donderdag, juni 23, 2016

Honderd





Mijn vader werd geboren op 23 juni 1916. Dat is vandaag honderd jaar geleden. Vieren zullen we het niet, want hij overleed in 2003, toen hij zesentachtig was. Als ik dat haal, heb ik nog tweeëntwintig jaar te gaan, wat een eigenaardige gedachte is. Stiekum meende ik weleens onsterfelijk te zijn, maar na mijn hartstilstand geloof ik dat dat idee op een vergissing berust. 'Wat de toekomst brengen moge,' luidt de beginregel van een gezang dat werd gedicht door Jacqueline E. van der Waals. Ik heb het regelmatig moeten zingen op de zondagsschool. Mijn vader gaf daar les. Hij kon heel goed verhalen vertellen. Die verhalen kwamen uit de bijbel, waarvan we een exemplaar hadden met illustraties van Gustave Doré. Jonas in de walvis, net als Pinokkio, Samson en Delilah, Jozef en de vrouw van Potifar. Ik geloofde er al op jeugdige leeftijd geen woord meer van, maar prachtig was het wel. Al die moord en doodslag, al dat bedrog, al die geilheid. Koning David met Bathsheba, Absalom die met zijn haren aan een boomtak bleef hangen en werd afgeslacht. Je hoefde maar zeven keer om de muren van Jericho te lopen en de boel donderde in elkaar. En dan de eeuwige vijand, de Filistijnen, al vond ik het zielig voor Goliath dat hij door zo'n klein ettertje met een steen werd geveld. Op latere leeftijd werd het wonder van water in wijn populair.

Geboren worden in 1916. Midden in de Eerste Wereldoorlog, een stompzinnige slachtpartij die mede kon plaatsvinden door de invloed van extremistische nationalisten. Dezelfde soort die nu weer het hoogste woord heeft, maar wat heb je daar voor weet van als baby? Wat heeft een pasgeborene van nu weet van wat de giftige, populistische prietpraat van een griezelige beroepsprovocateur als Thierry Baudet nog teweeg kan brengen? In 1916 geboren, dan hoorde je als dertienjarige over de Krach, maar waarschijnlijk maakte je je drukker over al die vreemde veranderingen in je lichaam. Je was vierentwintig toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, een gebeurtenis die mijn vaders leven en dat van zijn generatie heeft getekend. Er was altijd een voor de oorlog en een na de oorlog. Ook daarover kon hij boeiend vertellen, al liet hij gruwelijke details, in tegenstelling tot de bijbel, achterwege. Over de crisistijd liet hij minder los. Als puber opgroeien in die jaren viel hem soms moeilijk. Wel ontwikkelde hij zich in die tijd tot een verdienstelijk schaker, die ook heel behoorlijk kon dammen.




In 1947 trouwde hij met mijn moeder en vier jaar later verscheen ik. Hoewel ik een nogal druk kind was en lastig kon zijn, heb ik van mijn ouders nooit een draai om mijn oren gekregen. Ze bezorgden mij een gelukkige jeugd. Jammer alleen dat de tijdgeest zo vermaledijd preuts en bekrompen was. Over seks werd nooit gesproken. Hoe al dat leuks in elkaar stak, hoorden we in eerste instantie van de jongens uit de eindexamenklas, als die weer eens stonden te pochen in het fietsenhok. Pas toen ik vaste verkering kreeg, merkte ik dat de opvattingen van mijn ouders, hoe zwijgzaam ook over het onderwerp, aardig waren meegedobberd op de golven van de jaren zestig. Dat ik mocht opgroeien in een liefdevol, harmonisch huwelijk, is achteraf gezien nogal bijzonder. Pa had het in 1916 niet kunnen bedenken.

Foto's: archief auteur




Geen opmerkingen: