donderdag, maart 31, 2016

Brief aan Stella vanuit het ziekenhuis




Lieve Stella,

Je merkt het misschien wel aan mijn handschrift, dat op zijn zachtst gezegd wat ongewoon is, maar mij is iets overkomen dat ik nooit had verwacht. Ik weet eigenlijk zelf nog steeds niet precies wat er is gebeurd, maar afgelopen maandag stond ik in de Museumstraat met Kees Thies te praten, toen alles ineens op zwart ging. Drie dagen later werd ik wakker op de intensive care van het Albert Schweitzer Ziekenhuis. Vanaf maandagmorgen tot dat ogenblik weet ik niets meer. Men zegt een hartstilstand of een zware hartaanval. Ik ben gered door snel en diligent ingrijpen van Kees en enkele dames uit de buurt, Karin en Linda, en de zeer snel aanwezige politie. Althans dat is wat tot nu toe tot mij is doorgedrongen, ik moet de zaak later nog eens met Kees bespreken. Was het thuis gebeurd, dan had in de krant gestaan: 'Dichter Kees Klok dood in huis gevonden.' Afgezien van het feit dat dat niet de bedoeling was, geeft het ook aanleiding tot akelige speculaties. Ik weet nog niet hoe ik mijn redders kan bedanken, maar daar komt nog wel gelegenheid voor. Eerst moet ik weg uit het ziekenhuis, zodat ik weer in mijn eigen bed kan slapen, zonder allerlei gedoe dat mijn bloeddruk opstuwt. Ik ben gedotterd, er is een stent geplaatst en na drie maanden hartrevalidatie moet ik weer tot heel wat in staat zijn, zoals een wandeling maken naar de Kop van 't Land. Ik ben ook lang nog niet uitgeschreven.

Ik krijg een overweldigend aantal betuigingen van medeleven. Zusje Marja is zeer zorgzaam en heeft inmiddels veel vrienden en bekenden geïnformeerd. Ik krijg heel veel hulp aangeboden, meer dan nodig, wat een geruststellende gedachte is. De ongerustheid over wat er met mij aan de hand was, werd verergerd doordat juist die maandag Facebook mijn account tijdelijk had afgesloten. Ik had de verkiezingsaffiche van de PSP uit de jaren zestig (blote vrouw met koe, onder de leuze: Ontwapenend!) op mijn tijdlijn gedeeld. In de Verenigde Staten, de grootste porno-producent ter wereld, begrijpen ze niet dat het hier om een historisch document gaat. Er is trouwens ook helemaal niets mis met bloot, zolang je er maar niet bij zet dat er een piemel in moet. Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan zijn ze, om het mild uit te drukken, soms een tikje hypocriet. Dickens constateerde dat al in 1842. Ja, overal werd hij enthousiast toegejuicht, maar toen het op betalen van auteursrechten aankwam, gaven de bewonderaars niet thuis. Om mijn vrienden gerust te stellen, heb ik het historische document verwijderd, maar iemand zou die lui eens een lesje moderne, Nederlandse geschiedenis moeten geven. Ik zou dat graag doen. Ik hoef er maar drieduizend dollar per dagdeel voor te hebben, exclusief reiskosten.

Ik heb nooit eerder in een ziekenhuis gelegen en toch heb ik een sterk gevoel van déjà vue. Misschien vanuit de tijd dat jij boven lag, op de afdeling oncologie? Het lijkt me eigenlijk niet erg waarschijnlijk. Toch is het alsof ik het allemaal al eens heb meegemaakt. Ze hebben me drie dagen slapende gehouden. Weliswaar met een infuus met vocht en, ik neem aan, vloeibare voeding, maar ik ben er toch flink van afgevallen. Wat een mager bekkie heb ik, als ik in de spiegel kijk. Het valt wel op hoe sterk ik op oma Klok lijk, althans op de foto van haar die bij ons op de slaapkamer hangt. Daarop is ze ongeveer van mijn leeftijd. Erg goed heb ik haar niet gekend, ze was al ver in de tachtig toen ik werd geboren, maar dit terzijde.

We zingen op de noordtribune bij FC Dordrecht weleens de hymne Het is een vlooientheater. Daaraan moest ik vannacht denken, op momenten dat ik wakker was. Hier begon een infuus te piepen, daar rinkelde een alarm, regelmatig begon de 'ADHD-patient' een deur verder in zijn slaap een redevoering af te steken en soms hoorde je iemand zwaar hoesten. Ik lag te bedenken hoe ik dat allemaal zou gaan opschrijven. Niet echt ideaal voor rust en bloeddruk, maar die laatste is ook steeds wat te hoog door wat er allemaal op me afkomt en ik mijn nipte ontsnapping aan de dood nog niet echt heb verwerkt. Ik heb het geluk dat ik een aardige kamergenoot heb, een heer die ook boeken leest en technicus was bij het GEB, in de tijd dat we nog gewoon Dordtse stroom produceerden. Ik herinner mij die vier machtige schoorstenen op de Staart, op de plek waar nu het gevang staat. Als je bij oom Jaap en tante Jo in Strijen-Sas was, kon je ze nog zien, maar dit alles terzijde.

Ik word hier uitstekend verzorgd, voor een deel door oud-leerlingen, die in ruime getale in het ziekenhuis zijn vertegenwoordigd. Ik trof ook de moeder van een oud-leerlinge, uit dezelfde klas als de dochter van Kees Thies. Er werkt op de afdeling zelfs een oud-leerlinge uit mijn tijd in Hendrik-Ido-Ambacht, die mij direct herkende, ook al had ik toen nog haar, meteen ook het langste van de school, en een woeste baard. Er lopen ook een internist, een chirurg en een oncoloog rond die ik heb lesgegeven. Ik hoop dat ze goed hebben opgelet, want als je verstand hebt van geschiedenis, heb je eigenlijk overal verstand van, wil ik mijzelf nog weleens voorhouden. Kijk maar naar mijn eigen leermeester, Maarten van Rossem, wiens boek over de ondergang van het Romeinse rijk op het nachtkastje ligt.

Ik heb besloten om, zodra ik weer min of meer de oude ben, een cursus reanimeren te gaan volgen. Ik weet nu hoe belangrijk het is. Dat wist ik natuurlijk al, maar nadat ik mijn in 1974 behaalde EHBO-diploma heb laten verlopen is het er nooit meer van gekomen. Ik mag als doctorandus op elk vakgebied een proefschrift schrijven, mits ik een promotor vind. Wat denk je van een proefschrift over de geschiedenis van de cardiologie in Nederland? Laat ik eerst maar eens zorgen dat de bloeddruk naar beneden gaat, dan zijn we weer een stap verder.

In gedachten, altijd,

Kees

Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht, 27 maart 2016


Foto: archief auteur 


zondag, maart 20, 2016

Brief aan Stella (15)




Lieve Stella,

Ik weet zeker dat je zou hebben genoten van de poëzieavond, gisteren in Villa Augustus. Niet alleen van de poëzie en van het aardige gesprek dat we hadden over het vak, maar ook van de mooie omgeving. Het was donker en er woei een gure wind over de stad, maar de tuinen lagen er, in al hun wintersheid, fraai bij. Natuurlijk was dat vooral door de sfeervolle belichting. Ik hunker naar de dag dat ik weer op het terras koffie kan gaan drinken en kan genieten van die tuinen. Of van de tuin van DOOR, waar ik op het ogenblik zit te schrijven. Denk niet dat ik niet geniet van onze eigen veranda en tuin, maar soms moet ik even onder de mensen zijn en toch werken. Dat kan uitstekend bij DOOR. Ik heb bij Villa Augustus nog niet geschreven. Het restaurant leent zich daar misschien minder voor, omdat het wel erg groot is en een slechte akoestiek heeft, maar het terras misschien wel. Ik zal het eens uitproberen, als we tenminste een fatsoenlijk voorjaar krijgen, waar het voorlopig niet naar uitziet. Al dagen wordt de temperatuur meer door een scherpe, gure wind bepaald dan door de zon, maar laat ik mijn tijd niet verdoen met klagen over het weer.

De avond werd gehouden in dezelfde zaal waar we indertijd de koffietafel hadden na het overlijden van Jacques' moeder. In de watertoren zelf, nu het hoofdgebouw van het hotel. Dichters van dienst waren Myrthe Leffring, die ook de presentatie deed, Menno Wigman en uit Vlaanderen Paul Desmet. Ik heb na afloop van elk de nieuwste bundel gekocht en die, eigenlijk tegen mijn gewoonte in, laten signeren. Meer om een gelegenheid te hebben een praatje aan te knopen, dan om de handtekening zelf. Ik geef nooit zo om literaire curiosa als eerste drukken of gesigneerde exemplaren, al vind ik het dan weer wel leuk om een paar boeken te hebben met een persoonlijke opdracht van Kees Buddingh' en Jan Eijkelboom. Bijvoorbeeld in een van Buddingh's dagboeken: 'Voor Kees K., van Kees B.' Kees nadrukkelijk niet met een C.

Ik weet niet wat mij overkomt, maar ik heb in drie dagen tijd vier gedichten geschreven. Of liever, er hebben zich vier gedichten aangekondigd, waarover ik voorlopig enthousiast ben. Dat euforische gevoel waar Menno Wigman het gisteren over had. Of ik dat gevoel over een week nog heb, weet ik niet, maar als ik dan nog even enthousiast ben, dan ben ik weer een nieuw pad ingeslagen. Spannend, want je weet niet waartoe dat gaat leiden. Ook over het proza schrijven mag ik niet klagen, al is dat een ander procedé dan dichten. Dat weet je, want dat ging bij jou eigenlijk net zoals bij mij. Wat ik al schreef: gedichten kondigen zich aan (iets wat Wim de Vries al lang voor mij constateerde). Proza schrijf je niet in de roes waarin de eerste versie van een gedicht wordt geboren. Een verhaal kun je op je gemak construeren, een gedicht dringt zich op en dringt altijd voor. Het was aardig om van de collega's in Villa Augustus te horen dat zij ook altijd een notitieboekje bij de hand houden om invallen direct te kunnen noteren, anders vergeet je die weer snel. Iemand (Buddingh'?, Eijkelboom?) heeft mij ooit die raad gegeven. Dat heeft in de nacht van maandag op dinsdag de basis voor twee gedichten opgeleverd. Ik heb ze gistermorgen na het ontbijt uitgewerkt, nog voor ik met Gerard Bouma en Jan van der Geer naar het Gemeentemuseum in Den Haag ging voor de grote tentoonstelling van Karel Appel.

We vertrokken vroeg naar Den Haag, omdat we bang waren anders in een lange rij wachtenden terecht te komen. We hadden beter moeten weten. Het museum gaat, net als het Dordtse, pas om elf uur open. Vroege vogels en musea gaan niet samen. We zijn koffie gaan drinken in een naburige, veredelde snackbar, tussen enkele luidruchtige, maar vriendelijke Hagenezen. Erg warm was het er niet, maar de koffie smaakte prima en de rij viel uiteindelijk mee. Om kwart over elf stonden we tussen de Appels. Wat ik met zijn werk aan moet, weet ik eigenlijk niet zo goed. Ik begrijp wel wat hem drijft en ik heb ook wel, wat moet ik zeggen, respect voor zijn werkwijze, want bewondering is een al te groot woord, maar als ik iets zou mogen uitkiezen om thuis aan de muur te hangen, zou ik voor een moeilijke keuze staan. Misschien een van zijn portretten, vanwege de krachtige, sprekende ogen. In sommige werken schuilt een ondefinieerbare kracht, wat Appel onderscheidt van het legioen fakers en charlatans in de eigentijdse kunst. Er hingen een paar tekeningen die geniaal van eenvoud zijn, maar toch heb ik het meeste maar voor kennisgeving aangenomen, simpelweg omdat die werken bij mij geen ontroering teweeg brengen.

We lunchten in het grand-café, op de overdekte binnenplaats van het museum, die mij deed denken aan het restaurant van de Wallace Collection in Londen. We hebben ook nog een kijkje genomen bij Judith van Gustav Klimt. Een prachtig schilderij, maar de bedoeling van het decor waarin het werd getoond, rijen verlichte en onverlichte parfumflesjes in een donkere zaal, ontging mij. Eerlijk gezegd was ik te moe om mij er in te verdiepen. We zijn tenslotte naar café De Posthoorn gegaan, want een bezoek aan Den Haag is eigenlijk niet compleet zonder een bezoek aan De Posthoorn. Weet je nog dat we daar eens waren bij de opening van een Griekse schilder die daar exposeerde? Dat was in het jaar dat jij op de Griekse ambassade werkte. Je voelde je daar aan alle kanten bespied en tegengewerkt, omdat je van het ministerie van onderwijs kwam en niet van buitenlandse zaken. Dat was niet de reden dat je met vervroegd pensioen ging, maar het droeg wel bij tot je beslissing. Had je die niet genomen, dan was je misschien nooit poëzie gaan vertalen en zelf gedichten gaan schrijven, al kun je dat nooit met zekerheid zeggen.

Het is negen uur in de avond. De verwarming staat hoog. Het was vandaag wel weer guur genoeg buiten. Om drie uur ben ik bij DOOR vertrokken naar het Stadscafé, waar ik een bespreking had met Linda Wouters, pedagoge en schrijfster, die op 17 april optreedt op de Dordtse Middag van het Kort Verhaal. Halverwege het gesprek werd ze gebeld: ze was oma geworden. Bijna op hetzelfde ogenblik kwam Becky binnen, een Amerikaanse vriendin van haar, die al twintig jaar in Dordt woont. We hebben het heugelijke feit toen maar even gevierd. Daardoor kwam er van koken niet veel meer. Ik had nog wat soep staan en ik heb een diepvriespizza in de oven gezet. Die eet ik zelden of nooit, maar een gelovige kan niet constant bidden. We lopen de calorieën er wel weer af. Jij zou diepvriesvoeder niet goedkeuren. Jij moest alles vers en weloverwogen, daarom is het des te ironischer dat uitgerekend jij maagkanker kreeg. Onlangs werd bekend dat een chemische fabriek, hier hemelsbreed drie kilometer vandaan, jarenlang een of andere giftige stof heeft uitgestoten. In de lucht, maar het schijnt ook in het leidingwater te zijn aangetroffen. Dat geeft te denken, maar dan dringt zich de vraag op waarom jij wel en zoveel anderen niet? Wat luchtkwaliteit betreft leven wij in het meest vervuilde deel van Europa. Dat heeft gevolgen, maar daar hoor je Fons Nijpels, die griezelige anti-rook ayatollah, niet over. Die gaat wel jammeren als ik op een terras mijn pijpje rook. Je weet dat ik een mild en verdraagzaam mens ben, maar ze moesten hem de tong uitrukken!

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 16 maart 2016

Foto: auteur







woensdag, maart 16, 2016

Derde helft




Drie ventjes, in het tenue van de plaatselijke voetbalclub, hangen op een bank op het dorpsplein. Twee zijn vetzuchtig, ze knappen bijna uit hun broekjes. Ze zijn verdiept in een telefoon. De derde, een schriel manneke, probeert een bal hoog te houden. De anderen zien het niet. Hij schopt de bal naar de overkant van het plein, tegen de muur van het gemeentehuis, en gaat zitten. Het is zaterdag, half drie, ze zullen hun wedstrijd hebben gespeeld.

Op het internet zag ik hoe de club van mijn eiland, kilometers ver weg, gisteravond met 1-0 heeft gewonnen. Het is een club waarvan die ventjes misschien nooit hebben gehoord, zoals de spelers van mijn eiland vrijwel zeker nooit van de club hier hebben gehoord. Soms denk ik dat de mens door het internet meer kennis en inzicht heeft verworven, maar ik weet het niet. De domme medemens braakt nu buiten de borreltafel zijn onderbuikgevoelens uit op wat de 'sociale media' is gaan heten. Ik denk aan bepaalde jongens uit mijn schooltijd. Grote lijven, harde vuisten, lege koppen. Je lachte met hen mee. Vanwege die vuisten en ook omdat je mee mocht voetballen, maar nooit als spits.

Het schriele ventje staat weer op, pakt een tas, haalt zijn bal op en verdwijnt. De dikkerds zijn niet van de bank te slaan.

Foto: auteur.


zaterdag, maart 12, 2016

'Dordtse' brief aan Stella




Lieve Stella,

Ik heb het weer eens bont gemaakt in het weekeinde. Doelbewust, geheel opzettelijk. Waar ik vaak stevige discipline aan de dag leg, anders zou ik nooit iets fatsoenlijks schrijven, moesten zondag de remmen los. Aan het eind van de middag kwam ik terecht in Merz, waar tegen die tijd meestal een band speelt. Altijd te hard, maar als het goede muziek is, voilà, dan schreeuwen we er gewoon overheen. Ik trof er buurvrouw Elvira en kunstbroeder Josse. Later kwam ook Laura er bij, een vriendin van Elvira en een oud-leerlinge van mij. Beter gezelschap voor een zondagmiddag in onze provinciestad is nauwelijks te bedenken. Terwijl de muziek voortdenderde en wij op goed mediterraan volume converseerden, begon de alcohol rijkelijk te stromen. Ze hebben lekkere wijn bij Merz, ik kan je vooral de rode aanraden. Ik zou zelfs bijna vervallen in dubieuze clichés als kruidig bouquet en fluwelen afdronk.

De stemming zat er al snel in en ik vond dat we die vooral zo moesten houden. Ik heb nog een fors bedrag tegoed van de Griekse belastingdienst, dus het kon eraf. Dat ik dat geld wel nooit zal terugkrijgen, is een gedachte die je op zo'n zorgeloze middag niet toelaat. Als de meisjes even naar buiten gingen om te roken (O, de gruwel van het rookverbod!), spraken Josse en ik over ernstige zaken, zoals zijn aanstaande publicatie in Het liegend konijn, waarmee hij is toegetreden tot de Eredivisie van de Nederlandstalige poëzie. Nu was hij dat toch al, door de nominatie van zijn bundel Ik heb geslacht voor de C. Buddingh'-prijs, maar het kan nooit kwaad dat dat nog eens wordt bevestigd. Ik gun het hem van harte, al zal hij er ook veel afgunst mee oogsten. Haat en nijd horen bij de literaire wereld als vlooien bij een straatkat. Lees daar New Grub Street van George Gissing maar eens op na. Vorig jaar is het verschenen in een Nederlandse vertaling door Mario Molegraaf. Een turf van 560 pagina's, oorspronkelijk uitgegeven in 1891, maar nog zo actueel dat het gisteren had kunnen zijn geschreven.

Om het gesprek enigszins in balans te houden, vertelde ik hem een episode uit mijn wilde jaren. Ik had toen een relatie met Marion. Wij hadden de gewoonte om in vakantietijd na het opstaan vaak nog een tijdje naakt rond te lopen. Die zomer kwam een Amerikaans meisje logeren, dat ik in Schotland, op een van de Hebriden, had ontmoet. Ze paste zich moeiteloos aan onze gewoonte aan, wat op een zonovergoten morgen leidde tot een schaamteloze vrijpartij met zijn drieën. Ik herinner mij dat ik de rest van de dag tot weinig meer kwam en of ik zoiets op mijn licht gevorderde leeftijd nog eens moet herhalen, is de vraag, al blijft het een aardige gedachte. Die uitputting kan echter evengoed het gevolg zijn geweest van het doordrinken op de avond ervoor. Dat geloof ik het liefst. We kwamen tot de conclusie dat de late jaren zeventig en de vroege jaren tachtig heel wat minder preuts en benauwend waren dan het huidige tijdsgewricht, ook al doet het bestaan van instituties als Tinder en Second Love je soms anders geloven. Geruststellend was ook dat AIDS nog moest worden uitgevonden. Soms gingen we met zijn vieren roken. Blauwbekken voor de deur, want Merz heeft wel een rookhol, maar dat is het dan ook letterlijk. Ondanks de kou was dat wel even prettig voor de gehoorzenuwen en de stembanden.

In de loop van de avond kwam ik met Laura en Elvira terecht bij de Grote Griek, waar ze wel een fraaie rookruimte hebben. De meisjes waren verstandig overgeschakeld op water, maar ik moest natuurlijk de pallikari, de stoere jongen, uithangen. Ik ben nog wel keurig achter Elvira aan naar huis gefietst, maar nadat zij door haar eigen voordeur was verdwenen en ik de mijne wilde openen, lag ik ineens op de stoep, onder m'n fiets. Eenvoudig een kwestie van omvallen. Jij zou het niet goedkeuren, dat weet ik wel, maar ik had een geweldige middag en avond, beloond met wat blauwe plekken en schaafwondjes, maar vooral de andere dag met een gedicht onder de toepasselijke titel De val. 's Avonds kwam de Dordtse Dichterskring bij mij thuis bijeen en daar kreeg het unanieme waardering.

De gemeente Dordrecht heeft plannen voor de herinrichting van de Visbrug. Daar wil men een gat in maken, met een trap die naar een aanlegsteiger voert. Ik neem aan dat daar dan rondvaartbootjes moeten aanleggen. Kleintjes, want anders kunnen ze niet onder het stadhuis en het Scheffersplein door. Op zich wel een aardig idee, als het maar niet ten koste gaat van de terrassen van Centre Ville en Olympiada, die wat mij betreft eerder groter dan kleiner zouden moeten worden. De loempiakraam van kunstbroeder Xuan Tran moet in het plan worden verplaatst. Op die plek wordt in een nieuw terras voorzien. Dat moet niet gebeuren. Die kraam, die er al ik weet niet hoe lang staat, is op zich een beeldbepalend monumentje en op een terras dat de hele dag in de schaduw ligt, zit niemand te wachten. Ik voel mij er nogal bij betrokken, omdat, zoals je weet, mijn moeders vader boven Centre Ville is geboren, een jaar na de publicatie van New Grub Street. De brug is deel van onze familiegeschiedenis. Ik vraag mij wel af of het plan in deze tijd, waarin op van alles dat waardevol is hard wordt bezuinigd, verantwoord is. Kees Thies schreef daar ook al over in De Dordtenaar. Als het een erg kostbaar gat wordt (door stadsdichter Peter M. van der Linden inmiddels 'de put van Piet' gedoopt, een verwijzing naar wethouder Piet Sleeking) moeten we er maar niet aan beginnen. Het plan om meer bootjes door Dordt te laten varen is zo gek nog niet, maar dat is veel goedkoper en kinderlijk eenvoudig te realiseren door gebruik te maken van bestaande kaden of steigers. Denk aan de Pottenkade, de steiger bij het stadhuisplein, de Taankade, of al die andere steigers naar de Voorstraatshaven, die bij wijze van spreken gebruiksklaar liggen te wachten.

Ik zit te wachten op een monteur van de KPN, die het internet en de telefoon met de glasvezelkabel komt verbinden. Hij zou er tussen negen en elf zijn, maar, ik was er al bang voor, hij is er nog niet. Het is 12.46u. Ik heb de klantenservice gebeld, die iets zou uitzoeken en mij dan terug zou bellen, maar ik heb nog steeds niets gehoord. Na de lunch ga ik een prettige wandeling maken en dan zie ik wel waar het schip strandt. Misschien wel bij een van de concurrenten. Ik ben toch al niet gelukkig met de hele operatie, want Joost weet wat er allemaal mis kan gaan. Never change a winning team. Zo moet je ook afblijven van een systeem dat goed werkt, maar nee, het moet allemaal sneller, sneller en nog sneller. Big deal! zou jij zeggen.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 8 maart 2016

Foto: auteur
















Te bestellen bij uitgeverij Liverse of de betere boekhandel.


woensdag, maart 09, 2016

Nieuwe Brief aan Stella




Lieve Stella,

Vanmorgen vroeg schrok ik wakker van het alarm dat afging. Ik ben uit bed gesprongen en naar beneden gesneld, maar daar bleek niets aan de hand. Geen inbreker of ander ongerief. Tenzij je belangstelling hebt voor een televisie uit 1989, een defecte CD-speler of een Westminster klok die al maanden op reparatie wacht, is er bij mij niet veel te halen, maar ik heb toch liever geen onguur volk in huis. Ik vroeg mij af waarom het alarm was afgegaan. Op het eerste gezicht was er niets te zien. Na lang rondkijken zag ik dat het lint, waarmee de grote plant bij een van de sensoren is opgebonden, was losgeschoten. De kleine beweging van een zwiepend takje moet de oorzaak zijn geweest. Of een muis, maar van muizen heb ik al jaren geen last meer.

