maandag, juli 29, 2013

Een andere tale Kanaäns


Het navigatiesysteem leidde je
door onbekend polderland

een wereld van smalle wegen, keuterboerderijen
bloembedden en welafgemeten boomaanplant.

Er was een kleine stad, meer een dorp
overschaduwd door een kathedraal

in een klein museum verhaalde een
Norbertijn over zoeaven

exotisch geklede boerenjongens op pad
om te sterven voor paus en god.

Bij een glas in een kloosterfauteuil
klonk een andere tale Kanaäns.

Daarna was er weer die stem
uit hogere sferen

rijd over driehonderd meter rotonde op
daarna derde afslag rechts

tot aan de brug naar het bekende land
van luchten vol erfzonde

en straffen tot in het zevende geslacht.

©Kees Klok

woensdag, juli 24, 2013

Ivoren dichterstoren


Als op een warme zomeravond de zon ondergaat en de straatverlichting wordt ontstoken, verandert de Wolwevershaven bijna in een feeëriek stukje Venetië. Ik zit op het terras van café 't Vlak, waar op dinsdagavonden de Kees Klok Fanclub bijeenkomt. Die naam is louter list, bedrog en misleiding, een geintje uit de speelse geest van dichter Peter M. van der Linden, want wie denkt dat er op zo'n avond diepgaand en vol bewondering over mijn boeken wordt gesproken, komt bedrogen uit. Het is geen bevlogen clubje gewijd aan een literair idool, zoiets als het Buddingh'-genootschap, maar een los-vast gezelschap mensen die wekelijks borrelen en van gedachten wisselen. Er komt van alles aan de orde. De lotgevallen van DFC en FC Dordrecht, die van De Willige Dame, het goede nieuws dat die gruwelijk lelijke Ark van Noach voorgoed uit Dordrecht gaat verdwijnen (en we daardoor hopelijk worden verlost van een stel halfgare geestdrijvers), of de perikelen van de plaatselijke politiek, om maar even wat te noemen. Het is vrijwel windstil. Achter de huizen van de Aardappelmarkt rijst, omringd door een lichte nevel, verrassend snel de volle maan. 'Net een schilderij,' merkt iemand op. Het is een zeldzaam ogenblik van grote schoonheid, dat even tot stilte noodt. Daarna hervat zich het gesprek. Er wordt nog een rondje besteld.

Als kind moest ik weinig van clubjes hebben, tenzij ik er zelf een stevige rol in kon spelen. Ik was een blauwe maandag bij de padvinderij, waar een soort militaire hiërarchie heerste die mij niet zo beviel. Ik kon er de boventoon niet voeren. Ik was heel kort bij Jong Jubal, omdat ik dwarsfluit wilde leren, maar achter zo'n tambour-maître wilde ik niet aan. Bovendien waren ze er te vroom en te oranjegezind. Nee, ik richtte liever mijn eigen club op en zo begon ik met vrienden Bobby Kinghe en presideer ik tegenwoordig, tussen weer andere vrienden, bij het Genootschap ter Bevordering van Eb en Vloed. Ook het Instituut voor Plurale Meervoudsvorming (de naam is van Jacques Noorman) is nog niet geheel ingeslapen.

De Kees Klok Fanclub heb ik niet opgericht en ik voer er niet de boventoon. Ik laat mij de club welgevallen omdat het samenzijn aan de schilderachtige haven meestal bijzonder aangenaam is. Een enkele keer neemt koning Alcohol de leiding. Dan komt bij sommige aanwezigen Hollandse humor naar boven. Hollandse humor is afzeikhumor, onderbroekenlol ten koste van. Op zo'n avond trek ik mij liever terug in mijn ivoren dichterstoren.

©Kees Klok


vrijdag, juli 19, 2013

Zon


Het zou altijd zulk mooi zomerweer moeten zijn als vandaag. We weten dat dat niet kan. Onvermijdelijk zal het op een dag weer koud zijn en regenen. Het weer is het ideale fenomeen voor beroepsklagers, een soort die in het Nederlandse volk is oververtegenwoordigd. Het is altijd te koud, te warm, te droog, te nat, het waait te hard, het waait niet hard genoeg. Het obsessieve zaniken over het weer heeft soms kwalijke gevolgen. Het KNMI en allerlei andere weerprofeten worden er zenuwachtig van. Soms wordt daarom te vroeg een weeralarm afgegeven, of te laat. In beide gevallen is er paniek in het land en volgt een stortvloed van kritiek. Een overgrootvader van mij in Nijkerk had de gave om 's morgens na een blik op de lucht het weer voor de hele dag te weten. Die gave is door de extreme urbanisatie van Nederland zeldzaam geworden.

Zonnig zomerweer associeer ik met meisjes en de prille liefde. Met de zomervakanties in Engeland, waarin ik optrok met Susan, met Wendy, met Veronique, met Heather, al waren die twee laatsten eendagsvliegen. Als ik was opgegroeid in een minder preutse omgeving had ik one night stand kunnen schrijven. Ik kan mij maar één jeugdvriendinnetje herinneren dat ik niet op een zomerdag heb leren kennen. Dat was Leanne, op een uitzonderlijk zonnige dag in december 1970. Ook Annemarie, mijn eerste vrouw, en Stella, de grote liefde in mijn leven, leerde ik kennen in de zon. Op 3 juli 1987, een bloedhete, zonovergoten dag in Minneapolis, kwamen Stella en ik elkaar voor het eerst tegen.

De zon is de kern van de natuur die wij soms zo bewonderen. Die natuur trekt haar eigen plan. Een programma van willekeur waarop wij, al menen we anders, maar marginale invloed hebben. De Engelse schrijver Julian Barnes verloor zijn grote liefde, Pat Kavanagh, na een verbijsterend kort ziekbed. Hij schreef daarover de novelle Levels of Life, in het Nederlands vertaald als Hoogteverschillen. Daarin zegt hij: 'Het is gewoon het universum dat zijn gang gaat.' Er is geen rechtvaardigheid in de natuur, voeg ik daar aan toe. Stella overleed op de bewolkte, koude, regenachtige tweede kerstdag van 2007. Vijf dagen later begroeven we haar in Griekenland. Ik bleef als laatste achter nadat de kist was gezakt. Er verscheen een kerel met een schop die zwijgend het graf begon te vullen. Zelfs de milde, Griekse winterzon kon mijn ontzetting niet verzachten.

©Kees Klok


maandag, juli 15, 2013

Na-swingen


De regenton is leeg. Al het zorgvuldig gespaarde water is op. Ik heb voor het eerst dit jaar de sproeier aangezet om niet alle uren werk van de afgelopen weken te zien verdorren. Ook het onkruid profiteert mee, ik weet het, zoals frauderende klootzakken in de samenleving meeprofiteren van allerlei regelingen die niet voor hen zijn bedoeld. Dat is de natuur. Soms mooi, maar altijd met ellende. Het is fraai zomerweer, maar vanavond moet de muggenolie tevoorschijn worden gehaald. Het is heerlijk om een fietstochtje te maken, maar je dreigt om de haverklap van de sokken te worden gereden door dolgedraaide wielrenners. Het is ideaal om op een terrasje te zitten, maar ook die mannen met zo'n minuscuul pikkie, dat ze willen compenseren, dreunen weer oorverdovend op hun motoren rond. Zo is er altijd wel wat, maar mij hoor je niet klagen. Ik zit namelijk nog na te genieten van het Big Rivers festival, waarvoor het dit jaar ook geweldig weer was. Vrijdag moest ik verstek laten gaan om een drie maanden oude pup, een Friese wetterhoun, in Roosendaal de kans te geven zijn tanden in mijn broekspijpen te zetten, maar dat heb ik op zaterdag en zondag ruimschoots ingehaald.

Er was aan weinig te merken dat zich donkere wolken boven het festival samenpakken omdat het gemeentebestuur in al zijn wijsheid heeft besloten in de komende jaren de subsidie aan een van de succesvolste Dordtse festivals te verminderen. Daar zal de horeca blij mee zijn. Als het festival zou verdwijnen derven ze daar, als we de krant mogen geloven, wat ik liever niet doe, zo'n slordige drie miljoen. Doe er de helft af, dan is het nog een bedrag dat de moeite waard is. Tijdens Big Rivers zindert het stadscentrum van muziek en aanklevende activiteiten. Het was te veel om alles te gaan zien, bij sommige podia ben ik ook snel vertrokken omdat het geserveerde gerecht niet naar mijn smaak was, maar bij andere heb ik genoten. Bijvoorbeeld van het optreden van Savoy Room bij het stadhuis, dat ik heb gefilmd. Ik heb wel het een en ander overgeslagen, want met zulk weer lokte ook het terras. Dat van Visser, waar je kon genieten van de optredens op het Scheffersplein en dat van Merz, aan de voet van het 'Doldermanpodium.' Of die hoogwerker die daar zo hinderlijk in beeld stond nu wel of niet bij de organisatie hoorde, is mij niet duidelijk geworden, maar in de loop van de zaterdag- en zondagavond werden wel meer dingen onduidelijk. Ik heb de afterparty op zaterdag daarom wijselijk laten lopen, om de zondag niet te hoeven missen.

Ik draai de kraan dicht en koppel de tuinslang af. Een merel hipt enthousiast onder de druppelende perenboom. De aarde geurt als na een buitje tegen het stof. De regenton blijft voorlopig leeg, de plannen om op Big Rivers te bezuinigen zijn nog niet van tafel, vrees ik, en er zullen op het stadskantoor ook wel weer wat brieven van notoire centrumzeikerds zijn over het lawaai, maar ik laat mijn humeur er niet door bederven. De zon schijnt en vanavond hebben we Palm Parkies in het Wantijpark. Hoppa, lekker na-swingen.

©Kees Klok





dinsdag, juli 09, 2013

De bosjes in


Eindelijk zomer! Het waait iets te hard om zwoel te zijn, maar het belooft een mooie avond te worden. Ik loop in de avondzon over de Noordendijk naar het Wantijpark. Ik kom langs het schoolgebouw waar ik jarenlang les heb gegeven. Het was de rector die regelde dat ik verlof kreeg om voor mijn studie naar Amerika te gaan, waar ik Stella ontmoette. Via Stella kwam een paar jaar later de leerlingenuitwisseling tot stand met een school in Thessaloniki. Een groot succes. Ik ken verschillende oud-leerlingen die nog heel lang contact hadden met de Grieken waarbij ze logeerden. De rector vertrok naar de politiek. Zijn opvolgster vond een skireis van veel groter belang dan een uitwisseling met Griekenland. Het gebouw is nog steeds in gebruik, door een andere instelling, maar ligt er een beetje triest bij, vind ik.

Naarmate ik dichter bij het park kom, word ik opgenomen in een stroom wandelaars en fietsers die dezelfde kant op gaan. Er is muziek in het park om het einde van de maandag, de vervelendste dag van de week, te vieren. Vervelend vooral omdat op maandag mijn stamcafé gesloten is. Vanavond speelt Level Six. Muziek op de zomermaandagavonden, georganiseerd door Palm Parkies, het begint een mooie traditie te worden. Vanmorgen kreeg ik een e-mail van een verre achterneef. Zijn zoontje had verteld dat 'een oude meneer' een brief had bezorgd. Dat sloeg op mij. Ik begin mij licht gegeneerd te voelen tussen het grotendeels piepjonge publiek om mij heen, maar als ik op het festivalterrein kom, blijkt mijn generatie ruimschoots vertegenwoordigd. Terecht, wij hebben de popmuziek zo'n beetje uitgevonden.

Het terrein heeft iets van een zeventiende-eeuws legerkamp. Overal rook van barbecues, zoals indertijd de rook van kookvuren. Het stinkt hevig naar vette worsten en vrijbankvlees. Die legerkampen waren vol vrouwen die de soldaten volgden, zoals het hier wemelt van vrouwen en meisjes. Van het giechelgrut van de brugklasleeftijd tot dames van mijn jaren of nog meer. Ze zijn wat luchtiger gekleed dan het vrouwvolk uit de tijd van de gebroeders De Witt. Dat mag op zo'n mooie avond. Tegen al die mannen in korte broeken heb ik wel flinke, esthetische bezwaren. Geen gezicht die harige poten, maar ik behoor niet tot de verbiedersmaffia. Ik gun iedereen het recht om voor lul te lopen, zolang ik mij maar niet in het openbaar in zo'n broek hoef te vertonen.

Ik koers af op de drankverkoop, waar ik de nodige bekenden zie. Oud-collega's, kroegmaatjes, vrienden van DFC en FC Dordrecht, iemand van de schaakclub, maar geen enkele Dordtse dichter. Nu is het razend druk en dichters zijn doorgaans bezonnen types die zich schuchter mompelend onder de mensen begeven, dus misschien heb ik mijn lyrische confraters simpelweg over het hoofd gezien. Ik kom voortdurend oud-leerlingen tegen. Ik praat met Birgit, een meisje dat een fundamentele vrolijkheid uitstraalt. Ze heeft mooie, groene ogen die twinkelen. Ik schrik wel even als ze vertelt dat ze in Rotterdam is gaan wonen. Dat er mensen bestaan die in Rotterdam of Amsterdam willen wonen is één van de raadselen van het bestaan, maar ja, het vriendje is de boosdoener. Dat is meestal zo, het vriendje of de baas. Ik kom Lisanne tegen, ooit een van mijn mentorkindjes, die op de politie-academie voor rechercheur studeert. Ook twinkelogen, maar dan bruin. 'Als ik ooit iemand vermoord,' zeg ik, 'dan bel ik je en zoek jij uit wie het heeft gedaan.'

De band begint. De muzikanten spreken met een sympathiek, Vlaams accent. De zangeres is mooi en sexy en ze kan nog zingen ook. Ik sluit mij aan bij een clubje vrienden uit Visser. De stemming raakt er snel in. We swingen wat, we drinken wat, we kletsen soms onvermijdelijk door de muziek heen. Dan moet ik pissen. Er staat een eindeloze rij voor een hokje met maar een paar toiletten. Er zijn misschien meer dan duizend bezoekers en dan zo'n misser! Ik loop het terrein af en duik de bosjes in. Ze hebben er zelf om gevraagd.

©Kees Klok


woensdag, juli 03, 2013

Verbluft



Het was moeilijk afspreken wanneer we naar Samothráki zouden gaan. Takis en Eleni, emeritus hoogleraar scheikunde en gepensioneerd lerares Frans, hebben het doorgaans druk met de zorg voor de kleinkinderen. Uiteindelijk vonden we een paar dagen, tussen 1 en 15 augustus, de traditionele Griekse vakantieperiode. 'Maar niet langer dan drie nachten,' zei Takis bezorgd, toen hij mij belde om boot en hotel te bespreken, 'langer kan echt niet.' Dat bespreken was nieuw voor mij. Met Stella reisde ik altijd op de bonnefooi naar Samothráki. Takis, niet, die wil alles graag van tevoren geregeld hebben en is altijd veel te vroeg bij boot of vliegtuig.

Het plan om Samothráki te bezoeken werd geboren toen ik een keer uitlegde waarom het een van mijn favoriete eilanden is. Zij waren er nooit geweest, kwamen in de zomer zelden verder dan de vakantievilla in Halkidíki en wilden weleens zien of mijn verhaal klopte. Een eiland vol vreedzame, hippie-achtige jongelui, waar de bermen niet worden gesierd door weggeworpen plastic flessen en ander afval, bebost met eeuwenoude platanen, notenbomen, ceders en ander groen en beroemd om zijn talloze beken en riviertjes, dat trok hen wel.

Zodoende zwalkten we op de eerste dinsdag van augustus over de Odos Egnatías van Thessaloníki naar het oosten. Zwalken, omdat Takis geen enkel benul bleek te hebben van de regels op een snelweg, evenals nogal wat andere weggebruikers. Gelukkig was het niet druk, maar toch ontsnapten we een paar keer nipt aan een ongeluk. Als de bocht naar links ging, zwierde Takis naar de linker rijbaan, waar hij dan zo lang mogelijk bleef, als de bocht naar rechts ging zwierde hij die kant op en ging het onbekommerd verder over de vluchtstrook. Nooit zag ik hem zijn richtingaanwijzer gebruiken. In de tunnels reed hij het liefst pal over het midden van de weg. De borden 'Lichten aan' en de snelheidsborden leek hij niet op te merken. De Odos Egnatías is overigens wel een uitkomst. Wie had tien jaar geleden gedacht in drie uur tijd van Thessaloníki naar Alexandroúpolis te rijden? Je moet alleen weten dat er na Thessaloníki geen enkel benzinestation of wegrestaurant is. Wie niet met een volle tank vertrekt, moet ergens naar een dorp om een pomp te zoeken. Weg tijdwinst.

Op vrijdagmorgen wachtten ze nog wat verbluft in Kamariótissa op de veerboot. Verbluft door het verblijf in het groene Thermá, waar tot diep in de nacht het leven bruist, maar waar je evenzeer kunt genieten van serene rust. Verbluft door de opgravingen bij het heiligdom van de Grote Goden, toneel van belangrijke mysteriën in de oudheid. Verbluft door de spectaculaire tocht langs de Foniás, dit keer extra moeilijk door het vele water na die ene nacht regen. Verbluft door de charme van Chóra, waar ik vrienden terugzag uit de tijd dat wij regelmatig boven de nu gesloten slagerij van meneer Zolotás logeerden. We waren nog vermoeid van de avond in restaurant I Perivóli tou Ouranoú (De tuin van de hemel), waar twee jonge muzikanten rebética speelden en waar ik een ontroerend ogenblik beleefde toen ze op mijn verzoek Níchtose chorís fengári, het lievelingslied van wijlen Frans van Hasselt, inzetten. Bezorgd dacht ik aan de terugrit die wachtte, maar zonder risico's kom je nergens. Samothraki heeft er weer twee vrienden bij gekregen.

©Kees Klok