zaterdag, februari 25, 2017

Winter




Ach, die winter
dat seizoen van de dood,
van de verwelkte tradities,
de oplopende emoties,
dat kutkind in die stal
en daar dan een boom voor optuigen
en maar hopen op sneeuw
en ijs en hysterisch verlangen naar
uitputtende schaatstochten
om ook eens te beleven hoe
bevroren vingers en tenen
de geest scherpen.

Zeveren over wakken en klunen,
Friezen en vriezen, koek en zopie
en hoe onze opoes
ver voor de oorlog met onze opa's
over de vaarten zwierden
en daarna het stro in gingen,
het liefdevol bezongen bakske vol met stro
en na enig geduld onze ouders en daarna
moesten wij ook zonodig op de ijzers,
want de generaties mochten niet verzaken,
ook al verzetten we ons hevig
achter zo'n achterlijke keukenstoel.

Winter, seizoen van de dood,
ondeugdelijke kachels,
koolmonoxide, vuurwerkdoden,
overwerkte brandwondencentra
en maar vieren, vieren, vieren,
Kerst, Yule, Theofania, Gerania,
tot die lange, lange, nog dodere
januarimaand, die eenendertig dagen
durende maandag.

Maar het licht begint onstuitbaar te groeien:
de avonden lengen tot in lengte van jaren,
tot het einde der tijden en dan nog
zal de mens niet verbreken wat de natuur
verbonden heeft. En ja,
nog even, dan gaan de bomen
knoppen zetten en is het wachten
op het komen van de bladeren.
De gekken staan al te trappelen
om weer los te kunnen gaan.

Foto: auteur


Geen opmerkingen: