vrijdag, december 19, 2014

Brieven aan Stella (32)





Lieve Stella,

Begin jaren negentig van de vorige eeuw brak er ruzie uit tussen Athene en Skopje over hoe de pas onafhankelijk geworden Joegoslavische deelrepubliek Macedonië zich wel of niet mocht noemen. Ik zocht in die tijd naar een onderwerp om op te promoveren en was uitgekomen bij de Macedonische Kwestie, een onderdeel van de Oosterse Kwestie, kort door de bocht: de vraag wat te doen met het stervende Osmaanse Rijk, dat bekend stond als 'de zieke man van Europa.' Het onderwerp leek mij wel iets, tot ik na twee jaar onderzoek doodziek was geworden van het nationalistische geloei uit alle hoeken van de Balkan en ik besloot die hele promotie uit mijn hoofd te zetten. Ik had het toch al druk genoeg met mijn onderwijsbaan en mijn literaire activiteiten. Ondertussen had ik wel een aantal artikelen over het onderwerp gepubliceerd in verschillende tijdschriften en in het dagblad Trouw. Ook het NRC-Handelsblad nam een stuk van mij op. Dat was waarschijnlijk de aanleiding voor een telefoontje van de redactie van de Tros Nieuwsshow, die mij uitnodigde op een zaterdagochtend naar de radiostudio te komen om te praten over dat geruzie over de naam Macedonië.

Ik zat vroeg in de uitzending. Ik geloof dat er daarom al om half zeven 's morgens een taxi voor de deur stond om mij naar Hilversum te brengen. Jij bleef nog even lekker in bed tot het tijdstip waarop mijn stem uit de luidspreker zou komen. Toen was je diep in slaap, waardoor je mijn verhaal nooit hebt gehoord, want terugluisteren op het internet was er nog niet bij. Geen van onze vrienden luisterde trouwens op dat vroege uur. Later op de dag kreeg ik alleen van de kaasboer op de Reeweg te horen: 'Was u vanmorgen niet op de radio? Ik dach al, da ken toch nie? Nou u was wel ingewikkeld, hoor.' Die kaasboer is een paar jaar geleden failliet gegaan, maar dit terzijde.

Een van de presentatoren was toen Wim Bosboom, niet alleen bekend om zijn nogal rechtse opvattingen, maar ook van zijn opvallend gesnuif in de microfoon als hij presenteerde. De andere was een jongedame van wie ik mij de naam niet meer herinner. Ik heb dat meer met namen. Daarom was ik er wel voor mijn leerlingen een nummer te geven, want nummers onthoud ik met gemak, maar daar wilden de jongelui niet aan. In een telefonisch voorgesprek had ik met de redactie doorgenomen waar het interview ongeveer over zou gaan, zodat ik mij daar op kon voorbereiden. Geheel buiten die lijn om kwam Bosboom met de vraag hoe het zat met de paidomazema, het wegvoeren van duizenden kinderen naar het Oostblok door het zogenaamde Democratisch Leger tijdens de Griekse burgeroorlog. Nu had ik net een artikel over die oorlog geschreven voor een tijdschrift van de Universiteit Gent (Tetradio) zodat ik hem adequaat van repliek kon dienen, maar sindsdien ben ik altijd op mijn hoede als ik met het journaille heb te maken.

Ik moest daaraan terugdenken toen ik zondag per taxi onderweg was naar het Mediapark om daar in Met het oog op morgen vragen te beantwoorden over de Griekse presidentsverkiezingen, waarvan de eerste ronde vandaag wordt gehouden. Toen ik bij Wim Bosboom op bezoek ging, was dat mijn eerste ervaring met een directe uitzending. Ik heb in 1976 een keer meegewerkt aan een radioprogramma van de NCRV over dromen, maar die bijdrage werd bij mij thuis opgenomen, door Janny Groen, die tegenwoordig voor De Volkskrant schrijft. Janny kende ik als klasgenote van de middelbare school. Na ons eindexamen ging zij naar de school voor journalistiek en ik een paar maanden werken bij rederij Koenigsfeld, die toen aan de Rotterdamse Willemskade zat, maar ik dwaal af. Wanneer je onderweg bent naar Hilversum, wil je niet eindigen aan de Nieuwe Maas.

Intussen ken ik enigszins de weg in het labyrint op het Mediapark waar de radiostudio van de NOS is gevestigd. Er was een periode dat ik er met zo'n grote regelmaat kwam dat Tijs van den Brink, die net met een banaantje van zijn middagpauze zat te genieten, eens vroeg: 'Ben je er nu alweer?' De aandacht voor Griekenland gaat, net als de beursindex, overigens sterk op en neer. Tussen zondag en de voorgaande keer dat ik in de ether wat zei over de rafelrand van Europa zit een paar maanden. Het merkwaardige is dat mensen in mijn omgeving vrijwel automatisch gaan denken dat alle problemen in je geboorteland zijn opgelost als ze er een tijdje niets meer over horen, terwijl ik mij almaar zorgen maak over de sociale puinhoop waarin de bakermat van de democratie is veranderd. Het was ondanks mijn bezorgdheid een prettig gesprek met presentator John Jansen van Galen, die ondermeer een aantal uitstekende boeken heeft geschreven over Suriname. Daarnaast is hij een groot poëzieliefhebber. Hij besluit zijn uitzending altijd met een gedicht, waardoor het contrast met het aansluitende programma, het platvloerse, stupide gebral van de 'Echte Jannen,' niet groter kan zijn.

We zijn inmiddels tweeëntwintig jaar verder. Nog steeds maken Athene en Skopje ruzie over de naam Macedonië. Nog steeds waait er nationalistisch geloei over de Balkan en nog steeds stuit mij dat zeer tegen de borst. Als ik weer zo'n stel schreeuwlelijkerds te keer hoor gaan, moet ik altijd denken aan wat Paul Léautaud schreef in zijn Literair Dagboek, in een aantekening uit 1908: 'Er zijn nog steeds idioten die warm lopen voor al dat gebral over het leger, de vlag en het vaderland. Dergelijke ideeën zijn al even ongezond als die over de godsdienst.' Ook komt mij een uitspraak van C. Buddingh' voor de geest: 'Patriottisme is een degeneratieverschijnsel.' Ik las hem onlangs op pagina 202 van het door Wim Huijser bezorgde Het Engeland van C. Buddingh' (2005). Net als mijn eerste optreden in een directe uitzending, zul je ook deze aan Met het oog op morgen nooit horen. Dat stemt mij verdrietig.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 17 december 2014





Geen opmerkingen: