dinsdag, oktober 06, 2015

Poppenkast




Voorpublicatie uit Een zootje ongeregeld. Literair dagboek 1975-1979, dat medio 2016 zal verschijnen bij uitgeverij Liverse:

1976

19 februari:
Nederland wordt sluipend een politiestaat. Gisteren met neef Geoffrey naar de vreemdelingenpolitie geweest waar hij zich moest laten registreren. Hij werd aan een soort van kruisverhoor onderworpen, waarbij nogal intimiderend werd gedaan. Hij kreeg tenslotte zijn stempel, maar wel met de mededeling dat hij diende 'op te hoepelen' als hij niet binnen drie maanden werk zou hebben.

Nog een staaltje van bureaucratie: de poppenkast die de rechterlijke macht opvoert rond onze echtscheiding. Ook al ben je het over alle details met elkaar eens, toch moet een eindeloos ritueel worden voltrokken.

Overal steekt de overheid zijn neus in. Waarom zou je in een bevolkingsregister moeten staan? Wat heeft het stadhuis ermee van doen dat ik wil gaan verhuizen? En wat met mijn geloof of levensbeschouwing?

Gisteren na het tentamen naar The hunchback of the Notre Dâme geweest. Na afloop ontmoette ik Käthe L. (nog even mooi als een paar jaar geleden). Haar verteld van de vacature op school. Misschien solliciteert ze. Met zo'n aantrekkelijke collega zou ik misschien langer in Ambacht blijven.

24 februari:
De Klapjavaan heeft een paar dagen geleden zijn woning in brand gestoken. Volgens Gerard Borst omdat hij opgenomen wilde worden in een kliniek. Gerard zegt dat hij, de Klapjavaan, een zware patiënt is. Wellicht hadden we hem niet zo op zijn nummer moeten zetten, met Nieuwjaar, toen hij met allerlei doorzichtige blufverhalen aankwam.

We gaan niet naar Egypte, maar naar Tunesië. Voor twee weken. Het gezelschap zal bestaan uit Han, Bep, Peter en mij. We logeren in Sousse. Vertrek: 19 juli. Gerrit gaat niet mee. Hij is bang dat het er te warm is en te toeristisch.

27 februari:
Maandag en dinsdag vrij. Het enige goede van carnaval.

Vanavond schaken met het team van Bobby Kinghe in de voorronde voor het Paastoernooi. Dat wordt betaald door De Dordtenaar. Een vreselijke krant, maar daarvoor laten we het schaken natuurlijk niet schieten.

Met hoofdpijn opgestaan. Gisteren te veel wijn op bij Anneke. Ze had Frans gekookt. Een gezellige avond met Geoffrey, Liesbeth de Hoogh, een zekere Florien, Annemarie en Jan Willemse als medegasten. Toen ze een stoel ging halen viel Annemarie van de trap, maar bezeerde zich niet. Maandag gaat Geoffrey aan het werk bij een scheepsverzekeraar, vandaar het feestje.

28 februari:
Ons team heeft zich als tweede geplaatst voor het toernooi. Onze eerste wedstrijd verliep niet zo best (2-2), maar verder hebben we redelijk gespeeld. We waren de enige die 1,5 punt wegsleepte tegen Bibelot, onbetwist de sterkste ploeg.

3 maart:
Eindelijk weer eens een beetje productief geweest. Dat is het voordeel van een paar dagen vrij, wat de noodzaak onderstreept om meer tijd voor het schrijven vrij te maken.

Tijd om aan de volgende Letteriek te gaan denken. Zaterdag met Thijs naar een bijeenkomst van de Dickens Fellowship in Bloemendaal. Dan doe ik dus weinig, maar volgende week zal er getypt moeten worden.

Gerrit en ik zijn bijna klaar met het Cabarettesk Theater. We moeten nog proberen om de laatste scène, over een door het lot en de goklust bepaalde maatschappij, uit te werken. Aanstaande zondag de bijlage met de muzikale begeleiding en wat regie-aanwijzingen maken en dan gaat het de deur uit.

De jonge katten lijken wel een opleiding voor sloper te volgen. Ik zie steeds meer stukjes behang van de muur verdwijnen, steeds meer riet van de bureaustoel en in de bank verschijnen meer en meer pitjes, veroorzaakt door kattennagels. Over drie weken gaan de eerste twee het huis uit. De derde houd ik nog een paar weken, dat is prettiger voor Minet.

Gisteren na de middag is het uit de hand gelopen. Om twee uur met Gerrit naar Peter gegaan, die griep heeft, om eten en bier te brengen. Ik had een briefje op de bel gedaan met het adres waar ik b.g.g. te bereiken was. We zaten goed en wel met de patiënt aan het bier, toen Han en Bep van Gorkom arriveerden. Het werd heel gezellig aan het ziekbed, zodat Han en ik tegen zessen maar Chinees en nog meer bier gingen halen. Na het eten hebben we Peter naar de schaakclub laten bellen met de mededeling dat we plotseling ziek waren geworden en de rest van de avond hebben we gepokerd, geéénentwintigd en gedronken. De zieke onderhield een pendeldienst tussen het bed en de pokertafel. Tegen het einde van de avond begon hij steeds meer op te knappen.


Foto: auteur


Geen opmerkingen: