maandag, november 30, 2015

Verdachte pakketjes




De storm giert door de touwen en staaldraden van de afgemeerde jachten. Een spookachtig geluid. De reiger die hier 's avonds rondscharrelt, een spookachtige vogel, heeft zich ergens verscholen. In het café dringen berichten door over vallende bomen en rondvliegende dakpannen. Het geeft iets knus. Er wordt op gedronken. Claire belt om te zeggen dat ze de open haard uit heeft laten gaan. Haar huis is nog ouder dan het mijne. Ze blijft liever binnen, met een wijntje.

Een vrouw zegt dat ze haar haren heeft geverfd en of er nu nog een pruik van kan worden gemaakt? Haar vriendin weet het zeker. Een man lacht schamper als het nieuws komt dat een voetbalwedstrijd is afgelast vanwege een bommelding. Hij heeft een sterk verhaal, is even held. Zijn buurman vraagt een glaasje water. Het is tijd voor zijn hartpilletje. 'Mijn partypil,' grapt hij. Op het terras, tussen de windschermen, zit een stelletje nadrukkelijk verliefd te zijn, tot het markiesdoek scheurt. Het wordt nog knusser binnen.

'Er gaan geruchten dat een stokoude geestelijke binnenkort op grote schaal verdachte pakketjes laat bezorgen door getinte mannen,' zegt de man van de partypil. Tijd om af te rekenen, denk ik, maar Claire belt. Ze komt toch even langs. 'Niet onder de bomen fietsen,' wil ik nog zeggen, maar ze heeft alweer opgehangen.

Foto: auteur


donderdag, november 26, 2015

Dordt fietst




In 1979 kocht mijn toenmalige vriendin een fiets van het merk Motobecane. Ik had daar nog nooit van gehoord. Het was een fiets met een ongewoon frame, herinner ik mij, en met de dynamo op het achterwiel in plaats van voorop. Een fiets, dat is een gebruiksvoorwerp dat zo gewoon is, dat je er meestal niet bij stilstaat. Ik heb jarenlang op een vierdehands fiets gereden, waarvan ik mij niet eens het merk meer herinner. Daarna bereed ik een tijdje de hoogbejaarde Fongers van mijn vader, totdat ik hem weggaf aan een stichting die zich bekommerde om een weeshuis in Polen. Daar is hij opgeknapt en wie weet rijdt er nu nog een Poolse jongeman op. Tegenwoordig rijd ik op de Gazelle van Stella. Al voor ze overleed gebruikte ik hem regelmatig, omdat hij heel lekker rijdt en zij er niet vaak mee op pad ging, afkomstig als ze was uit een land waar weinig wordt gefietst. Nu is hij mijn standaard vervoermiddel.

Ik had geen idee dat Dordrecht ooit een eigen fietsenfabriek had, tot ik werd benaderd door Ruud Verkerk en Rob Nederlof voor hun boek Dordt fietst, dat op zaterdag 21 november werd gepresenteerd bij Jenk in de Hoge Nieuwstraat. Die fabriek heette Cedudor, wat staat voor C. Duimel, Dordrecht. Duimel, een naam die bij mij meteen een lichtje deed branden, want bij Duimel in de Frans Lebretlaan kocht ik een paar jaar geleden een heel handig vouwfietsje. Dat er een hele wereld bestaat van fietsmerken, modern en antiek, dat weet je natuurlijk wel, maar enige kennis van dat wereldje had ik niet.

Dordt fietst brengt daarin verandering. Het is een kostelijk boekje geworden, waarin een aantal min of meer bekende Dordtenaren vertelt wat hun relatie is tot Nederlands nationale vervoermiddel. Coen Duimel Sr. komt aan het woord over Cedudor, gevestigd aan de Reeweg Oost. Ook Frans Duimel, bekend van de Frans Lebretlaan, komt met een boeiend verhaal. Frits Baarda vertelt over het kwijtraken en weer terugvinden van zijn dierbare Cumberland (ook een merk waarvan ik nog nooit had gehoord), Han van Gorkom vertelt over de bekende fietsenwinkel van zijn grootvader, gevestigd aan het Vrieseplein, waar nu een troosteloos gat gaapt, dat het plein al jaren ontsiert, nadat de rij fraaie panden door toedoen van een onbekwame aannemer teloor is gegaan. Ton van den Bergh stelt ons aan een heel bijzonder rijwiel voor. De geschiedenis van de beroemde 'Dordtse' wielerploeg Frisol komt aan bod en nog veel meer. Ontroerende, grappige en interessante verhalen. Je hoeft geen verstokte fietsliefhebber te zijn om van het boekje te genieten. 

Dordt fietst wordt geïllustreerd door prachtige foto's van Rien Stam en is mooi vormgegeven door Debby Bonjer. Het is zo'n boek dat je graag in de kast hebt en even graag aan iemand cadeau doet. Dat kan, want het is te koop bij boekhandel De Nieuwe Bengel in de Vriesestraat, of te bestellen bij Ruud Verkerk (e-mail: r.verkerk6(ad)gmail.com) en het kost slechts 14,50 euro.



zaterdag, november 21, 2015

Dreiging




Ik heb mijn kop en alles wat er verder aan de buitenlucht is blootgesteld, flink met anti-muggenzalf ingesmeerd. Stekende insecten terroriseren de oude bovenstad. Niemand weet de oorzaak, maar iedereen klaagt. Omdat de gemeenste soort, hier sknipes genoemd, dwars door je broek heen steekt, al zijn ze nauwelijks groter dan een fruitvlieg, heb ik mijn sokken en benen ook maar een flinke lik gegeven. Daarna ben ik afgezakt naar Prinkipos, waar ik mijn avondkoffie drink. Ik heb een tafel die uitzicht biedt op het Turkse consulaat, zwaar bewaakt door een vijftal oproeragenten, die ontspannen staan te keuvelen met een jongeman in burger.

Maarten van Rossem heeft gelijk als hij zegt dat iemand een veel grotere kans heeft om slachtoffer van het verkeer dan van een terreurdaad te worden. Ik kijk naar het verkeer. Voornamelijk auto's. Er komt een man op een scooter langs. Dwars over zijn stuur vervoert hij een fiets. Daarachter een fietser, een waaghals in het hectische verkeer van Thessaloniki. Zelden voeren fietsers licht. Spatborden zijn onbekend. Een enkeling heeft een reflector. Helden of zelfmoordenaars, wie zal het zeggen?

Het zal de eerste keer niet zijn dat bij het consulaat een bom ontploft. Eigenlijk is dit een levensgevaarlijke plek, al is de sfeer op het terras even ontspannen als in het groepje agenten. Het verkeerslicht springt op rood. Een wachtende automobilist kijkt gebiologeerd in mijn richting, maar zijn aandacht wordt eerder getrokken door de serveerster in de deuropening dan door mij. Voorlopig vormen de sknipes de enige dreiging. In mijn hoofd hoor ik de stem van Drs.P. Hij zingt: 'Sknipes hier, sknipes daar, kijk daar gaat een adelaar.'

Foto: auteur


woensdag, november 18, 2015

Wasdag




Alsof 'de donkere dagen voor kerst' al zijn begonnen. Het is de hele dag nauwelijks licht geweest. Het regent, het waait. Niemand weet waar zich het klachtenloket bevindt, waarvan Gerard Reve meent dat het niet bestaat. Wie op straat loopt, kijkt zuur. Bij de supermarkt ontbreekt zelfs de straatmuzikant. Ik zoek op mijn mobiel de boodschap van Claire. Diep in de nacht stuurde ze nog een sms-je. Doet ze wel meer met een wijntje op.

Halogeenlampjes. Die zijn nergens te vinden en mosterdsoep hebben ze evenmin. Halverwege de terugweg bedenk ik dat ik afvalzakken ben vergeten. Dan scheiden we een dagje niet. De wereld zal er niets minder beroerd van worden. Voor ik thee zet, steek ik overal kaarsen aan. Er zij licht in de duisternis. Claire sms-t weer: of we bij de Griek zullen gaan eten? Ik stel mijn antwoord uit. Moet ik dan alweer zeggen dat die op maandag is gesloten?

Maandag: wasdag, chagrijndag. De stamkroeg dicht, het museum dicht, de Griek dicht, geen postbestelling, het voetbalnieuws overschaduwd door terreuraanslagen. Facebook overstroomd door een golf van emoties. Al die oorlogstaal, die opgedrongen angst, al die meningen. In de krant tien portretfoto's van slachtoffers. Zomaar doodgeschoten op een terras. Ik denk aan Claire, aan mooie zomeravonden op een terras aan de haven. Toch maar even snel terugbellen.


maandag, november 16, 2015

Eén grote komedie




Onlangs noemde een trainer in Voetbal International de ontwikkelingen bij een van de belangrijkste eredivisieclubs 'één grote komedie.' Hij had daarbij flinke kritiek op een bobo die ooit zijn eigen trainer was. Een soort vader-zoon situatie. Ik moest even denken aan dat mooie verhaal uit de oudheid, waarin prins Oedipus, zonder dat hij het zelf door had, zijn vader om het leven bracht. Nee, het is geen moord en doodslag in de voetbalwereld, al is er altijd wel ergens heisa, maar het gaat mij om dat woord komedie. Dat kan zowel blijspel betekenen, een toneelstuk waarom we lekker kunnen lachen, of schertsvertoning, gedoe dat niet serieus te nemen valt. Die trainer bedoelde ongetwijfeld het laatste. Het blijspel is een gewaardeerde vorm van theater.

Voetbal heeft ongetwijfeld veel van theater. Je hebt een toneel (het veld), acteurs (de spelers) en een regisseur met zijn helpers (de trainer en de technische staf). Wij supporters vormen het publiek. Net als bij het theater genieten we van een mooie scene, of we voelen ons bekocht als de acteurs er een potje van maken en een slecht stuk op de planken (het kunstgras) zetten. In een klassiek theater is het niet gebruikelijk dat het publiek op luide toon meeleeft met een toneelstuk. Dat was wel anders in de tijd van Shakespeare. Daar werd fanatiek meegeleefd, zeker door de toeschouwers op de staanplaatsen, waarbij het regelmatig tot knokpartijen kwam.

Knokken doen we niet meer op de tribune, we zijn geen zestiende eeuwse toneelhooligans, maar het is duidelijk dat voetbal het broertje is van het theater. Er wordt een groot publiek mee vermaakt en het is zonder twijfel een deel van onze cultuur. Daar wringt hem echter een beetje de schoen. Het is vanzelfsprekend dat de overheid in de portemonnee tast om allerlei vormen van theater mogelijk te maken. In Dordrecht is in de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de renovatie van Kunstmin en in het Energiehuis, om twee voorbeelden te noemen. Ik vind dat terecht. Dordtenaren hebben recht op die mooie theaters en wat daarin gebeurt. Helaas, die andere tak van de cultuur, voetbal, moet het maar zelf uitzoeken. In dat charmante, maar niet helemaal van deze tijd zijnde stadionnetje aan de Krommedijk. Er zitten bij de voorstellingen meer mensen dan in Kunstmin en het Energiehuis samen, maar als wordt gesuggereerd dat de overheid wat meer zou kunnen doen om supporters en spelers te huisvesten in een modern onderkomen, waarmee de club met meer zekerheid de toekomst in kan gaan, dan verschuilt men zich achter vage kreten over Europese regels inzake concurrentievervalsing en dergelijke. Ja, wij horen als supporters steeds weer dat achter de schermen van alles wordt besproken en bekokstoofd. In de praktijk hebben wij er, na die mooie presentatie van de plannen voor een nieuw stadion, niet veel meer over gehoord. Ik vind dat jammer. Ik vind dat broertje voetbal op gelijke voet moet worden behandeld als zusje theater. Anders is het maar één grote komedie.

Foto: auteur

Eerder gepubliceerd in de FC Dordrecht Presentatiegids, november 2015




dinsdag, november 10, 2015

Winteravond




Ik loop over de Noordendijk. Ooit het vervallen gebit van de stad. Van belang als waterkering, maar wat er aan huizen stond was tot voor een jaar of tien grotendeels tot krot vervallen, eind negentiende-eeuwse crisisbouw. De wind sloeg je uit de gaten in de bebouwing om de oren. Er overheen fietsen was een twijfelachtig genoegen. Peerke, mijn studiemaat, woonde er, boven een poort naar een hofje. Daar huisden Turkse families vanwege de goedkope huur. Daardoor konden ze iedere zomer in een vierdehands Mercedes hun succesverhaal gaan vertellen in het dorp van herkomst. Aardige, gastvrije mensen, die ons regelmatig van baklava of ander zoet voorzagen.

Vele, lange avonden brachten we er studerend door. Het mocht niet baten. Peerke is al twintig jaar dood. In een vreemde stad begraven nadat hij van het eiland vertrok wegens een dramatisch afgelopen liefdesaffaire. Hij had aanleg voor het toneel, maar is uiteindelijk op een kantoor geëindigd. Als boekhouder. Ik bedenk waar het krot zo ongeveer moet hebben gestaan. Geen gebouw, behalve de oude molen, een verdwaalde reus, en het belendende café, herinnert aan toen. Ik loop tussen twee strakke gevelwanden, die een weg en twee fietspaden omsluiten. Mooier is het er niet op geworden, maar het verval is voorlopig gestuit.

Ik herinner mij een winteravond, het liep tegen Oud & Nieuw. We zaten met vrienden bij Peerke om de krat. We luisterden naar Van Morrison, Bob Dylan, John Mayall. Iemand had een doos illegaal vuurwerk gekocht. Iemand anders zette de Doors op. Het werd middernacht. We schoven een raam omhoog en smeten lukraak wat donderslagen over de dijk. Lachend doofden we daarna de lichten. De muziek zweeg. Even later reed een busje met nietsvermoedende agenten voorbij.

Foto: auteur


vrijdag, november 06, 2015

Wereldreis




Het is een kabaal dat het een aard heeft in Het Varken. Een aantal grootvaders haalt herinneringen op. Ik rust uit van een wereldreis. Ik moest iets ophalen in Ano Toumba en was laat. In bus 23 gestapt, maar die kwam al snel vast te zitten in de nauwe straten van de bovenstad. Lopen ging sneller. Op de Agiou Dimitriou een taxi genomen. Een norse, zwijgzame chauffeur, wat me goed uitkwam. Op de hoek van de Lambraki en de Perevou overhandigde K. mij de fles. Daarna ben ik naar die aardige boekhandelaar in de Tsiapanou gelopen om een nieuw vulpotlood. Ik kreeg veertig procent korting zonder dat ik ergens om vroeg.

Een rondje gelopen door mijn oude buurt. Een foto gemaakt van het voormalig Schrijfhuis, vanuit het plantsoen, en in bus 12, terug naar het centrum, achtentwintig jaar herinneringen voorbij laten gaan. De herinneringen van de bejaarden gaan vooral over de militaire dienst. Het ene avontuur overschreeuwt het andere. Ik drink mijn koffie en luister op de achtergrond mee.

Morgen vertrek ik, want al houd ik van de levendigheid van Thessaloniki, na een tijdje wordt het te veel. Dan moet ik terug naar mijn eiland, naar de rust van mijn werkkamer, de uitgestorven straten na sluitingstijd en de grove vrouwen in ogenschrijnende leggings. Ik worstel met de vraag of ik K. zijn tsipouro meeneem, met het risico dat de fles breekt, of dat ik vanavond in Loxias zal trakteren.

Foto: auteur


zondag, november 01, 2015

Konaki





Ik ben weer eens gezwicht. Om de hoek van het Tijdelijk Schrijfhok is een restaurantje. Konaki heet het. Ik ben er tot nu toe langsgelopen, maar in Thessaloniki valt altijd wat te ontdekken en nu en dan moet je van het gebaande pad afwijken. Ik ben er vanmiddag gaan lunchen en zag opnieuw mijn idee bevestigd dat je in achterafzaakjes, die er bij een eerste blik niet aantrekkelijk uitzien, vaak heerlijk kunt eten.
Binnen omringde mij de nostalgie van Thessaloniki met foto's van de oude bovenstad waarop auto's en bussen uit vooroorlogse films. De tijd dat de Yedi Kuleh, de gevangenis in de citadel, nog volop in gebruik was.
Ik neem mij altijd voor om bij de lunch geen, of heel weinig, wijn te drinken, om de rest van de dag niet in lethargie voorbij te laten gaan. Daarom bestelde ik slechts een kwartlitertje rood. Op de kaart stond een aantal gerechten uit Smyrna, de wijn bleek uitstekend en de rebetica bracht mij in een wat weemoedige stemming. Op de lege stoelen aan tafel zag ik in gedachten Stella en mijn overleden vrienden Lupius en Peerke. Peerke draaide als altijd met nerveuze vingers een zware Van Nelle.
Het kwartlitertje werd een liter, waarna ik afscheid moest nemen voor een hoognodig middagdutje. Waarom ontdek ik dit soort hoogtepunten altijd vlak voor ik weer moet vertrekken, vroeg ik mij af, terwijl ik het hellinkje naar mijn bed beklom.

Foto: auteur