vrijdag, mei 26, 2017

Mieren




Ik kijk uit op de weg die afloopt naar zee. De weg uit mijn gedicht Loutros, Samothraki, dat in In dit laagland staat. Ik zeg het maar gewoon voordat iemand het met Google opzoekt. Het Griekse borreluur is afgelopen, ik ben bijna alleen. De zon is bezig onder te gaan. Straks zal ik in het donker naar mijn logeeradres lopen, zeven minuten van het dorpsplein. Dan kom ik langs de bescheiden, keurig onderhouden begraafplaats. Bij een aantal graven branden olielampjes. Ik vind dat mooi en vooral ontroerend. Je moet de doden in ere houden. Als ik in Theodosia zou wonen, waar Stella begraven ligt, zou ik iedere avond de olielamp op haar graf aansteken. Waar ik nu zit, zaten we ooit samen. Iemand heeft daar met Stella's camera een mooie foto van gemaakt.

Soms nadert een auto over de weg. Als die met een flinke vaart het dorp in scheurt, is de chauffeur meestal een Griek. Als hij minder hard rijdt, is het vaak een toerist in een huurauto. Ik ben pas gisteravond aangekomen, maar ik heb al twee toeristen de weg gewezen. Waarom mij overal in Griekenland de weg wordt gevraagd, is me een raadsel. Ik zie er niet Grieks uit en ik spreek de taal met een accent dat mij direct verraadt als buitenlander.

Mijn Grieks is niet goed genoeg om door te gaan voor Griek, maar wel om ruzie te maken met de belastingdienst. Ik heb het geld teruggevraagd dat die mij liet betalen, al had Griekenland daar, volgens een verdrag met Nederland, geen recht op. Sindsdien maakt de Griekse fiscus mij het leven zuur. Er loopt een mier over mijn arm. De natuur is alom. Mieren zijn vele malen efficiƫnter dan de Griekse bureaucratie, dan welke bureaucratie dan ook, op misschien die van Noord-Korea na. Toch houd ik niet van mieren. Als kind ving ik mieren om in een emmer zeepsop te verdrinken.

Foto: auteur


Geen opmerkingen: