dinsdag, september 02, 2014

Brieven aan Stella (10)




Lieve Stella,

Vorige week heb ik eindelijk weer eens een gedicht geschreven waarover ik nog steeds tevreden ben. Je weet, ik ben geen veelschrijver en van wat ik schrijf gaat het grootste deel na enige tijd de prullenbak in. Dit gedicht lijkt te beklijven, waardoor het weer een beetje gaat kriebelen. Ik bedoel: wordt het niet eens tijd voor een bundel? De laatste, Hoe de wereld zich zou openen, kwam in september 2012 uit. Het is altijd een belevenis om een nieuwe bundel van jezelf in handen te houden, maar daarna komt onvermijdelijk de vraag: wie gaat dit lezen? Het wemelt in Nederland van de mensen die gedichten schrijven, maar veel van hen lezen zelden of nooit een vers van een ander. Je hebt zelfs een categorie gedichtenschrijvers die bewust nooit werk van anderen leest. Die vinden zichzelf zo grandioos en uniek, dat ze als de dood zijn dat hun werk door andere poëzie wordt besmet en daardoor aan geweldigheid afneemt. Het spreekt dat zij zich in een doodlopende straat bevinden, zonder dat ze het zelf door hebben. Als je niet beseft dat goede poëzie altijd voortbouwt op wat al eerder is geschreven en dat veel, heel veel gedichten van anderen lezen een voorwaarde is om je als dichter te ontwikkelen, zal het nooit iets met je worden. Een van de redenen waarom ik blij ben met de Dordtse Dichterskring en die voortdurende gedachtenwisseling over poëzie, niet alleen van de aanwezigen, maar ook van anderen. Het houdt de geest scherp en het is nog gezellig ook.

Dordrecht heeft nog steeds geen opvolger van Marieke van Leeuwen aangewezen. De stad die ooit een voorbeeldfunctie had bij het instellen van een stadsdichterschap, laat het nu afweten. We hebben als Dichterskring een voordracht gemaakt voor een opvolger. Peter van der Linden vinden wij een goede kandidaat. Ik heb de suggestie gedaan om de financiering anders te regelen, een vergoeding op projectbasis en niet meer een vast jaarlijks bedrag, zodat het nog goedkoper wordt dan het al was. Ik heb de indruk dat de wethouder van cultuur wel weer een stadsdichter wil, al heeft hij dat niet in die woorden gezegd, maar dat bij een deel van het gemeentebestuur en de raad niet het besef aanwezig is dat zo iemand niet alleen belangrijk is als gangmaker van het plaatselijke literaire leven, maar ook nog eens een spotgoedkoop uithangbord voor de stad. Marieke kreeg vierduizend euro per jaar. Vergelijk dat eens met een beetje advertentie in een landelijk dagblad. Als je bovendien de uren zou tellen die zij in het stadsdichterschap heeft gestoken, dan heeft men haar schromelijk onderbetaald. Als je voldoende waardering zou krijgen voor je inspanningen, is dat niet zo erg, maar op haar afscheidsavond was zelfs geen vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig.

Van vrijdag tot en met zondag hadden we ons traditionele familieweekeinde. Dit jaar in een historische boerderij in Noord-Limburg, tussen Weert en Roermond. Er was vreselijk weer voorspeld, maar dat viel erg mee. Er viel af en toe in de middag een bui, maar daarna kon je weer gewoon buiten zitten. We zaten op korte afstand van Leveroy, waar Chrétien Breukers is geboren en dat een rol speelt in zijn boek Een zoon van Limburg. Ik ben er een kijkje gaan nemen. Het is niet de levendigste plaats in Nederland. Een kerk, twee kroegen, waarvan eentje gesloten, op zaterdag! Verder een handvol huizen en een bijna lege parkeerplaats, maar ik ga graag naar plekken die in de literatuur een rol spelen. Jij trouwens ook. Was het niet in de zomer van 1995 dat we een reis door Engeland maakten? Toen bezochten we LLangollen in Wales, waar het fraaie landhuis Plas Newydd ligt. Daar woonden The Ladies of Llangollen, Sarah Ponsonby en lady Eleanor Butler. Zelf geen schrijfsters van naam, maar wel was hun huis een ontmoetingsplaats van schrijvers, beeldende kunstenaars, geleerden en soms ook politici. William Wordsworth schreef er een aantal gedichten. Wij wandelden langs de oevers van het romantische riviertje de Cyflymen, meer een beek, dat langs Plas Newydd naar de Dee stroomt. Ergens daar staat een doopvont dat afkomstig is uit het door Hendrik VIII gesloten en vervolgens verwoestte klooster van Valle Crucis, verderop in de Vallei van Llangollen. Ik had daar lang tevoren een gedicht over geschreven, dat ik je voorlas. We hadden er uren kunnen blijven, maar toen het begon te regenen hebben we toch maar een etablissement opgezocht. We bezochten natuurlijk in Londen een van de woonhuizen van Dickens, nu het Dickens Museum, en we zouden tijdens een volgende reis in het Lake District op bezoek gaan bij William Wordsworth en zijn zuster Dorothy, van het interessante dagboek Home at Grasmere. Dat is er nooit meer van gekomen.

Tijdens onze huwelijksreis bezochten we op Skiathos het woonhuis van de beroemde schrijver Papadiamantis. Ik heb hem nooit in het origineel gelezen, want hij schreef katharaivousa, het kunstmatige Grieks dat in de negentiende eeuw na de onafhankelijkheid werd ingevoerd, maar dat het uiteindelijk in 1976 definitief aflegde tegen het dimotiki, de volkstaal. Jij beheerste beiden moeiteloos, maar ja, jij had een uitzonderlijke aanleg voor talen. Dat bleek wel uit hoe snel je vrijwel accentloos Nederlands leerde. Het hielp natuurlijk dat je al goed Frans, Duits en Engels sprak, naast enig Turks en Russisch. Eigenlijk moet ik ook het Pontiaka noemen, de taal van de Grieken uit het Zwarte Zeegebied, die samen met het Cypriotisch het dichtst bij het Oudgrieks staat. Dat heb jij ooit eens uitgelegd in een artikel, dat je direct maar in het Nederlands schreef. Ik zie mij dat nog niet zo een twee, drie in het Nieuwgrieks doen. Jammer dat jouw talenten in sommige benepen kringen zoveel jaloezie wekten. We zijn nog eens op bezoek geweest bij de redacteur van een literair blad in Athene, die ook een paar jaar wat deed voor de website van Poetry International, goed betaald natuurlijk. Hij zou vertalingen van Judith Herberg van je plaatsen, maar toen hij er achter kwam dat je ook uit het Engels vertaalde, begon hij je als een concurrent te zien en het ene excuus na het andere te verzinnen om zijn toezeggingen maar niet te hoeven nakomen. Toen we hem een keer in Rotterdam tegenkwamen bij Poetry deed hij aanvankelijk of hij ons niet kende. Een kleine geest, zoals er wel meer in de wereld van de letteren rondlopen.

Vanavond is er muziek in de stad, op de Pasar Malam, die nog tot woensdag duurt, en ook in het Wantijpark, maar het is weer troosteloos koud regenweer. Ik blijf daarom maar thuis, denk ik, al straf ik mezelf daarmee. Na het aangenaam samenzijn in het bruisende weekeinde zit ik liever niet thuis om uit het raam te staren naar de half ondergelopen tuin en de druipende perenboom, maar onder een paraplu te blauwbekken op het Statenplein of in het Wantijpark trekt mij ook niet erg. Ik ben een aardig boek aan het lezen, Leven als godin in Griekenland, van Margot Thomaïdou-Zeebregts. Er staan zeer herkenbare verhalen over Griekenland in, maar ik ben bang dat er geen of een weinig deskundige redacteur door de tekst is gegaan en dan begint de schoolmeester in mij een beetje op te spelen. Ik heb zelf verschillende boeken geredigeerd voor Liverse en heb al lezende nogal eens de neiging om het rode plotlood er bij te pakken. Het is zo jammer, een boek heeft er zoveel bij te winnen als het behoorlijk is geredigeerd. Ik hoef jou dat niet te vertellen. Alle lof voor de wijze waarop je mijn Afrodite en Europa hebt vertaald en daarna met Dimitris Charalambous hebt samengewerkt, die de eindredactie deed. Niet alleen van mij, ook van gerenommeerde Griekse critici, zoals Thanasis Georgiadis en Michalis Pieris.

In gedachten, altijd,

Kees

Foto: auteur


Geen opmerkingen: