dinsdag, juni 17, 2014

Huisvrouwvijandig




Veel cursieven die ik schrijf zijn in de ik-vorm. Eendimensionale lezers denken dat wat ik schrijf daarom altijd autobiografisch is. Ze mochten het willen. Uiteraard tap ik geregeld uit het vat van mijn belevenissen, maar niet zelden hanteer ik bij het tappen mijn duimen. U begrijpt. Of niet. De ik-figuur in een cursief is al vijftig jaar op zoek naar een meisje van ongekend oosterse schoonheid. Hij ontmoet zo'n meisje en wordt reddeloos verliefd. Gelukkig is ze van zijn leeftijd, alleen veertig jaar jonger, waardoor zij alweer snel verdwijnt in de mist der mensen. In deze zin gebruik ik twee vondsten die niet van mij zijn. De eerste die mij kan vertellen welke vondsten dat zijn en van welke schrijvers, wint een gesigneerde dichtbundel van mijn hand, maar dit terzijde.

Ooit schreef ik een verhaaltje waarin de ik-figuur zich nogal grof en denigrerend uitliet over Hollandse huisvrouwen. Dat verhaaltje kwam in 1978 in een boekje terecht. Sindsdien verwijt een eendimensionale lezeres ter stede mij huisvrouwvijandig te zijn. Ieder jaar kom ik haar tegen bij gezamenlijke kennissen en dan begint het wijf er weer over te zeiken. Inmiddels is ze uitgedijd tot het prototype van de door die ik-figuur verafschuwde huisvrouw. Wie wil weten waarover ik het heb moet proberen mijn bundeltje Centre Ville te pakken te krijgen, ooit uitgegeven door de Culturele Raad Dordrecht.

Het was vandaag een sombere dag met af en toe een spetter regen. In de stad hing een grafstemming. Op maandag is de halve horeca gesloten en lopen er veel zure koppen rond, te chagrijnen dat ze weer een dag hebben moeten werken na een weekeinde fuiven. Ik zag het aan vanaf een terras en dacht aan zonniger dingen. Aan de jaren dat ik jong en onbedorven Hare Majesteits belangen diende in het verre Suriname. Ik kreeg het een beetje warm van de herinnering aan tochten per korjaal over de Surinamerivier, of de Corantijn. Aan de andere kant van de Corantijn lag Guyana, dat een stuk oerwoud had ingenomen waarop wij ook aanspraak maakten. Het was nog in de tijd dat Suriname deel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden, zij het een autonoom deel, onder het bewind van een massieve meneer die Jopie Pengel heette. Het vliegveld heette nog gewoon Zanderij, een zeer toepasselijke naam, en soms schoten wij een leguaan uit een boom. Goed klaargemaakt smaakt leguaan naar kip. Terwijl ik terugdacht aan het bosbivak liepen er twee prachtige Surinaamse vrouwen voorbij. Zij schonken mij een gulle lach, maar zulke toevalligheden passen niet in een cursief. Als iets echt waar is gelooft geen lezer het.

©Kees Klok

Foto: archief auteur



4 opmerkingen:

Wim Jilleba zei

Die twee vondsten zijn van een zekere Klok, dichter/schrijver te Dordrecht.
PS: Het is eigenlijk vreemd dat ik nooit iets over Suriname schreef, terwijl ik daar bijna dagelijks een brief naar mijn lief schreef en ook een paar gedichten(die overigens niet over Suriname handelden)

Kees Klok zei

Sorry, Wim, maar die vondsten zijn niet van mij. Overigens een goed idee als je over Suriname ging schrijven, ik zou dat graag willen lezen.

Wim Jilleba zei

Ik herinner mij nu dat ik vorig jaar toch een voorval dat in Suriname plaats vond opschreef. Je kunt het vinden, Kees, op mijn site titus.punt.nl
Vraag in "zoeken" naar "koperen ploert". Ik ga nadenken over eventuele andere objecten.

Wim Jileba zei

Ik herinner me nu dat ik vorig jaar toch een voorval noteerde dat in Suriname plats vond Kees. Je kunt het vinden op mijn site; vraag in "zoeken": "koperen ploert"