vrijdag, augustus 14, 2015

Bedrijfsleven




Ik sta weer op de Rotterdamse Willemskade, tegenover het kantoor van Rijnvaartrederij Königsfeld, op de hoek van de Maasstraat. De rederij bestaat niet meer, opgeslokt door de Holland Amerika Lijn. Toen ik er werkte, waren twee containerlijnen aan het bedrijf toegevoegd, op Noord-Spanje en op Finland. Ik werkte er van oktober 1970 tot mei 1971. Assistent-expediteur heette het baantje, dat schromelijk werd onderbetaald, maar ook niet zo heel veel voorstelde. Ik zat regelmatig over de Nieuwe Maas te staren. Het was er niet ongezellig, verschillende collega's rookten net als ik pijp, hoewel sigaretten de norm waren. Er stonden een ratelende telex en een prehistorisch fotokopieerapparaat. Op maandagen ging het over voetbal. Over Feyenoord en DFC. FC Dordrecht werd pas een jaar later geboren.

Ik kan niet zeggen dat ik het slecht naar mijn zin had. Na een tijdje vakken vullen in de supermarkt van mijn tante leek het magere loontje een ongekende luxe en er werd niets van gezegd als ik af en toe te laat kwam of te vroeg vertrok. Ik kreeg zelfs een getuigschrift waarin ik 'een nauwgezet medewerker' werd genoemd, maar veel inspiratie ging er niet van uit. Zonder spijt verliet ik het kantoorleven, waar ik niets meer mee te maken wilde hebben. Deels door die ratelende telex, deels door de waarschuwingen van mijn vader: 'Ik ben mijn hele leven ongelukkig op kantoor geweest.'

Het bedrijfsleven. Instinctmatig schuw ik het. Ik wil niet beweren dat het onderwijs een vetpot was en ook niet dat het een ideale werksituatie bood, maar als de deur van de klas eenmaal dicht was had ik met de inspectie, de pedagogische faculteit en de doorgedraaide wereldverbeteraars van de lerarenopleiding niets meer te maken en voer ik mijn eigen koers. Tussen de klippen door en met succes. Nooit gestrand of schipbreuk geleden. Ik had in het bedrijfsleven misschien miljonair kunnen worden, zoals klasgenoot R., alles behalve een cultuurdrager, maar wel een klerenkast vol boerenslimheid, scherend langs de grenzen van het toelaatbare. Hij rijdt weleens langs het terras van Visser in zijn Porsche. Altijd met een of andere schoonheid naast hem, maar nooit met een gulle lach op zijn gezicht. Ik lach nog iedere dag. Vooral als ik terugdenk aan alle lol die ik had met mijn leerlingen.


Geen opmerkingen: