zondag, december 30, 2018

Timoer Lenk



Iemand op 28 december 2018 een aanslag sturen, waarvan het eerste gedeelte moet zijn betaald voor 31 juli 2018, dat kan alleen de Griekse belastingdienst. Een illegale aanslag bovendien, want in strijd met het Nederlands-Griekse belastingverdrag, dus we gaan hem, zoals ieder jaar, aanvechten. De aanslag kwam een week na het bericht dat ik mijn beroep over de vorige had gewonnen. Ik zal binnenkort maar weer eens afreizen naar de rafelrand van Europa, om daar met de vuist op tafel te slaan. Ik neem mij iedere keer voor de eerste de beste ambtenaar in het belastingkantoor in Thessaloniki over de balie te trekken, maar gelukkig keert het gezond verstand tijdens de vlucht erheen meestal al terug. Het valt niet mee, ruim twee, soms drie, uur in zo'n enge sigaar, volgepropt met onbekenden. Daar word je bedachtzaam van. 

Het was me de maand wel en dan heb ik het niet over de feestdagen, maar over de menselijke fouten. In het Griekenland Magazine viel een stuk van een regel uit mijn column, zodat er onzin staat, en in mijn artikel in het tijdschrift Lychnari veranderde een beter wetende redacteur zonder overleg een zin, waardoor er nu een aperte fout staat, zodat de lezers denken dat ik nog nooit in Thessaloniki ben geweest. In januari komt Tetradio uit, het jaarboek van het Griekenlandcentrum van de Universiteit Gent en ik houd nu al mijn hart vast voor mijn stuk daarin over de geschiedenis van mijn favoriete, Griekse stad.

Ik ben in de kersttijd vergevensgezinder dan anders. We leven niet meer in de tijd van Timoer Lenk. Die liet piramides achter van menselijke schedels, als we de hoofdpersoon in De ommegang van Jan van Aken mogen geloven, maar hij bezorgde het zieltogende Oost-Romeinse Rijk, dat wij kennen als het Byzantijnse, wel enig uitstel van executie. In ieder mens schuilt wel iets goeds, ook in een belastingambtenaar, en ja, als ik in Thessaloniki Timoer Lenk zou spelen, kan ik die teruggave helemaal vergeten.

Foto: auteur


woensdag, december 26, 2018

Stella Timonidou-Klok (26-7-1946 - 26-12-2007)



Ongenode gast

Hij kwam ongenood en stiekem.
In het begin deed ik alsof ik
zijn aankloppen niet hoorde,
maar toen hij de tuinpoort sloopte
kon ik hem niet meer tegenhouden.

Ik heb hem opengedaan
en hij kwam binnen als een wervelwind.
De muziek zweeg.
Mijn gasten versteven op hun plek
met hun glas in de hand.

Hij heeft iedereen nieuwsgierig bekeken,
van top tot teen.
Uiteindelijk greep hij mij en we begonnen
een tango van Piazzola te dansen.

Harmonische bewegingen met ingewikkelde figuren. 
Ik volgde trouw zijn passen.
Ik wilde geen ruzie maken.
Ik wilde de avond niet bederven.

Albert Schweitzerziekenhuis, Dordrecht, 14.10.2007

In: Stella Timonidou - Eindeloze nachten. Gedichten. Liverse, Dordrecht 2009.


Απρόσκλητος επισκέπτης

Ήρθε απρόσκλητα και ύπουλα.
Στην αρχή έκανα πως δεν άκουγα 
τα χτυπήματά του.
Όταν όμως γκρέμισε την αυλόπορτα
δε μπόρεσα άλλο ν’ αντισταθώ.

Του άνοιξα και μπήκε
σα σίφουνας.
Η μουσική σταμάτησε.
Οι καλεσμένοι μου μαρμάρωσαν
στις θέσεις τους με τα ποτήρια στο χέρι.

Τους περιεργάστηκε έναν-έναν
από την κορυφή ώς τα νύχια.
Τελικά άρπαξε εμένα κι αρχίσαμε
να χορεύουμε ένα τανγκό του Piazzola.

Αρμονικές κινήσεις με δύσκολες φιγούρες. 
Ακολούθησα πιστά τα βήματά του.
Δεν ήθελα να κάνω φασαρία.
Δεν ήθελα να χαλάσω τη βραδιά.

Νοσοκομείο Albert Schweitzer, Ντόρντρεχτ, 14.10.2007

Στο: Στέλλα Τιμωνίδου - ατελείωτες νύχτες. Συλλογή Ποιημάτον. University Studio Press, Θεσσαλονίκη 2008.


vrijdag, december 21, 2018

Brexidiots



Lieve Stella,

Gisteren was de zeventiende sterfdag van Hans Warren. Ik herinner mij nog hoe wij schrokken van het nieuwsbericht. Ik ben een groot liefhebber van zijn werk, vooral van zijn indrukwekkende reeks Geheim Dagboek. Je herinnert je vast wel dat ik steeds reikhalzend uitkeek naar het verschijnen van een volgend deel. Het laatste is na zijn overlijden door zijn partner, Mario Molegraaf, afgemaakt. Hij heeft ook alle delen bezorgd die bij de dood van Hans nog niet waren gepubliceerd. Wat moet dat een verschrikkelijk zware, maar wellicht ook dankbare, taak zijn geweest. Ik weet nog hoe moeilijk, maar ook hoe troostend, het voor mij was om jouw postume bundel te redigeren en samen met je nichtje Vaso daarna de Griekse editie persklaar te maken. 

Over zes dagen is het elf jaar geleden dat jij overleed. Een paar weken daarvoor kwam een meisje van Radio5 mij en Klaas Blokhuis interviewen voor het programma De Avonden over het onderwerp wat is uw favoriete schrijver en waarom? Ik heb toen uitgebreid over het Geheim Dagboek gesproken. We ontvingen haar in de woonkamer. Jij was er speciaal voor opgestaan, het was net in de periode dat je een opleving had, zelfs weer een beetje kon eten, maar het interview was nauwelijks begonnen of je moest hevig overgeven, waarna je terugging in bed, het ziekenhuisbed dat hier beneden in de kamer stond. Dat meisje, ik meen dat ze Bente heette, Klaas en ik hebben de interviews toen boven, in mijn werkkamer afgemaakt. Je hebt de uitzending nog gehoord, maar kort daarop ging je zo sterk achteruit dat je terug moest naar het ziekenhuis, tot het einde, op die stormachtige, zwaarbewolkte tweede kerstdag. 
Dingen veranderden in die elf jaar, logisch natuurlijk. Ik heb mensen leren kennen die jij nooit hebt ontmoet, of die indertijd slechts een naam voor je waren, in een boek of tijdschrift. Vrienden zijn overleden, zoals Klaas Blokhuis en Lupius. Mijn regelmatige uitstapjes naar Skyros zijn van na jouw tijd en sinds 2015 heb ik het vruchtgebruik van het huis in Ano Toumba niet meer. Een hele kopzorg minder, maar ik vraag me nog altijd af of ik dat niet te vroeg heb opgegeven. Soms weet je niet wat verstandig is. Ik zit prima in mijn pied-à-terre in de Ano Polis van Thessaloniki, maar ik moet het altijd wel lang van tevoren bespreken om zeker te zijn dat het niet al verhuurd is, en ik krijg steeds meer moeite met dingen plannen op de lange termijn. Bovendien is het wel comfortabel, maar klein en heb ik er mijn boeken niet. Ik reis, eigenlijk tegen mijn zin, met een e-reader, die ik steeds als ik thuiskom weer snel opberg. In Griekenland koop ik er altijd nog wel een paar boeken bij, die ik soms opstuur via de post (of via een koerier, want de posterijen zijn tegenwoordig niet echt betrouwbaar meer), om te voorkomen dat ik flink moet bijbetalen voor mijn koffer tijdens de terugreis. Ook die aardige, Griekse consul in Rotterdam, Kyriakos Amiridis, leeft niet meer. Hij werd overgeplaatst naar Brazilië, waar hij door de minnaar van zijn vrouw is vermoord. Gelukkig dat Kyriakos de dag na jouw overlijden de helpende hand bood, want als het aan de idioot op het consulaat had gelegen die de begrafenisondernemer in eerste instantie te woord stond, was jouw laatste reis naar Griekenland een drama geworden.
De Grieken hebben het consulaat in Rotterdam gesloten, je moet nu voor alle consulaire zaken naar Den Haag, maar dat heeft niets met die moord te maken. Een geldkwestie, zoals er sinds het uitbreken van de economische crisis ook een einde is gekomen aan de jaarlijkse recepties ter gelegenheid van de nationale feestdagen op 25 maart en 28 oktober in de residentie van de ambassadeur. Ik weet op het ogenblik niet eens hoe de Griekse ambassadeur in Den Haag heet. Dat kun je, zoals dat tegenwoordig heet, 'goegelen', maar ik heb wel iets beters te doen dan naar het schermpje van mijn telefoon staren. De Cyprioten hielden hun recepties, waaraan door de crisis voorlopig ook een einde is gekomen, vaak in het Crown Plaza hotel. Ik heb mij altijd verbaasd dat je daar zomaar kon binnenlopen, bij de Griekse recepties trouwens ook, alsof er geen terroristen en andere griezels bestonden. Geen agent voor de deur, geen particuliere beveiligers in zicht, ze zullen er wel zijn geweest, neem ik aan, maar niet zichtbaar, en er werd nooit naar onze namen gevraagd. Nu ja, we waren daar toen bekend als de bonte hond, vooral jij, als oud-onderwijsattaché.

De donkere decemberdagen werden in het afgelopen weekeinde verlicht door de kerstbijeenkomst van de Haarlem Branch van de Dickens Fellowship, traditiegetrouw in Haarlem. Omdat de kas het dit jaar niet toeliet, was er voor het eerst sinds jaren geen spreker uit Engeland, maar de mooie lezing door Dick Kooiman, over Dickens en het koesteren van herinneringen, maakte veel goed. De bijeenkomst was traditiegetrouw in heerensociëteit Trou moet blycken in de Grote Houtstraat, waar het altijd bijzonder sfeervol is, al weet men het pand, mooi gerestaureerd na een brand, enkele jaren geleden, nog steeds niet goed warm te stoken. Vooraf lunchte ik met Annemarie, mijn eerste vrouw, met wie ik na onze scheiding altijd bevriend ben gebleven, in Brinkman aan de Groote Markt (in Haarlem hanteert men nog de klassieke spelling, mooi zo!), waar ze je er zowat uit stookten. Weet je nog dat we eens wat dronken in café Louvre in Praag? Dat het daar bloedheet was, maar dat de kachels niet lager werden gezet? Nee, het personeel deed gewoon een paar ramen wijd open. Daar leefden ze nog helemaal in de herinnering van het zegenrijke communisme, toen verwarming niets kostte. Je mocht er ook gewoon roken, maar dit terzijde.
In Engeland leeft een deel van het volk ook nog in het nostalgische verleden. Daarom willen ze een Brexit. Dan wordt het weer als vroeger, toen alles beter was. Terug naar de vervallen resten van het verdampte wereldrijk, met de vreeswekkend geslonken Royal Navy in het Kanaal om het buitenlandse tuig buiten de deur te houden. Als ik niet zoveel familie en vrienden in Engeland had en niet heimelijk nog steeds anglofiel was, zou ik zeggen: 'good riddance', donder maar op na meer dan veertig jaar zieken en lijntrekken, maar dat is natuurlijk een even stompzinnige en simpele gedachte als de opvatting van cartooneske figuren als Jacob Rees-Mogg en Boris Johnson, die geloven dat het Verenigd Koninkrijk het beste zonder enige overeenstemming uit het huwelijk met de Europese Unie kan stappen. Ik vind die Brexidiots eigenlijk gewoon landverraders, maar ik ga er gelukkig niet over. Ik wil naar de Annual Conference van de Dickens Fellowship in Eastbourne, in juli, maar als ik daarvoor vanwege de Brexidiots een paspoort moet aanvragen of misschien zelfs een visum, dan sla ik maar een keertje over.

Het jaar loopt ten einde. Eerst nog even Yule en daarna kan het vuurwerk weer losbarsten. Het 'volk', alleen God weet wat dat is, maar God bestaat uitsluitend in het menselijk brein, schreeuwt moord en brand als de patat, de kapsalon of het treinkaartje een grijpstuiver duurder worden, maar als het om vuurwerk gaat trekt het onbekommerd de zogenaamd krap gevulde beurs. Ik doe er dit jaar maar eens niet aan mee. Ik steek lekker de open haard aan, schenk een Metaxa met twaalf sterren in, een cadeautje van een lieve oud-leerlinge en haar vriend, en pak er een spannend boek bij. Het mag natuurlijk niet van de activisten, die open haard, maar die moeten er eerst maar eens voor zorgen dat vuurwerk wordt verboden en roken in de kroeg weer toegestaan. Misschien schrijf ik je voor die tijd nog wel en anders wordt het, bij leven en welzijn, en dat weet je met al die proleten in de wereldpolitiek maar nooit, volgend jaar.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 20 december 2018

Foto: auteur




maandag, december 17, 2018

Olympische prestatie



Toen Stella nog leefde, gingen we er af en toe op uit. Een van die uitjes voerde naar Lochem. Ik herinner mij van Lochem niet veel, behalve een bomenrijk plein en een oud café. De omgeving was mooi. We maakten daarom iedere dag een lange wandeling. We logeerden in een klein hotel, dat werd uitgebaat door een mevrouw die erg uit de hoogte deed toen Stella klaagde dat er geen zeep in de badkamer was. Je moest direct bij aankomst betalen. Er waren keuken noch bar, het ontbijt moest elders worden genoten. 

Onlangs reisde ik per trein van Haarlem terug naar Dordrecht. Op een mistige, door natte sneeuw bedorven zondagochtend. Op het station het ene omroepbericht na het andere. Overal wisselstoringen die voor vertraging of busvervoer zorgden. Een enkel vlokje sneeuw en de spoorwegen raken volledig ontspoord. Mijn trein was de enige die op tijd reed én op tijd aankwam. Een prestatie van Olympisch formaat. 

Onderweg zag ik hoe lelijk Nederland aan weerszijden van de spoorlijn is geworden. Ogentergende kantoorbouw, droevige bedrijfsloodsen, suïcidaal makende Vinex-wijken, met als kers op de taart het rangeerterrein Kijfhoek. Toen we op de spoorbrug over de Oude Maas reden, benam mist ons het uitzicht op de Grote Kerk. Lochem ligt ook aan het spoor, bedacht ik. Gelukkig waren wij indertijd met de automobiel.

Foto: auteur


woensdag, december 12, 2018

Verdwenen



Ik zie hen in gedachten nog weleens zitten, aan de bar van café De Vrijheid: Nico de Lijkensnijder, Dokter Henk en Dichter Flip. De Lijkensnijder had zijn bijnaam te danken aan zijn beroep. Hij werkte als veterinair patholoog-anatoom, onderzocht gestorven vee op ziekten, en gaf daarnaast les bij diergeneeskunde in Utrecht, beweerde hij. Hij zat vol verhalen, maar of ze klopten wist niemand. Internet, laat staan googelen, was nog een futuristische droom. Na sluitingstijd stapte hij op zijn brommer en reed daarmee naar Zwijndrecht, waar hij woonde. Waar precies wist ook niemand, maar hij was met het geven van rondjes even gul als met zijn verhalen. Je was nog niet binnen of je hoorde aan de bar: 'Jaap, geef dat stuk protoplasma een alcoholische consumptie van me.' Als hij zijn blaas moest ledigen, zei hij steevast: 'Ik ga even mijn slurf in de bak hangen.' 

Dokter Henk kwam uit het oosten des lands, ergens vanachter het oerbos. Hij was na zijn scheiding naar Dordt gekomen, werkte met verslaafden en werkte na dat werken grote hoeveelheden bier onder zijn walrussnor naar binnen. Niet zelden stuitte een om hulp vragend alcoholist 's morgens in de spreekkamer op de forse kegel van de goedlachse psychiater. Hij woonde in een knoepert van een huis, in de buurt van de rechtbank, maar reed rond in een Morris Mini. Omdat vrijwel alle horeca die er in die dagen in Dordrecht toe deed hopeloos verspreid lag, gebeurde het niet zelden dat wij ons met vijf, zes man in het blikje propten, om met Dokter Henk van De Vrijheid naar De Bombardon te rijden of vice versa, afhankelijk van welk bandje waar stond te spelen. Soms vroeg hij wat tegen sluitingstijd nog aan de bar hing mee naar huis. Daar ging het drinken dan nog een poosje door. Als het hem uiteindelijk te laat werd zei hij: 'De laatste doet het licht maar uit en trekt de deur achter zich dicht,' waarna hij naar bed ging.

Dichter Flip was van een ander kaliber. Een filosoof die uiterst verzorgd Nederlands sprak met een keurig accent. Bloemendaal of het Gooi waren er niks bij. Niemand wist of hij ook werkelijk uit Bloemendaal of het Gooi kwam, of waar hij, als hij na een periode van afwezigheid ineens weer opdook, altijd platzak, altijd dorstig en altijd zo innemend dat wij wel weer voor hem dokten, in de stad verbleef. Ja, hij sliep weleens bij bekenden in een kraakpand, paste een poosje op een boot in de Wijnhaven, waarop je, zoals hij zei, 'enigszins ruim' kon slapen, maar je zag hem ook weleens de nachtopvang van het Leger des Heils uit sluipen. Hoewel hij veel wist van poëzie en literatuur, heeft niemand ooit een vers van zijn hand gelezen, maar Dichter Flip was Dichter Flip. Geen stamgast die daar aan twijfelde.

Zo rond dezelfde tijd zijn ze uit het café en uit ons leven verdwenen. De Lijkensnijder ging met pensioen en stak de rivier daarna maar weinig over. Ik zag hem nog een keer, opmerkelijk snel verouderd, in Visser, maar daarop volgde permanente radiostilte. Dokter Henk was de verslaafden beu en zocht een nieuwe baan, een woning en een stamcafé in Rotterdam, van waaruit ons slechts vage geruchten bereikten over almaar meer drank, uitmondend in een hersenbloeding en Dichter Flip verdween eveneens definitief uit beeld. Mijn literaire held L.H. Wiener heeft daar een prachtige uitdrukking voor: Verdwenen in de mist der mensen. De weemoed die mij weleens bevangt als ik aan die jaren denk, wordt er niet minder door.

Foto: Stockfoto


zaterdag, december 08, 2018

Gele hesjes



Het was kerst 1967. Ik was zestien, een magere puber die zijn haar, zeer tegen de zin van z'n ouders en leraren, over zijn oren liet groeien. Met een groepje vrienden vonden we dat de wereld moest worden verbeterd. Om dat te bewerkstelligen gingen we tijdens de kerstdagen hongerstaken op het Dordtse Scheffersplein. Een avontuur waarvan ik mij vooral de kou herinner en de vele, zeer vele, dronken Dordtenaren die in de avond- en nachtelijke uren langs wankelden. Pissen deden we in het urinoir, dat toen nog aan de rand van het plein stond. Voor de grotere behoefte hadden we café de Beurs. Daar werd om ons gelachen. In het gunstigste geval enigszins meewarig. 

De wereld trok zich niets aan van ons protest. Dat kwam natuurlijk omdat er alleen door de plaatselijke pers aandacht aan werd besteed. De journalist van huis-aan-huisblad Merwesteijn arriveerde, een teken aan de wand, op het ogenblik dat wij aan het opbreken waren, tweede kerstdag tegen zes uur, om thuis het kerstmaal te gaan gebruiken. Er waren grenzen. Er was nog geen lokale radio, laat staan televisie, van mobiele telefoons en internet had nog niemand gehoord en ik was wel klaar met actievoeren. 

De wereld is ondertussen veranderd. Het urinoir is verdwenen (alle pisbakken verdwenen uit de stad, wat vooruitgang heet), het Dordtse stadshart wreed verbouwd, waardoor naargeestige pleinen als de Grote Markt en het Statenplein ontstonden. Er is veel ogentergende nieuwbouw verrezen.

De wereld draaide door en bekeerde zich grotendeels tot het geloof in neo-liberalisme. De markt die al onze problemen zou oplossen. We hebben internet, die fijne broedplaats van nog ongezondere ideeën dan de nl-illusie, die uitgeschreeuwd worden door de akeligste types. Een overgroot deel van de wereld wordt geleid door proleten van het zuiverste water. Je kunt een geel hesje aantrekken en boos de straat op gaan. Die pisbak zal er niet door terugkomen, de proleten blijven zitten waar ze zitten. Ik blijf lekker binnen. Ik ben geen zestien meer.

Foto: auteur




zaterdag, december 01, 2018

Voedselfarizeeër



"Al die niet-rokers, al die niet-drinkers, het kunnen beste mensen zijn, maar ik blijf ze wantrouwen," schreef C. Buddingh' op bladzijde 62 van zijn dagboek Een mooie tijd om later te worden. Inmiddels kunnen we daar de dierenactivisten uit de veganistische kerk aan toevoegen. Daar zullen ook wel beste mensen tussen zitten, maar af en toe bekruipt mij het gevoel dat Folkert van der G. niet de enige doorgeslagen fanaat in die kringen is. 

Onlangs werd een bekende van mij door zo'n dolgedraaide vegafundamentalist uitgescholden voor moordenaar, omdat hij een foto op het internet had gezet van twee gebakken garnalen en een brokje sateh. Iemand reageerde op de schuimbekkende voedselfarizeeër met de verstandige raad 'zoek een hobby.' Ik denk eerder aan een goede psychiater. Als je zo door je stootblokken gaat, spoor je niet en dat zou zo maar kunnen eindigen met een bloedbad in de vleeswarenafdeling van de plaatselijke super.

Ik ben niet uitermate dol op vlees en gevogelte, eet ook weleens vegetarisch, maar houd daarentegen wel van een visje en laat mij door niemand de garnalen van het brood eten. Alles met mate. Dat zeiden de oude Grieken al. Ik heb een gruwelijke bloedhekel aan alles en iedereen die zijn (of haar, anders krijgen we dat gezeur weer) opvattingen, geloof en levenswijze desnoods te vuur en te zwaard aan anderen wil opdringen. Hoed u voor respect- en humorloze dwepers en drammers. Van dat soort is de wereld nog nooit een millimeter beter geworden.

Foto: auteur