Toen ik weer in bed lag, bedacht ik dat het misschien niet zo verstandig was om direct naar beneden te stuiven. Ik ben niet bang uitgevallen, maar je weet maar nooit wat je tegenkomt. Ik had nog wel snel een onderbroek aangetrokken, maar desondanks sta je niet zo sterk op je pantoffels. Voor ik nog wat probeerde te slapen, heb ik een tijdje gelezen in de nieuwste aanwinst, de Brieven uit Genua van Ilja Leonard Pfeijffer, met wie jij nog eens enthousiast hebt staan praten over Griekse poëzie, elf jaar geleden, in café Van Wegen in Utrecht. Daar werd toen de door Chrétien Breukers samengestelde bloemlezing 25 jaar Nederlandstalige poëzie, 1980-2005 in 666 en een stuk of wat gedichten gepresenteerd.

Ik ben nog maar net in het boek begonnen, maar wat ik tot nu toe heb gelezen, bevalt mij zeer. Niet alleen de stijl. Over veel dingen ben ik het met hem eens en ik ben sowieso een liefhebber van brievenboeken, mits goed geschreven. In een brief wordt iemand rechtstreeks aangesproken en dat is een vorm van directheid die mij goed ligt. Als lezer en als schrijver. Daarbij komt dat hij vanuit Genua schrijft, een mediterrane stad die mij, hoewel ik er nooit ben geweest, aan Thessaloniki doet denken. Als ik tijd van leven heb, wil ik volgend jaar naar de Annual Conference van de Dickens Fellowship in Carrara. Dan ga ik beslist ook naar Genua. De conferentie van dit jaar sla ik over. Het huis moet van buiten worden geschilderd, ik ga al op wandeltocht door Zuid-Engeland en minstens nog twee keer naar Thessaloniki, maar met de verdiensten is het wat slap de laatste tijd en van mijn column in het Griekenland Magazine kan ik het niet allemaal betalen. Een column in een dag- of weekblad zou prettig zijn, maar wie zit er te wachten op iemand die alleen zo af en toe eens op de radio is te horen? Afgelopen vrijdag nog, op Hilversum 1, zoals ik NPO 1 nog altijd pleeg te noemen, lekker uit nostalgie. Een uitzending vanuit huis, want meneer Govert uit Oosterhout kwam weer eens langs met zijn kastje. Dat scheelde een rit naar het Mediapark, waar ik door een afspraak geen tijd voor had, of een fietstochtje door de regen naar het Mediacentrum van RTV-Dordt.

Vlak voor ik naar Thessaloniki ging, begin februari, was er vanuit dat Mediacentrum een marathonuitzending, van tien tot vijf, van Ben Corino's radioprogramma Studio De Witt, dat normaal op zaterdagochtend van tien tot twaalf wordt uitgezonden door Drechtstad FM, de radiopoot van RTV-Dordt. Studio De Witt bestond een jaar en dat was aanleiding tot een feestje. Terecht, want het is een goed programma en een verrijking van het aanbod van Drechtstad FM. Tijdens het eerste uur is er een hoofdgast, een bekende uit de regio, of iemand die over Dordrecht en omstreken iets zinnigs heeft te vertellen. Die gast kiest ook de muziek. Het tweede uur is voor de lokale actualiteit, waarbij Ben het de plaatselijke politici soms knap moeilijk kan maken, zoals het hoort. Aan het eind van dat uur komt de 'dichter van dienst.' Ik heb al verschillende keren aan Studio De Witt meegewerkt en ik was in die hoedanigheid, met een aantal andere dichters, ook betrokken bij de jubileumuitzending. Het was een aangename happening, waaraan de Dordtse mediamannen Victor de Coninck, Kees Thies, Cees den Bakker, Thijs Blom en Arie Baas als gastpresentatoren meewerkten. Ik ben bij een flink deel van de uitzending geweest en heb vooral genoten van het live optreden van de zangeres Thisgirlslife Ilona. En van de loempia's van collega dichter Xuan Tran, in Vietnam een beroemdheid en in Dordt uitbater van de loempiakraam op de Visbrug. Vorige week vertelde hij mij dat iemand bezig is zijn gedichten in het Nederlands te vertalen, maar dit terzijde. Het is jammer dat Drechtstad FM niet het budget heeft voor meer informatieve programma's als Studio De Witt en Via Cultura (dat op donderdagavond tussen acht en negen wordt uitgezonden). Met de bezuinigingen op de lokale omroep is de kans daarop erg klein, tenzij de raad tot bezinning komt, maar veel van het rechtse spul dat daar de boventoon voert, draagt de omroep geen warm hart toe.

Het eerste deel van deze brief schreef ik in de bar van kunstenaarscollectief DOOR, op de Voorstraat, waar iedere dinsdag tot en met vrijdag lunchcafé is. Ik ben het weleens zat om thuis te werken en dan zoek ik een café om te schrijven. Soms is dat Visser, soms het Stadscafé, 's zomers bij mooi weer ook wel het terras van Merz (waar schrijven binnen op de een of andere manier nooit lukt) en tegenwoordig regelmatig DOOR. Van de geluiden om mij heen kan ik mij uitstekend afsluiten en DOOR heeft het voordeel dat er gelijkgestemden werken, terwijl je er ook goed kunt lunchen. Bovendien is er een goede wifi-verbinding. Die hebben ze bij Visser en het Stadscafé niet, wat lastig is als ik tijdens het schrijven even iets wil uitzoeken. In het Stadscafé kan ik alleen lekker werken aan het raamtafeltje en dat is nog weleens bezet. Het enige vervelende is het rookverbod, maar tijdens het schrijven rook ik zelden. Wel tijdens het corrigeren van een typoscript of het lezen van manuscripten voor Liverse, maar dat laatste doe ik altijd thuis, waar alles mag dat God heeft verboden.

DOOR is misschien wel het beste initiatief dat de laatste tijd in Dordrecht is ontplooid. Ik zie een paar parallellen met het ontstaan van de stichting Bobby Kinghe, die wij in 1971 oprichtten. Die kwam ook voort uit wat ik maar een kunstzinnige winkel noem. Bobby Kinghe uit het Cultureel Warenhuis Bobby Kinghe van Jan van der Geer en Gerrit de Wolf in de Hofstraat. DOOR uit Van Horen Zien in de Nieuwstraat, om de hoek van de Hofstraat. Beiden zijn opgericht door artistiek begaafde en bevlogen mensen en richten zich op een breed scala van kunsten. Zo kan ik nog wel even doorgaan, maar het komt er op neer dat ik mij erg thuis voel bij DOOR, ook al ben ik een generatie ouder dan de meeste betrokkenen. Toevallig is een van de medewerksters ook voorzitster van Bobby Kinghe. Onlangs hebben we samen op een bijeenkomst van de gemeente het woord gevoerd namens Bobby Kinghe, hoewel het precies veertig jaar geleden is dat ik het bestuur verliet. Het voelde alsof de cirkel weer werd gesloten.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 4 maart 2016

Foto: auteur.




woensdag, maart 02, 2016

Brief aan Stella




Lieve Stella,

Hoog tijd dat ik je weer eens schrijf. Het is te lang geleden. Ik oktober was ik bijna een maand in Thessaloniki. In een appartement in de bovenstad, dat ik het Tijdelijk Schrijfhok noemde. Geschreven heb ik er! Het ene korte verhaal na het andere. Ruwe versies, die ik later in Dordrecht bewerkte tot miniaturen. Stukjes van precies tweehonderdachttien woorden, de titel niet meegerekend. Ik vond het fascinerend om te doen, dat passen en meten met taal. Ik heb er ondertussen ruim tachtig geschreven. Een aantal staat op mijn weblog, een paar werden, of worden nog, opgenomen in literaire tijdschriften. Buurvrouw Elvira, een begaafd kunstenares, gaat er een stuk of wat illustreren en uiteindelijk moet het een boek worden. Ik hoop dat het in de loop van 2017 kan verschijnen. Ik schrijf nog steeds korte verhalen, al heb ik het prettige keurslijf van de tweehonderdachttien woorden inmiddels afgelegd. Het moet geen kunstje worden, geen knutselen om het knutselen, zoals bij de rederijkers en soms wil je meer uitweiden dan suggereren, al blijft het prettig om minder 'barok' te schrijven.

Het was even wennen in het Tijdelijk Schrijfhok. Ik zat er uitstekend. Lekker centraal, op een kwartiertje lopen van het Agia Sofiaplein en twintig minuten van Loxias. Op de terugweg moest ik een flinke helling op, wat uitstekend was voor de conditie. Er werd iedere dag schoongemaakt en om de twee dagen werden de handdoeken en het linnengoed verschoond. Ik had een keukentje ter beschikking, wat handig was voor ontbijt en lunch. Van alle gemakken voorzien dus, maar het was het Schrijfhuis niet, dat helemaal jouw smaak en sfeer uitstraalde. In de zeven jaar dat ik het heb gebruikt na jouw overlijden, heb ik er nauwelijks iets veranderd. Alleen de oude televisie heb ik vervangen, want die was helemaal op. De nieuwe heb ik aan je broer Savvas gegeven, hij was te groot voor het huis in Dordrecht. De grote boekenkast is naar Vaso en Alexis in Athene gegaan. Je kleine, antieke tafeltjes, een deel van je boeken, je keramiek en schilderijen zijn naar Nederland gekomen, maar de rest van het meubilair is achtergebleven. Ik heb er hier geen ruimte voor. Ik dacht dat Menelaos er zelf zou gaan wonen, met Zina en Marina, maar het is wat klein voor een gezin, daarom verhuurt hij het voorlopig aan twee studentes, tot Marina oud genoeg is om er te gaan wonen. Van die huur kunnen ze hun appartement in Faliro wat makkelijker betalen. Ik begrijp dat wel.

Misschien ben ik sentimenteler dan ik mijzelf wil toegeven. Toen ik bij Savvas koffie ging drinken, ben ik daarna langs het voormalig Schrijfhuis gelopen, in de hoop dat ik misschien een van de oude buren zou zien. Kyr' Yannis, kyria Maria of de weduwe van de tractorman, maar ik zag niemand. Ik heb vanuit het plantsoen een foto gemaakt en toen moest ik even hard slikken om niet te gaan janken. De tranen waren soms ook erg nabij als ik 's morgens de Agia Sofiastraat afdaalde om koffie te gaan drinken in Het Varken. Dan kwam ik langs de Experimentele School, waar jij lesgaf toen ik je leerde kennen. Ik moest vaak denken aan die mooie jaren van de uitwisseling tussen de Experimentele School en de mijne in Dordrecht. Die uitwisseling was toch vooral jouw werk. Ik spreek nog weleens oud-leerlingen uit die tijd en altijd denken ze met veel enthousiasme terug aan het bezoek aan Thessaloniki en de komst van de Grieken naar Dordrecht. Ik ben nog steeds kwaad over de manier waarop de toenmalige rectrix (een mens met niet meer dan een derdegraads bevoegdheid in ik weet niet eens meer welk vak) de uitwisseling de nek omdraaide. Hoe dom en kortzichtig was dat wel niet. Dat krijg je als je mensen met te weinig intellectuele bagage op zo'n positie zet.

De Experimentele School, waar ik toen kind aan huis was, is nu weer een burcht waar ik niet binnenkom. Ja, ik kan best een keer aanbellen, maar er is geen collega meer uit die tijd. Allemaal met pensioen of overleden. Het enige wat nog aan 'onze tijd' herinnert zijn wat foto's in een boek dat uitkwam toen de school vijfenzeventig jaar bestond. Dat boek is meegekomen met de verhuizing naar Nederland.

Het verbaast mij wel een beetje, dat sentimentele. Mijn vader had dat ook, maar ik lijk uiterlijk en vooral qua karakter veel meer op mijn moeder dan op mijn vader. Ik dacht dat ik alleen die akelige driftbuien waarop ik jou (tot mijn spijt, maar er is niets meer aan te doen) weleens trakteerde, van mijn vader had. Net als mijn moeder kon jij daar goed mee omgaan, maar ze hebben mij indertijd wel mijn huwelijk met Annemarie en mijn relatie met Marion gekost. Jij dacht dat die driftbuien met de jaren wel zouden afnemen, wat ook het geval is, heb ik de indruk. Ik ben in veel dingen een stuk milder geworden, behalve in mijn hekel aan domme, fanatieke en dweepzieke mensen. Ook ben ik nog even dol op de Dranck als vroeger, maar die inname beheers ik tegenwoordig toch een stuk beter. Ik bereid de uitgave van een nieuw deel van mijn Literair Dagboek voor. Het gaat over de jaren 1975-1979. Ik ben de drukproef aan het corrigeren en word soms zelf enigszins ongerust over de sloten Dranck die door de pagina's stromen.

Toen ik terugkwam uit Griekenland, kreeg ik van mijn huisarts te horen dat ik hartpatiënt ben. Nu ja, dat is wel een erg groot woord. Ergens bij een kransslagader hebben ze na lang zoeken het minuscule begin van een vernauwing gevonden. Ik heb er eigenlijk helemaal geen last van. Ook niet als ik de helling naar het Tijdelijk Schrijfhok opliep. Ik heb nu een pilletje uit voorzorg, waarmee ik volgens de cardioloog honderd kan worden. Ik heb hem gezegd dat ik verhaal kom halen als hij het verkeerd heeft. Voorlopig heb ik meer last van mijn hart als we het over de liefde hebben. Ik ben al een tijdje verliefd op een leuke vrouw, maar het is niet wederzijds en hoewel dat mij verdriet, begrijp ik het wel. Ik ben meer dan twintig jaar ouder en er in de loop der jaren niet mooier op geworden. Wel een klein beetje wijzer, hoop ik, maar daar krijg je bij de bakker geen brood voor. Ik ben gelukkig niet zo'n akelig type dat almaar achter een vrouw aan blijft zitten terwijl de liefde niet wordt beantwoord, dus berust ik erin en leer er mee te leven, zoals ik ook heb leren leven met het gemis van jou. Soms steek ik 's avonds de open haard aan en staar ik een tijdje in de vlammen, terwijl ik aan jou denk en aan haar. Daarna pak ik een boek. Gelukkig heb ik een paar duizend boeken en die heb ik nog lang niet allemaal gelezen.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 27 februari 2016

Foto: auteur