maandag, april 14, 2014

Altijd zonneschijn




Pas op met mondelinge geschiedenis. Die noemen ze in Nederland onvermijdelijk 'oral history.' Klinkt gewichtiger. Ik ben vaak gefascineerd als ik getuigen van een historische gebeurtenis uit eigen ervaring hoor spreken. Ooit kwam dichter Jan Eijkelboom in een van mijn Havo-klassen vertellen over zijn ervaringen tijdens de Politionele Acties in Nederlands-Indiƫ. De leerlingen hingen aan zijn lippen. Ik ook, maar ik hoef maar een van mijn vroege dagboeken te lezen om te zien hoe mijn geheugen mijn geschiedenis heeft verkleurd. Daar schrik ik soms van.

In mijn herinnering scheen altijd de zon als we op vakantie waren bij de familie in Engeland. Ja, met wat moeite en met inschakeling van mijn gezond verstand herinner ik mij ook dat het weleens regende en koud was. Met ongenoegen. Liever zie ik mij in een ligstoel in de tuin van oom Harold en tante Ann. Het is een zonnige zomermiddag. De insecten zoemen dat het een aard heeft. Ik ben veertien en droom van Susan, het buurmeisje van nummer 49.

Het was iedere dag plezier. Plezier dat weleens uit de hand liep. Soms speelden wij soldaatje. We droegen plastic helmen die we bij Woolworth in Earlstown kochten, meen ik. Neill Hilton was aanvoerder van de tegenpartij, die ons 'fort' probeerde binnen te dringen. Er lag een plas in de brandgang, het moet dus niet lang daarvoor hebben geregend. Ik schepte mijn helm vol modderwater en keerde die om boven Neill zijn kop. Even later kwam zijn moeder verhaal halen. Ik sprak even geen woord Engels, maar daar trapte oom Harold niet in. Het werd die week 's avonds vaatwassen.

Toen we het stadium van soldaatje spelen ontgroeiden, gingen we af en toe naar de putting green. Een soort golfbaan zonder heuvels. In het Mesnespark, naast de bowling green. Bowling was voor oude mannen, zoals oom Harold en mijn vader, vonden we. De greens en het clubhuis waren van de bowling club, maar iedereen kon spelen. Als je geen lid was betaalde je een kleinigheid, meer een symbolisch bedrag. In dat clubhuis heerste een gemoedelijke sfeer. Er werd snoep en frisdrank verkocht. En het was altijd mooi weer als we er waren. Als het spel ons begon te vervelen, gingen we keten met de meiden bij de vijver verderop. Er is weleens een meisje in gegooid. Eentje met van dat weelderige, rode haar, waarop ik nog steeds als een blok val.

In mei 2007 maakte ik met Stella een reis naar St. Andrews in Schotland om met John Burnside te overleggen over mijn vertalingen van zijn gedichten. Op de terugweg naar de veerboot in Hull deden we Newton-le-Willows aan, om mijn neef Brian te bezoeken. De ochtend voor ons vertrek maakten we een wandeling door het Mesnespark. De vijver was gedempt, de putting green verdwenen, maar de bowling club was nog in volle glorie aanwezig. Er stond een gloednieuw gebouw, met een manshoog hek er omheen en daarop prikkeldraad. Het jaar daarvoor hadden vandalen het oude clubhuis in brand gestoken, vertelde Brian. Het zag er nogal ongenaakbaar uit. Heel anders dan ik het mij herinnerde, maar hoe scherp die herinnering is, dat blijft de vraag.

©Kees Klok

Foto: archief auteur


Geen opmerkingen: