maandag, januari 08, 2018

Champs Elysées



In 1972 gingen we voor het eerst naar Parijs. Met zijn vieren. In een Fiat-500 die J. ergens vierdehands op de kop had getikt, voor honderdvijftig gulden. Er zat een roestgat boven de voorbumper en met een beetje geluk haalden we tachtig kilometer per uur. Regelmatig moesten we stoppen om de motor te laten afkoelen, wat niet hinderde: we hadden een halfje gesneden bruin, een potje pindakaas en een fles Rivella bij ons. Als enige vrouw smeerde B. de boterhammen.

Parijs binnenrijden met de auto was ons afgeraden. Fransen konden sowieso niet autorijden, maar vooral in het Parijse verkeer gedroegen zij zich als beesten, kregen we als waarschuwing mee. We besloten daarom in Saint Denis een hotel te zoeken. H. beweerde dat vroeger in Saint Denis de Franse koningen werden gekroond. Dat was vóór de zegeningen van het kolonialisme. Saint Denis werd voornamelijk bevolkt door inwoners van de voormalige koloniën in donker Afrika. Dat gold ook voor de bar van het hotelletje dat we na enig zoeken vonden. Men wees ons vriendelijk de weg naar het dichtstbijzijnde metrostation en als we 's avonds voor het slapen gaan nog een afzakker wilden, werd aan de bar een beetje ingeschoven.

In het Jeu de Paume zag ik voor het eerst Renoirs in het echt, waardoor ik voorgoed verslingerd raakte aan het impressionisme. In het Quartier Latin raakten we verslingerd aan Vietnamees eten. Ergens op de Champs Elysées bestelde ik per abuis de duurste fles wijn in plaats van de goedkoopste, ondanks een acht voor Frans. De laatste twee dagen waren we daarom aangewezen op water en stokbrood. Gelukkig hadden we nog voldoende pindakaas over.

Foto: archief Kees Klok

Geen opmerkingen: