vrijdag, november 28, 2014

Brief aan Stella




Lieve Stella,

Gisteren was het je naamdag. Ik ben opgegroeid in verlicht protestantse kring. De enige heilige die wij vereerden, tot op zekere leeftijd, was St. Nicolaas. Ook St. Juttemis werd weleens door mijn moeder genoemd. Bij mijn tante Christien, die rooms was, stond een beeld van St. Antonius in de kamer. Die werd aangeroepen als er iets was zoekgeraakt. Meestal hielp dat, al werd het voorwerp in vele gevallen ook wel zonder die heilige teruggevonden. Van naamdagen had ik wel gehoord, maar om je verjaardag te vieren op de dag van de heilige waarnaar ze je hebben vernoemd, vind ik nog steeds een merkwaardige gewoonte. Daar komt in jouw geval nog bij dat je naamdag eigenlijk helemaal je naamdag niet is. Je doopnaam is Stella, niet Styliani. Je had een even grote hekel aan Styliani als ik aan Cees. Je vierde je verjaardag gewoon op 26 juli, maar berustte er in dat allerlei mensen toch op 26 november belden om je te feliciteren met je naamdag. Zoals ik er ook in berust dat een van mijn allerbeste vrienden, die ik dit jaar precies vijftig jaar ken, mij voor mijn verjaardag altijd een kaart stuurt gericht aan Cees Klok. Soms nemen verkeerde aannames of vergissingen de vorm van een natuurwet aan.

Sinds je bent overleden zwijgt de telefoon op 26 november. Gisteren is voorbij gegaan zoals veel bewolkte novemberdagen. De gebruikelijke routine van opstaan, ontbijten, een paar boodschappen en de krant halen, koffie met een pijp of sigaar en dan een paar uur op de werkkamer. Ach, wat heeft het voor zin dingen te schrijven die je toch al weet en die eigenlijk te banaal voor woorden zijn? Het zal je niet verbazen dat ik tegen zonsondergang naar Visser ben gewandeld om daar en comité de wintertijd het hoofd te bieden. Daarna heb ik thuis nog vlijtig aan mijn literair dagboek gewerkt, omdat de wijze waarop Atlético Madrid Olympiakos van het veld tikte mij te veel werd. Ik ben de dag tenslotte geëindigd in bed met Maan Leo. Dat wil zeggen, met haar tweede roman Huwelijkse voorwaarden. Aan je naamdag dacht ik pas vanmorgen, toen ik de tuin in ging om een verse roos te plukken voor bij je foto. De rozen bloeien nog steeds, evenals de geraniums, al is de tuin zelf nu een treurig moeras vol afgevallen bladeren. Ik moet snoeien, maar ik stel het uit tot februari, in de hoop dat de tuinkabouter het dan inmiddels voor mij heeft gedaan.

Jouw naamdag is, evenals de verjaardag van mijn moeder, 25 november, verbonden aan die naargeestige periode die men de donkere dagen voor kerst noemt en aan de laatste weken van jouw ziekte. De weken waarin je je mooiste gedichten schreef en daarin opbloeide, tot die verschrikkelijke ochtend van 26 december, die ik steeds, met wisselend succes, uit mijn gedachten probeer te bannen. Dordrecht in november is daarvoor niet echt de ideale achtergrond, maar Thessaloniki, waar wij ooit voorgoed wilden gaan wonen, inmiddels ook niet meer. In Griekenland gaat de sociale ontreddering van kwaad tot erger. Omdat de crisis almaar voortduurt, is er bij de Nederlandse media, vooral hypegericht, nauwelijks belangstelling meer en dan treedt de natuurwet 'geen nieuws, goed nieuws' in werking. Veel Nederlanders denken daardoor dat het weer de goede kant op gaat in je geboorteland, terwijl er nog steeds een maatschappelijke explosie dreigt. Ik ben geneigd de zaken bij bewolkt weer wat somber te beoordelen. Ik hoop krachtig dat ik ongelijk heb, maar toen ik gisteren op het internet het botte geweld tussen oproerpolitie en studenten in Athene zag, hield ik mijn hart vast.

Ik ben geen misantroop, geen hypochonder en ik heb geen depressieve neigingen. Guus de Landtsheer, voor wie ik nog een geleerd stuk over de Grootste Schrijver Ooit moet fabriceren, dat hij dan publiceert in The Dutch Dickensian, noemde mij ooit 'een calvinistische Bourgondiër.' Treffend, vind ik zelf. We hebben tegenwoordig iedere zondag koopzondag in Dordrecht, maar ik doe op die dag geen boodschappen. Dat heeft niets met religie te maken, maar de zondag is voor mij een dag voor musea, voor het theater, voor rode wijn drinken op een terras of in de kroeg, voor romantisch hand in hand met jou over een zonovergoten Pottenkade lopen. Niet om te winkelen, een bezigheid waaraan ik zo'n bovenmatige hekel heb, dat ik het altijd aan jou overliet om kleding voor mij te kopen. Jij wist precies mijn maat en je kende mijn smaak (geen spijkerbroek, in 's hemelsnaam niet). Ik ben hard aan een paar nieuwe broeken toe en aan een winterjack, maar de gaten vallen nog net niet in de oude, daarom heb ik de gang naar Canossa, het pashokje, weer even uitgesteld.

Dat 'Bourgondiër' trekt mij wel, al is het minder goed voor de lever. In het afgelopen weekeinde heb ik er behoorlijk werk van gemaakt. Dat begon vrijdagavond toen ik borrelde met het plaatselijk journaille. Dat is vaak dolgezellig en je hoort nog eens wat over de achtergronden van ter stede vigerende kwesties. Op zaterdagmiddag was ik uitgenodigd bij een huisconcert bij de ouders van een oud-leerling, inmiddels bevriend historicus, waar ik mij bijzonder heb vermaakt. Niet vaak heb ik zo'n muzikale familie meegemaakt. Bij ons thuis was alleen mijn vader muzikaal. Hij speelde piano, viool en orgel en was tenor in, en dirigent van, verschillende koren. Hij las moeiteloos het notenschrift dat voor mij altijd onbegrijpelijk is gebleven. Als puber leerde ik een paar gitaarakkoorden en speelde daarna enige tijd in een bandje, maar ik bleef vals zingen en het lukte mij nooit om die gitaar helemaal zuiver te stemmen. Ik kon wel aardig trommelen, maar mijn maatje Thijs kon het veel beter, dus op een gegeven ogenblik ben ik het leven maar gaan opschrijven in plaats van er over te zingen. In het gezin van Bart zijn ouders is iedereen getalenteerd, ook de aangetrouwde leden. Het was wel zoeken om het huis te vinden. Het staat in zo'n buitenwijk waar iedere logica in de huisnummering ontbreekt, een deel van de stad waar ik zelden kom en dat eigenlijk zo'n beetje losstaat van het echte Dordrecht. Vroeger was het een moeras en een rimboe van grienden. Op zomerse zondagmiddagen fietsten wij er weleens met een boog omheen.

Na het concert heb ik met Bart en zijn vriendin Claudia gegeten bij De Grote Griek. Het zijn beiden Griekenlandliefhebbers. Bart heeft klassieke geschiedenis gestudeerd, met als bijvak Nieuwgrieks. We konden even ons Grieks oefenen met de bediening. Daarna vertrokken zij naar Amsterdam en ben ik naar de Jazz Sociëteit gefietst, waar de debuut-CD van Savoy Room werd gepresenteerd. Een begaafd jazzcombo, waarin twee oud-leerlingen, Casper en Lotte, meespelen. Muziek van hoog niveau, technisch en qua oorspronkelijkheid. Lotte heeft een wereldstem. Ze kunnen het ver brengen, heel ver. Er waren volop bekenden, waaronder Jeannette, met wie ik ooit in dat zo net genoemde bandje speelde. Het werd een spetterend optreden en het regende rode wijn, maar toen ik collega Peter M. v.d. Linden op een gegeven ogenblik in drievoud binnen zag komen, greep de calvinist in en bedacht ik dat het tijd voor thuis was.

Op zondag ben ik een uurtje in ons heerlijke bad gaan liggen. Daarna heb ik gelezen tot het weer tijd voor Visser was. 's Avonds woonde ik in Theater 450 (van Marieke van Leeuwen) de voorstelling Frederic & de katoenvelden bij van Daan Hofman en zijn begeleidingsband. Ook erg goed en soms ontroerend. Bij Mijn moeder is mijn naam vergeten, een lied op het beroemde gedicht van Neeltje Maria Min, moest ik denken aan de middag dat jij met je gedichten optrad bij Marieke. Toen had ze het theater nog in haar huis op Dordwijk. Wat een mooie najaarsmiddag was dat en wat deed je het goed!

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 27 november 2014

Foto: auteur


Geen opmerkingen: