donderdag, januari 31, 2019

Gedichtenweekgedicht



Picasso's leed

Zijn naam was eindeloos langer
dan die van Anton Heyboer.

Zijn vrouwen kwamen een voor een, zoals
de Russen in de tijd van Karel van het Reve.

Bij iedere nieuwe liefde wisselde hij van stijl.
Heyboers vrouwen bleven hem op twee na haremtrouw.

Waar Picasso koos voor Parijs verbleef Heyboer
kortstondig gedwongen te Berlijn, waarna hij vluchtte

naar de Vinkeveense plassen. Het is de vraag of Picasso
ooit van de Vinkeveense plassen heeft gehoord.

Later werd het een boerderij in Den Ilp. Ook daar had
Picasso geen weet van, denken wij.

Foto: auteur


woensdag, januari 30, 2019

Kafka



Een boekhandel die tegelijkertijd café is, of een café dat tevens boekhandel is. Dat vind ik een prachtcombinatie. Jarenlang was ik stamgast in Loxias, café en boekhandel in Thessaloniki. Een geliefde plek bij studenten, geleerden, dichters, schrijvers en dergelijken. Jarenlang gold het adagium 'als er een bom op Loxias valt, is het gedaan met de cultuur van de stad.' Wie doodging bleef een beetje meedoen, want waar geen boekenkasten stonden, hingen portretten van dichters, filosofen en acteurs aan de muur. Vanaf zijn plek tegenover de bar keek de wijsgeer Kornilios Kastoriadis (1922-1997) mij altijd indringend aan, zoals je dat van een filosoof verwacht. Dat wij niet alleen dezelfde voornaam hebben, maar ook een identiek kapsel, is toeval, maar het komt niet zelden voor dat, als ik mij in Griekenland voorstel als Kornilios, iemand 'Kastoriadis' roept.

Een ander café alias boekhandel is Kafka, in de havenstad Alexandroupolis. Ik ontdekte Kafka bij toeval, toen ik in de stad overnachtte op doorreis naar het eiland Samothraki. De dag dat ik aankwam was er geen veerboot. Het openbaar vervoer in Griekenland neemt steeds dramatischer vormen van verval aan, ook al doen ze er alles aan om het anders te laten lijken. Onlangs opende premier Tsipras juichend een metrostation in Thessaloniki, waar al sinds 2006 wordt gebouwd aan een lijntje van negen kilometer, maar er lag nog geen meter rails en volgens optimistische prognoses kan de lijn pas in 2021 of 22 in gebruik worden genomen. Het doet aan de Hoekse Lijn denken, of aan de Noord-Zuidlijn, maar in Nederland hebben we alles vanzelfsprekend veel beter voor elkaar dan in het zonnige zuiden. Er wordt veel gesproken over een hogesnelheidslijn tussen Thessaloniki en Athene, maar ook die schijnt steeds weer op uitstel te stuiten. Misschien moeten ze de bedenkers van de Intercity Direct eens raadplegen, die hebben ervaring met krukken op het spoor.

Kafka dus. Toen ik binnenstapte trof me een aangename, wat studieuze sfeer. Boeken tot het plafond. Je moest via een verschuifbare ladder naar de hoogste planken, iets wat ik met mijn hoogtevrees maar overliet aan het personeel. Aan de andere kant tafeltjes, waaraan overduidelijk werd gestudeerd, achterin een bar en daarachter een prettige binnenplaats, waar regelmatig literaire- en muziekavonden worden georganiseerd. Voor Kafka ben ik op de terugreis van Samothraki nog een nachtje overgebleven. Alexandroupolis heeft ruim 72.000 inwoners, een universiteit en een boekhandel annex café, of, zoals je wil, café annex boekhandel. Soms voel ik mij als inwoner van Dordrecht ernstig tekort gedaan.



Foto's: auteur


zaterdag, januari 26, 2019

Lage streek



Iemand belt namens het NRC-Handelsblad. Ik heb mij vele malen aangemeld bij het bel-mij-niet-register, maar weet zo'n man in een 'call centre' ergens in het buitenland veel. Of hij mij een proefabonnement cadeau kan doen, 'want in het verleden heeft u de krant ook gelezen.'
'Dat is lang geleden, toen heer Olivier B. Bommel nog op de Achterpagina stond.'

Ik vertel dat ik mijn abonnenment heb opgezegd toen Bommel uit de krant verdween. Er zijn grenzen. 'Als Bommel terugkeert, neem ik weer een abonnement, zeg dat maar tegen je hoofdredacteur.'
Hij probeert het nog met een: 'Maar Marten Toonder is toch alweer een tijdje dood?'
'Jazeker. Stan Laurel en Oliver Hardy ook, maar daarom lachen we niet minder om de Dikke en de Dunne.'

Voor hij afbelt klinkt het bandje van het bel-mij-niet-register, waar ik niet meer naar luister. Ik luister naar de radio, de lokale, waar iemand zich druk maakt over de giftreinen die al jaren onbekommerd door de bebouwde kom van Dordrecht rijden. Op tweehonderdvijftig meter van mijn huis, door de gevaarlijkste spoorbocht van Nederland. De boosheid en verontrusting zijn terecht, maar het economisch belang gaat altijd voor, vraag dat maar aan de Groningers, en er is geen Tom Poes om een list te verzinnen.

Bommel uit het NRC-Handelsblad! Een lage streek van het Internationaal Oliekapitaal.


zaterdag, januari 19, 2019

Onbezorgd genieten



Lieve Stella,

Vanmorgen stond een overlijdensadvertentie in De Dordtenaar van Anton Stoop (die achtentachtig jaar is geworden, maar dit terzijde), waarin een dichtregel van jou. Het ontroerde me. Ik zag het via het internet. Hans van Rijn maakte mij er op attent, want ik ben op het ogenblik in Athene. Ik schrijf dit op het terras van O Glykys, dat je je nog wel herinnert van onze bezoeken aan de stad. Ik vind het mooi dat jouw woorden, zoveel jaren na je overlijden, nog troost bieden. Het is een prettig terras, dat mij ook een beetje troost biedt op ogenblikken dat ik je mis, als ik alleen door Athene heb gezworven. 'Ben je eenzaam?' vroeg de jongedame die mijn bestaan nu en dan luister bijzet. Nee, dat ben ik niet, maar ik zou er heel wat voor geven als jij hier bij me kon zijn.

Gisteren heb ik het vliegtuig genomen. Op Schiphol. Ik arriveerde om een uur of tien. Omdat het toestel om twaalf uur vertrok, had ik tijd genoeg om na al het gedoe bij de controle koffie te drinken. Ik doe dat graag bij Het Paleis, maar daar was ik kennelijk nagenoeg onzichtbaar geworden. Hoewel het allerminst druk was, kwam geen enkele ober of serveerster de bestelling opnemen. Eén juffrouw zei goedemorgen in het voorbijgaan, maar daar bleef het bij. Na vijfentwintig minuten ben ik vertrokken. In de buurt van de gate was een aardig koffietentje. Wel zo makkelijk en ik denk nog goedkoper ook, al is niets op Schiphol echt goedkoop.
Ik heb met Aegean gevlogen. Er was nogal wat turbulentie. Misschien dat daarom het eten niets voorstelde. Doorgaans krijg je bij Aegean, die daarin een van de laatste der Mohikanen is, een maaltijd die voor luchtvaartbegrippen wel aardig is, maar nu...., een paar stukjes onbestemd vlees met kritharaki en een sausje dat nergens naar smaakte. Ik heb er vrijwel niets van gegeten en 's avonds de schade ingehaald bij Zorbas. Daar werd ik als de verloren zoon ontvangen. Het was er verontrustend stil, maar dat kan toeval zijn.
Ik ben hier ten eerste om Vaso en Alexis te zien. Alexis heeft mij opgehaald met de auto, zodat ik niet de metro van het vliegveld naar Monastiraki hoefde te nemen. De tweede reden is af te komen van mijn Griekse pensioentje, dat mij meer last dan profijt oplevert. Toen jij overleed had ik recht op een nabestaandenpensioen en in het begin was het een aardig extraatje, waarover ik in Nederland belasting betaal, want, zegt de Belastingdienst, dat wordt bepaald door het belastingverdrag dat Nederland met Griekenland heeft gesloten. In 1984, meen ik. Tot 2012 viel het in Griekenland onder de belastingvrije voet en hoefde ik daar geen aangifte te doen. Dat werd mij in het begin verteld, maar in Griekenland veranderde dus die voet, waardoor ik aangifteplichtig werd. Daarop heeft de Griekse fiscus besloten dat ik daar ook moet betalen, want zo is het volgens het belastingverdrag bepaald, zeggen ze op het kantoor in Thessaloniki. Beide diensten vinden dat ze gelijk hebben, waardoor er slechts een gering bedrag voor mezelf overblijft. Die fooi is de moeite niet waard en aangezien ik al lang droom dat ik helemaal niets meer te maken heb met de Griekse bureaucratie, heb ik al twee keer een aangetekende brief gestuurd met het verzoek dat pensioen te stoppen. Dan hoef ik ook geen aangifte meer te doen in Thessaloniki. Kennelijk heeft het ministerie veel prullenbakken, want ik kreeg geen enkele reactie.
Ik weet het, het is een luxeprobleem, maar het veroorzaakt niettemin nogal wat spanning. Jouw landgenoten eisen steeds weer andere verklaringen die, als de Nederlandse fiscus ze al afgeeft, moeten worden vertaald en van een apostille voorzien, waarna ze in Thessaloniki zeggen dat dit niet het papier is dat ze willen. Ik wil gewoon onbezorgd van Griekenland genieten, zonder al dat gedoe met die Derde Wereld-ambtenarij. Vandaar dat ik nu maar persoonlijk een verzoek tot stopzetting van het pensioentje ga indienen.

Ik logeer als gewoonlijk in Plaka. Niet in het luxe, maar dure Herodion, maar in het Adrian, vlakbij de Romeinse agora. Een sterretje minder, maar gerieflijk genoeg. De badkamers zijn net vernieuwd en er is voldoende toiletpapier. De zestiende september logeerde ik in het Courthotel in Utrecht, in kamer 105. Een paar dagen later logeerde ik in het Holland Hall in Upholland (Lancashire) in kamer 105 en nu in het Adrian zit ik opnieuw in kamer 105. Ik vind dat op de een of andere manier een goed voorteken, al zit ik straks bij Roos en Nikos op Skyros natuurlijk gewoon in mijn 'eigen' kamer 215.
Ik was in Utrecht voor de Nacht van de Poëzie. Die heb ik niet helemaal uitgezeten, want ik moest de volgende ochtend alweer vroeg met de trein terug naar Dordt, om een lezing te geven voor het Humanistisch Verbond, in Villa Augustus. Het ging over nostalgie en daar sluiten een paar verhalen uit mijn nieuwe bundel, Oude dromen, min of meer bij aan, ook al ben ik minder nostalgisch dan ik de mensheid soms wil laten geloven. Dat boek is op 28 september gepresenteerd in Visser en daar juichend ontvangen. Het is mooi geïllustreerd door buurvrouw Elvira, die ook het omslag heeft ontworpen.

In Engeland was ik op bezoek bij Sue en Bill P. Een tegenbezoek, want Sue (voor mij nog gewoon Susan D., het buurmeisje van oom Harold en tante Ann in Newton-le-Willows) was in juni in Dordt. Voor het eerst sinds 1969. Toen stond het oude postkantoor aan het Bagijnhof er nog, dat niet lang daarna door vandalen werd afgebroken. Iedere Dordtenaar van boven de vijftig is daar nog woedend over. Ze (Sue en Bill, niet die vandalen) wonen in Upholland, een dorp in de buurt van Wigan, in het armoedige noordwesten, waar veel industrie is verdwenen, maar waar landschappelijk veel is opgeknapt met geld van de EU. Dezelfde EU waar net iets meer dan de helft van die merkwaardige eilandbewoners nu uit wil. Dat de Engelsen een tikje krankjorum zijn, zie je bijvoorbeeld aan hun obsessie met veiligheid. We gingen een ritje maken met de fietsclub van Wigan. Ik moest en zou zo'n achterlijke helm op, terwijl het veel lekkerder rijdt onder mijn hoed. Na de Brexit wordt alles beter. Er zijn er veel die dat nog geloven ook. Ja, als alle boeren in 1963 op boer Koekoek hadden gestemd, waren ze nog veel rijker geweest dan nu.
Ik heb met Sue ook neef Brian in Newton-le-Willows bezocht, die het naar omstandigheden wel maakt, al is hij oud geworden. Ik niet natuurlijk. Ik draag een elfenring en blijf altijd drieëntwintig. 

Ik moet je iets ergs vertellen: ik heb een e-reader gekocht. Voor op reis. Ik had een stapel boeken klaarliggen om mee te nemen naar Griekenland, maar ik was dat gesjouw al een tijd zat. Het leest niet fijn, maar het leest en het weegt niks. Als ik thuis ben ga ik direct weer aan de echte boeken, maar voorlopig ben ik gesteld. Ik lees nu Lord of the Rings. Of het de achtste of negende keer is, weet ik niet precies, maar het blijft fascineren. Weet je dat ik, lang voor ik je leerde kennen, twee cavia's had die Meriadoc en Peregrijn heetten?

Straks ga ik met Vaso en Alexis eten bij Zorbas. Daarna ga ik op tijd naar bed, want morgenochtend ga ik met Vaso naar de pensioenautoriteit, die zich in de buurt van het Omoniaplein schijnt op te houden. Vaso weet waar het is. Je hoort het allemaal nog wel.

In gedachten, altijd,
Kees

Athene, 3 oktober 2017

Foto: auteur


woensdag, januari 09, 2019

Teil



In mijn verhalenbundel Op koers noem ik de jaren vijftig 'de zwart-witte jaren.' Dat komt niet alleen omdat de foto's die ik uit die tijd heb zwartwit zijn, ook de televisie, die in de loop van die periode zijn intrede deed, was aanvankelijk zwartwit. Omdat ik niet zo heel veel op had met de televisie, behalve als de VPRO uitzond, heb ik mij nog tot begin jaren tachtig beholpen met een zwartwit-toestel. Sinds kort heb ik 'interactieve' televisie. Daarop kan ik via Youtube mijn eigen kop op de buis toveren en daar een foto van maken, zodat mijn vrienden in mijn Griekse kafeneion geloven dat ik een echte televisiepersoonlijkheid ben, maar als ze mij goegelen, krijgen ze de partijdichter van de PvdA in, ik meen, Hoogezand-Sappemeer voorgeschoteld.

In de zwart-witte jaren gingen we thuis één keer in de week in de teil. Een badkamer of douche hadden we niet in ons krot aan de Vrieseweg, dat in de jaren tachtig wegens vergaande bouwvalligheid, of liever, verwaarlozing door de huisjesmelker die het zootje uitbuitte, is gesloopt. Er is veel te veel gesloopt in Dordt, ik kan er eindeloos over jeremiëren, al krijg je het moois dat verwoest is nooit meer terug, maar dat het blok waarvan mijn geboortehuis onderdeel uitmaakte is afgebroken en vervangen door niet eens zo lelijke nieuwbouw, is eigenlijk wel terecht. Klagen over het saneringsplan uit de vorige eeuw is ook terecht, al was het alleen al om de gemeentelijk overheden scherp te houden en te zorgen dat zoiets nooit meer gebeurt. Dat ik daar allerminst gerust op ben, bewijst de gang van zaken rond de monsterlijk hoog wordende 'Johan van Beverwijck' aan de Spuiboulevard.

Er was in die prebadkamerlijke periode wel een badhuis bij ons in de buurt, maar daar gingen we nooit heen. Ik weet niet of mijn ouders het daar te onhygiënisch vonden (stel je voor dat je na vrouw Kaanis was, die altijd met een druppel aan haar neus liep), of te duur. Ik heb het nooit gevraagd en ik vond die teil wel prima. Geen gedoe in klamme kleedhokjes, gladde vloeren van de zeep en haren van een ander in de badcel. En één keer in de week was ook wel lekker. Geen dagelijks, tijdrovend gedoe onder een douche. Dat is alleen maar slecht voor het milieu. Hoewel, zolang we met de jaarwisseling een hoeveelheid vuil de lucht in blazen waar duizenden dieselauto's een jaar lang voor door het land kunnen scheuren, moeten ze mij niet meer aan mijn kop zeuren over het milieu.

Foto: archief auteur

woensdag, januari 02, 2019

Krankjorum kutvolk



Omdat ik op de laatste zondag van 2018 een ongelukje had met de fiets, waarbij ik mijn kop schaafde, zag ik er tijdens de jaarwisseling uit als het prototype van een hooligan. Het meisje dat de schuld van het ongelukje had, schrok hevig, maar ik weet niet of dat kwam doordat haar Facebookchat, altijd gezellig op de fiets, onverwacht werd onderbroken of van mijn aangezicht. Het was een beleefd meisje, ze reed niet eens door, maar dat maakt van een onverantwoordelijke puber nog niet direct een slimme meid. 

Ik besloot de jaarwisseling thuis te blijven. Met zo'n gehavende kop de oorlog in, die iedere jaarwisseling om middernacht uitbreekt, trekt alleen maar narigheid aan en narigheid is er op die avond al volop, daar zorgt de zo geroemde Nederlandse traditie wel voor. We hebben onszelf dit jaar weer eens fijn laten gelden. Vier doden, waarvan twee door vuurwerk en twee door schietpartijen. Of die laatste twee mogen meetellen, weet ik niet. Fijn dat die 15 tot 20 miljoen euro schade wel volop meetelt. Er was weer een respectabel aantal gewonden, dus volop werk voor de ziekenhuizen, en er zijn gelukkig weer meer hulpverleners met vuurwerk bestookt dan vorig jaar, zodat er veel te lachen viel. Als het niet een beetje van alle tijden was, zou je denken dat we een volkomen krankjorum kutvolk zijn, een zootje onbeschaafde, starnakeldronken, gewelddadige pyromanen.

In de jongste aflevering van het blad van de vereniging oud-Dordrecht, 26e jaargang nummer 3, staat een vermakelijk artikel door Kees Sigmond over sport en spel in 15e-eeuws Dordrecht. Ook toen kon de jeugd er wat van. Stenen gooien naar schoolkinderen, vernielingen aanrichten, boogschieten, kaatsen en klootschieten waar het niet mocht en ongetwijfeld nog meer kattenkwaad, dat buiten de annalen is gebleven. 

Kort na de jaarwisseling belden vrienden, of ik nog even wat kwam drinken. Ze hadden een horde pubervrienden van zoonlief in huis. Die waren volop aan het feesten. Ik dacht: ze hebben een oud-leraar nodig om de boel een beetje in toom te houden. Aangekomen trof ik een gezelschap jongens en meisjes van rond de zeventien. Ze waren gezellig aan het kletsen, dronken nauwelijks bier of wijn (ook al zijn mijn vrienden niet van het zanikende type), maar wel veel water, luisterden naar Jimi Hendrix en gingen netjes naar het balkon voor een peuk. Aan vuurwerk deden ze niet en ze zeiden allemaal, 'meneer' tegen me, ondanks die kop vol schaafwonden en een brilhematoom. Om half twee vertrokken ze naar een feest in Bibelot, dat nog wel even. 'Dat is in het Energiehuis, meneer,' zei een aandoenlijke gymnasiaste. Ik heb haar niet verteld dat ik al in Bibelot feestte voor haar ouders werden geboren, maar ik hoop wel dat ze haar telefoon onderweg in haar tas heeft gelaten.

Foto: auteur