter de deur.

©Kees Klok


*Dichter, hoogleraar Engelse taal- en letterkunde.

**Dichter en hoogleraar vergelijkende literatuurwetenschap. Zijn bundel De nachtbus verscheen in de Bordeauxreeks van uitgeverij Liverse.