maandag, april 25, 2016

Ruin




Zomer 1955. Ik zit voor het eerst van mijn leven op een paard. We zijn op bezoek bij tante Pie, weduwe en zus van mijn grootmoeder, op haar boerderij in de Mookhoek, achter 's Gravendeel. In mijn ogen toen een wereldreis vanuit Dordrecht, nu een eenvoudig fietstochtje door de Kiltunnel. Het meisje achter mij moet mijn achternichtje Coby zijn, een kleindochter van tante Pie. Zij werd later heel goed in kunstschaatsen. De arm die het paard vasthoudt, is die van Jan de Geus, die toen al sinds mensenheugenis op de boerderij werkte. Na het jong overlijden van haar zoon, mijn oom Jan, de vader van Coby, verkocht tante Pie de boerderij, die altijd 'stee' werd genoemd, wat ik als stadsjochie niet begreep. Ze ging verderop wonen, in een huisje waarvan Jan de Geus tot op hoge leeftijd de tuin onderhield. Hij woonde toen niet meer in de Mookhoek, maar in een bejaardenhuis in 's Gravendeel. 'Op 's Gravendeel,' zeiden we in de familie. We zeggen ook altijd 'op Zwijndrecht.' Jan verveelde zich naar eigen zeggen in het tehuis en deed de tuin om wat om handen te hebben.

Soms ging ik met mijn moeder een paar dagen op de boerderij logeren. Jan was daar mijn grote vriend. Twee keer per dag mocht ik mee naar de wei, waar hij de koeien ging melken. Toen ik wat ouder was, leerde hij mij het melken, dat nog helemaal met de hand ging. Zat je op een krukje naast zo'n enorm beest. Ik droom nog weleens van zo'n zwiepende staart. Een andere vriend was Benno de Sint Bernhard. Een bijzonder dier. Soms mocht ik als kleuter op zijn rug rijden, maar de postbode durfde het erf niet op, want Benno had een enorme hekel aan uniformen. Als het warm was had hij daar erg last van en lag hij het liefst de hele dag ergens in de schaduw.

Erg bang was ik van de stier. Die stond altijd op stal, aan een ketting. Soms hoorde je hem woest snuiven en stampen. Op een dag brak hij los en rende hij over de dijk. Ik durfde niet naar buiten, tot Jan de Geus het hek in de wei open zette. De koeien sjokten daarna op de automatische piloot naar de stal, met de stier er likkebaardend achteraan. Zo werd hij weer gevangen. In de schuur, naast de stal, stond een arrenslee, die 's winters, als het voldoende had gesneeuwd, door het paard werd getrokken. Het paard was een ruin. Pas veel later leerde ik wat dat woord betekende.


Foto: archief auteur





Geen opmerkingen: