woensdag, februari 27, 2019

Bespottelijk boekhoudkundig denken



Op pagina 104 van zijn boek Lof der Simpelheid schrijft Gerrit Komrij: 'Een Nederlander maalt evenveel om cultuur als een pissebed om zonlicht.' Ik moest daar aan denken toen ik het bericht las dat de Vrije Universiteit in Amsterdam de bachelorstudie Nederlands wegens gebrek aan belangstelling heeft geschrapt. De opleiding zou 'verliesgevend' zijn. Alsof een universiteit een commercieel bedrijf is. Het is weer een bespottelijk geval van boekhoudkundig denken, waarbij het Nederlands, de belangrijkste pijler van onze cultuur, de verliezende partij is. Ze moesten zich daar in Amsterdam de ogen uit de kop schamen.

In Trouw legde columnist Stevo Akkerman terecht een verbinding met, in mijn woorden, de bedenkelijke inhoud van het vak Nederlands in het voortgezet onderwijs. Dat onderwijs staat vooral in het teken van het leren lezen en schrijven, maar het literatuuronderwijs wordt verwaarloosd. In de woorden van Akkerman: 'Er zijn dingen die nut hebben en er zijn dingen die zin hebben.' Dat nut is het goed leren lezen en schrijven, het zin hebben is die vaardigheden inzetten voor goed literatuuronderwijs. Daardoor wordt het vak boeiend en worden vensters op de wereld geopend. Zoals het in goed onderwijs hoort.

Ik heb zelf ooit Nederlands gegeven, van 1977 tot 1989, en toen al was op het niveau waarop ik doceerde (mavo en onderbouw havo/vwo) officieel geen enkele sprake van literatuuronderwijs. Ik heb dat tegen alle regels in gesaboteerd en besteedde binnen de mij toegemeten, beperkte tijd, toch aandacht aan literatuur. Het werd mij door sommige leden van de sectie-Nederlands, typerend twee collega's die later aan een universiteit gingen werken, kwalijk genomen. Toen ik allang geen Nederlands meer gaf, maar uitsluitend het prachtige vak geschiedenis, had ik de gewoonte iedere week een 'gedicht van de week' op het bord te schrijven. Mijn leerlingen mochten daarmee doen wat ze wilden. Het overschrijven, het negeren, er vragen over stellen, er om lachen of huilen, dat maakte mij niet uit. Vrijwel altijd kreeg ik er aardige reacties op en als ik een keertje het 'gedicht van de week' vergat, werd ik daar altijd onmiddellijk attent op gemaakt.

Tijdens mijn jaren als docent aan het havo/vwo heb ik het niveau van het literatuuronderwijs bedroevend zien zakken. Dat konden mijn collega's Nederlands grotendeels niet helpen, dat was beleid van een aantal kortzichtige koekenbakkers op het ministerie van onderwijs, dat in onze docentenkamer bekend stond als ministerie van onwijs. Uiteindelijk werd er niet of nauwelijks meer literatuuronderwijs gegeven en verschrompelden de leeslijsten voor het eindexamen tot een lachertje. Even een vergelijking: toen ik in 1969 zelf eindexamen havo deed, moest ik voor Nederlands 25 boeken lezen, waarvan 8, meen ik, voor 1880. Voor Frans, Engels en Duits, vakken die ik godzijdank ook in mijn pakket had, moesten per vak 15 boeken op de lijst staan. Vijfenvijftig boeken in twee jaar. Ik heb er mateloos van genoten, er ging in die tijd, mede door een aantal fantastische, bevlogen leraren, werkelijk een wereld voor mij open. Wat leerlingen op het vwo nu moeten lezen? Ik weet het niet precies, maar veel meer dan vijf boeken voor Nederlands zal het niet zijn. Ik durf niet te bedenken hoeveel er voor Frans, Duits en Engels worden gevraagd.

Vinden we het gek dat veel leerlingen Nederlands een saai, inhoudsloos vak zijn gaan vinden? Vinden we het gek dat ze dat dan ook niet meer willen studeren? Ik weet hoe de huidige stand van zaken veel oud-collega's ter harte gaat en ik weet ook dat sommigen van hen tegen alle regels in meer aandacht aan literatuur besteden dan van het ministerie van onwijs mag. Van de boekhouders daar valt, vrees ik, weinig te verwachten. Laten leraren gewoon zelf het heft in eigen hand nemen, hoe moeilijk dat misschien ook is. Vooral gesteund door de universiteiten, waar je de basis van je cultuur onder alle omstandigheden dient aan te bieden, ook al meldt zich maar een enkele student!

Foto: auteur


woensdag, februari 20, 2019

Dordrecht aan de Linge



Lieve Stella,

Vandaag ben ik door mevrouw de cardiologe weer voor een heel jaar goedgekeurd. Ja, ik weet ook wel dat ze garantie geven tot de voordeur, maar het klinkt toch bemoedigender dan 'meneer, ik geef u nog zes maanden.' Dat kreeg ik te horen van de orthopedisch chirurg. Hij bedoelde ermee dat die achillespees nog wel een maandje of zes zal zeuren voor hij geheel genezen is, als dat ooit nog gebeurt. Dat zei hij niet, dat denk ik er bij. Hoe dan ook, ik ben weer in montere stemming het ziekenhuis uitgewandeld. Nu is het wachten op de domper op de vreugde. Noemen de Chinezen dat niet Yin en Yang? Ik weet het niet precies, ik ben niet zo'n spiritueel type, dat weet je. Voor je er erg in hebt zweef je op je eigen vloerkleed naar een of ander streng veganistisch kampement, waar ze de boter, kaas, eieren en rookwaren van je afpakken.

Ik had je al eerder willen schrijven, maar afgelopen zaterdag was het plotsklaps mooi weer en ben ik het nodige snoeiwerk in de tuin gaan doen. Daarna moest ik naar een opening van moderne kunst in Pictura, over 'leven, dood en wederopstanding in de natuur,' waar ik ondermeer mooie aquarellen van Ad Kooimans zag, wanden vol heel kleine beeldjes van Barbara Witteveen, die ik niet goed in het thema kon plaatsen, maar die mij veel kijkplezier gaven en een tapijt van Lizan Freijssens dat ik knap gemaakt vond, maar dat mij op griezelige wijze deed denken aan het Eiland van Dordrecht over tweehonderd jaar, als de hele kolerezooi is ondergelopen en ons slechts schorren en kreken resten. Ik zal daar naar alle waarschijnlijkheid niet bij zijn, gelukkig, maar onwillekeurig denk je aan de komende generaties, die er weinig of niets tegen zullen kunnen ondernemen zolang de idiote groei van de wereldbevolking maar doorgaat.
Zondag heb ik een uitstapje gemaakt naar Amstelveen en Amsterdam. In Amstelveen was een concert, bij Mokum Folk, de club die in Amsterdam en omstreken de volksmuziek levend houdt, van het Serenade Ensemble, studenten van Codarts (ik meen dat dat vroeger het Rotterdamse conservatorium was), die Griekse, Turkse, Arabische en Armeense muziek ten gehore brachten. Levantijnse muziek noem ik het maar. Ik vond het zeer geslaagd, al heb ik een tijdje getwijfeld of ik zou gaan. Een trein, een metro en een stuk lopen door onbekende streken, daar ben ik niet zo van. Sinds ik mijn kompas kwijt ben, loop ik steevast de verkeerde kant op, maar zondag viel het mee. De trein was vrijwel op tijd, wat steeds met nadruk door de conducteur werd omgeroepen, alsof hij er zelf ook verbaasd over was, de metro bracht me keurig aan een halte in de wildernis en sinds ik kort geleden heb ontdekt dat er in mijn telefoon een juffrouw zit die aanwijzingen geeft, viel de wandeling ook mee. Ik moest door een park, alleen, zonder hond om uit te laten, maar ik ben gelukkig niet opgepakt als verdachte, vieze, oude man.
Na afloop ben ik met onze vrienden Herbert en Elly (die in de organisatie zitten, volgens mij hebben ze elkaar daar ook leren kennen, maar dit terzijde) meegereden naar Slotervaart, je weet wel, die wildwestwijk waar de kogels je soms om de oren vliegen, om te eten bij Perla di Roma, een sfeervolle Italiaan, met een goede kwaliteit-prijsverhouding en een zeer goede hand van wijn schenken. Niet die oer-Hollandse kutsmoes van we doen de glazen maar halfvol omdat ze zo groot zijn, nee, gewoon tot het randje, kein geloel.  
Van Perla di Roma loop je in vijf minuten naar station Lelylaan, waar ik dacht de sprinter naar Schiphol te nemen om daar over te stappen op de intercity naar Vlissingen, die Dordt aandoet. Misgerekend. Het ding reed niet. Het kan ook zelden vlekkeloos in het openbaar vervoer, maar voor ik luidkeels kon gaan mopperen stopte er een trein naar Amsterdam CS, waar ik in ben gesprongen, waarna ik even een sprintje moest trekken, lullig voor Achilles, maar het moest, om diezelfde trein naar Vlissingen te halen. Was ik toch nog redelijk op tijd thuis, zij het met een protesterende poot. 'Je staat ervoor en je moet erdoor,' aldus Gerard Reve, een groot schrijver en nooit te beroerd iemand moed in te spreken.
Toen wij op de heenreis over de Zwijndrechtse brug reden, vroeg de mannelijke helft van een stel zich af welke rivier we passeerden. 'Ik weet het niet, ' zei de vrouwelijke helft, tegen de zeventig, dus nog degelijk lager onderwijs gehad, 'ik denk de Linge.' Daar werd ik een beetje droevig van, die mensen reisden wel eersteklas, net als ik.

Gisteren was het nog steeds lente-achtig weer, een verademing na al die grauwe weken, dus toen heb ik in plaats van je te schrijven de rest van het snoeiwerk afgemaakt. De tuin is, om zo te zeggen, winterklaar. Net voordat de lente echt begint, en planten en bomen gaan uitlopen. Vooral het snoeien van de klimroos, met al die vreselijke doornen, was een bezoeking, maar het is volbracht en ik heb geen geld om ieder jaar een hovenier te laten komen. Vroeger kwam Kees Zijderveld nog weleens helpen, die was voor hij conciërge werd hovenier, maar sinds zijn ene zoon in California bosbranden bestrijdt en zijn andere in China de Engelse taal en letteren verkondigt, is hij zelden meer in Dordt. Ik weet niet of ik zo blij ben met die globalisering.
Donderdag was ik eerst met Thijs en Han naar het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, naar een tentoonstelling over de goden van Egypte. Machtig interessant, maar veel te uitgebreid om alles in een keer te kunnen zien. Ik heb een keuze gemaakt uit de mooiste artefacten en daar deed ik nog twee uur over. Terug in Dordt naar de Liverse-vergadering in Visser gegaan en 's avonds naar de uitzending van Via Cultura (van de regionale zenders van Papendrecht, Zwijndrecht en Dordrecht) vanuit restaurant Post, omdat daar mijn oud-collega Rein Top speelde als lid van de cabaretgroep Peter de Liefde. Het was 14 februari, dus je begrijpt, dan vraag je De Liefde. Het zijn een beetje mijn buren, want ze repeteren iedere week in het theatertje aan de overkant. Rein zat ook in het panel, om over het cabaret en over de liefde te praten. 
Ik mocht even aan het woord, om uit te leggen hoe het allemaal was begonnen, weet je nog, met het cabaret Jong en Aanstormend Talent (JAT) van Rein, Henk Nieboer en mij. Nadat we een paar keer hadden opgetreden, vond jij dat ik beter kon stoppen, om me uitsluitend met schrijven bezig te houden. Ik denk dat je gelijk had. Ik kon aardig acteren, maar zingen ho maar en ik had in geen veertig jaar gitaar gespeeld, dus je begrijpt. Rein en Henk zijn toen, onder regie van Maarten Doomen nog een tijdje doorgegaan, hebben zelfs een geslaagde CD uitgebracht, ik draai hem nog weleens, en tenslotte heeft zich uit dat alles De Liefde ontwikkeld. Henk is er ook allang mee gestopt, maar Rein is nog volop in de running en ik moet zeggen, hun nummers bevielen mij uitstekend. Die waren ook het enige wat ik van de uitzending kon horen, want het is weliswaar altijd heel gezellig in Post, maar de zaak is totaal ongeschikt om een radiouitzending te maken, omdat het vol zit met mensen die niet komen voor die uitzending, maar om gezellig een hapje te eten en met elkaar te kletsen en omdat de ruimte nogal groot is en de akoestiek niet briljant, zit je in een storm van achtergrondlawaai. Zaterdagmorgen heb ik de boel op Drechtstad FM ('s morgens tussen acht en tien) teruggeluisterd. Het was alsof er uit een zwembad werd uitgezonden.

Ik had het net over dat stel en de Linge, maar dat is nog niks vergeleken bij het groeiend aantal idioten dat gelooft dat de aarde plat is. Al in de vijfde eeuw voor Christus hebben jouw voorvaderen bewezen dat het ding rond is, als dat niet zo zou zijn hadden we vijfentwintig eeuwen de tijd gehad om de rand van de aarde te vinden, wat niet is gebeurd, en nu staat er een ploegje geestelijke bonobo's op, dat roept dat de leer van de ronde aarde een complot van de Nasa is. Tja, als je het maar geraffineerd brengt, kun je sommige mensen alles laten geloven. Dat iemand over water loopt of na drie dagen vrolijk fluitend uit zijn graf komt, toe maar. Bij onze fijne bondgenoot en boezemvriend Saoedi-Arabië onthoofden ze nog weleens iemand vanwege hekserij, zo gaat dat in een modern land dat de Verlichting heeft overgeslagen, dus dat er ergens een Australopithecus rondloopt die in een platte aarde gelooft, hoeft niet te verbazen. Wat mij hogelijk verbaast, is dat er in de media veel ophef over wordt gemaakt. Iemands krankzinnigheid wordt tot wereldnieuws gebombardeerd. Daar begrijp ik eigenlijk niets van. Het zal wel aan mij liggen. 
Ondertussen houd ik mij bezig met de geschiedenis van de Levant, het boeiende boek van Philip Mansel, dezelfde die het prachtige Constantinople, City of the World's Desire schreef. De Levant, met kosmopolitische steden als Alexandrië, Smyrna, Beiroet en Thessaloniki, die hun kosmopolitisme stuk voor stuk verloren zagen gaan door desastreuze invloeden als nationalisme, religieus fanatisme en domheid. De domheid van massa's die zich voor ideologische of godsdienstige karretjes laten spannen. Het is een geschiedenis waar ik immens treurig van word, vooral in een tijd waarin antisemitisme, religieus fanatisme, nationalisme en fascisme opnieuw om zich heen grijpen. Kijk maar naar die beweging van de 'gele hesjes,' binnen de kortste keren gekaapt door het droesem uit de riolen van de maatschappij. 

Zo is het wel weer genoeg, dunkt me. Ik zou deze brief graag romantisch eindigen, met een zonsondergang boven de vredig voortkabbelende Merwede. De hemel is onbewolkt, heel even, maar onder de horizon pakken grauwe wolken zich alweer samen. Dat we dat niet kunnen zien, komt omdat de aarde rond is. Nu jij weer. Die zonsondergang houd je tegoed.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 19 februari 2019

Foto: auteur


zaterdag, februari 16, 2019

Poëzieparadijs



Het Poëziecentrum Nederland is gevestigd in de Nijmeegse bibliotheek. In het Poëziecentrum heeft Wim van Til een unieke collectie poëzie bijeengebracht, zelfs mijn jeugdzonden, in primitief gestencilde, nog in eigen beheer uitgegeven boekjes, zijn er te vinden, evenals de bundel die ik samen met Jacques Noorman publiceerde in 1978. Die was wel keurig gedrukt, bij Morks in Dordrecht, maar aan een omslagontwerp deden we niet, zodat De Theeman en andere gedichten er weliswaar keurig, maar ook heel saai uitziet. Jacques en ik hebben nooit vermeld welke gedichten van wie zijn, maar wie ons goed kent, komt daar snel achter en ik koester niet de illusie dat ooit een literatuurwetenschapper zich de moeite zal troosten om het, tientallen jaren na ons verscheiden, nog eens uit te zoeken. In de Nederlandse letteren kun je twintig boeken publiceren, nooit in de Volkskrant, het NRC-Handelsblad of Trouw zijn besproken en toch gelukkig zijn.

Ik heb een paar keer het genoegen gehad om in het Poëziecentrum te mogen spreken bij boekpresentaties van uitgeverij Liverse, die gestaag, tegen de draad in, voortbouwt aan een almaar uitdijende poëziereeks, de Bordeauxreeks, of uit eigen werk te lezen. Ik vertoef graag in bibliotheken (toen ik studeerde bracht ik mijn tijd zoveel mogelijk door in de letterenbibliotheek van de Universiteit Utrecht) en zeker in de Nijmeegse. Vanwege dat letterkundig paradijsje dat Poëziecentrum heet, maar er is ook en prettig café. Ik heb begrepen dat we zoiets ook krijgen in de Dordtse bibliotheek, die op het ogenblik wordt verbouwd. Dat café gaat, als ik het goed begrepen heb, 'Americain' heten en dat lijkt me een goede greep, want in het pand van de bibliotheek was ooit het roemruchte café Americain gevestigd. 

In Americain werden weleens feesten gehouden van mijn middelbare school. Nu ja, feesten. Het begon doorgaans om een uur of zes, was niet later afgelopen dan negen uur, er werd geen alcohol geschonken en als je bij een langzaam nummer te dicht bij elkaar danste, stond er altijd wel een leraar aan de kant driftig te gebaren dat je meer afstand moest nemen. De lulligheid van de jaren vijftig was nog niet uitgewerkt, al hing er midden jaren zestig wel verandering in de lucht. In die periode kwam ik in de redactie van de schoolkrant, waarin ik uiteraard mijn eerste gedichten publiceerde. De meeste probeersels van die tijd zijn, zoals L.H. Wiener dat zegt, 'verdwenen in de mist der mensen.' Een paar vind je wellicht nog in het Poëziecentrum Nijmegen. Een plek om zeker eens te bezoeken.



Foto's: auteur


zaterdag, februari 09, 2019

Sneu



'Men moet trachten zich niet belachelijker te maken dan men van nature al is.' Een citaat van C. Buddingh', de man van wie de naam zo vaak verkeerd wordt gespeld. Ook door citatenverzameling.com, die het weer ijzerenheinig hebben over Cees, waar het volgens Buddingh' zelf Kees moet zijn. De citaten waaruit dat blijkt zijn niet opgenomen en aan bronvermelding doen ze ook niet. Ik heb het daarom maar even opgezocht. Het citaat is te vinden op bladzijde 10 van En in een mum is het avond, althans in mijn eerste druk uit 1975.

De foto op de achterkant toont een vriendelijk lachende Buddingh'. In zijn rechterhand een glas, misschien wel met zijn favoriete whisky, en in de linker een sigaartje. In 1975 kon dat nog gewoon. Nu zou je de moraalpolitie aan de deur krijgen, de zeloten van Fons Nijpels, dat anti-rookfantoom dat zich inderdaad belachelijker maakt dan het van nature al is. Hetzelfde geldt voor de eurocommissaris met die onuitsprekelijke naam, die onlangs meende de Griekse onderminister voor volksgezondheid te moeten kapittelen, omdat hij op zijn ministerie rookte. Na het zwaaien met het waarschuwende vingertje, mocht de moraalridder in een dienstauto door de smog van Athene naar het vliegveld, stel ik mij voor.

Wie zich ook voortdurend belachelijker maken dan ze van nature al zijn: die jurken uit de Tweede Kamer van DENK en de PVV, die steeds ruzie hebben op een toon die meer past bij een achterbuurtkroeg dan een parlement. Je zou maar op een van die twee hebben gestemd. De Bond tegen het vloeken kan er trouwens ook wat van. Ik ben voor beschaafd en zorgvuldig taalgebruik, waarmee je je kunt onderscheiden van gele hesjes en ander ordinair rancunevolk, maar je zet jezelf toch wel een tikje voor schut als je gaat mauwen wanneer iemand 'Jezus!" roept in De Luizenmoeder. Wat moeten ze dan roepen? Cees, pardon, Kees misschien? Sneu hoor, dat je vindt dat je moet opkomen voor iemand waarvan je gelooft dat hij de zoon van God is, zonder te beseffen dat, als het zou kloppen, zo'n type wel voor zichzelf zou opkomen. Reken maar dat die acteurs dan allang geslagen zouden zijn door één van de plagen van Egypte.


maandag, februari 04, 2019

Poëzieweek



Lieve Stella,

We zitten midden in de Poëzieweek. Een mooi initiatief in de verkeerde tijd van het jaar. Poëzie is iets voor zwoele zomeravonden in het openluchttheater van de Romeinse Agora in Thessaloniki. Op afstand, maar niet storend, bruist de stad onwetend voort en nu en dan zoemt op grote hoogte een vliegtuig voorbij. Of in de tuin van Floor, naast die kille Rotterdamse schouwburg. Ik herinner mij een avond in 2000, dat we daar met een aantal Griekse dichters, te gast bij Poetry, zaten. Ondermeer met Nasos Vayenas, die verrast was dat hij in de Spiegel van de Griekse Poëzie, van Hans Warren en Mario Molegraaf, stond, iets wat zijn Atheense uitgever vergeten was te melden. Hij ging het boek direct kopen, ook al had hij vast een gratis exemplaar van uitgeverij Meulenhoff kunnen krijgen. Ik herinner mij ook Athina Papadaki en die aardige Titos Patrikios.

Juni, dat is een maand voor een Poëzieweek, maar januari! In 2003 was het vijftig jaar geleden dat de watersnoodramp plaatsvond. Ik was door de redactie van het literaire tijdschrift Ballustrada uitgenodigd om mee te gaan met een bustocht door Zeeland, met Zeeuwse collega's, die op verschillende plaatsen in de provincie verzen over de ramp lazen. Daar stonden we 's morgens om negen uur in een sneeuwstorm op een verlaten parkeerplaats in Vlissingen voor eigen parochie te lezen. Een voorbijganger die de hond uitliet schudde verbijsterd het hoofd en liep toen toch maar snel door.

'Bent u van een sekte?' vroeg een passerende dame. Ik kan mij het jaar niet meer herinneren, maar ik was gevraagd om onder aanvoering van Alexis de Roode met een aantal dichters voor te dragen in het Utrechtse Hoog Catharijne, nog voor het een grondige verbouwing onderging. We trokken met een bakfiets, die dienst deed als mobiel podium, steeds van de ene kant van het winkelcentrum naar het andere. Zodra we in het vizier kwamen, maakten de meeste voorbijgangers zich zo onopvallend mogelijk uit de voeten. Het was binnen, dus we hadden geen last van het weer en het was ook niet in de Poëzieweek, maar ik begreep de vraag van die mevrouw wel, al ging het in ons geval duidelijk niet om Jehova of Swami Bami, maar om Erato en Terpsichore.
Wie aan poëzie doet, behoort tot een sekte. Wat mij steeds weer verbaast is hoeveel mensen staan te trappelen om het tot prediker van die sekte te brengen, zonder ooit kennis te hebben genomen van een boodschap. Ik bedoel, we krijgen bij uitgeverij Liverse veel bagger binnen van mensen die zich inbeelden dichter te zijn, maar die meestal geen letter poëzie hebben gelezen, behalve misschien die enkele verplichte versjes voor het examen Nederlands. Als die nog niet zijn afgeschaft. Het lezen, lezen en lezen van poëzie is, naast het hebben van talent, de absolute voorwaarde om je als dichter te kunnen ontwikkelen, maar die boodschap is aan veel inzenders niet besteed. Ik heb dat afgelopen zaterdag ook maar weer eens uitgelegd op de lokale radio, waarna ik naar huis ben gefietst om het zoveelste goedbedoelde, maar oubollige en zonder talent geschreven manuscript voor de Bordeauxreeks met een standaardbrief te laten terugsturen. Dat is niet beleefd, ik geef het toe, maar ik ga niet meer in discussie met mensen die misschien een aardig balletje kunnen trappen in het vijfde elftal van een club uit de laagste afdeling zaterdagvoetbal, maar er zelf van overtuigd zijn dat ze zo in de basis kunnen bij FC Dordrecht. 'Lees eerst Kira Wuck eens, of Radna Fabias, Tjitkse Jansen, Job Degenaar, Gerrit Komrij, De Schoolmeester, Hans Warren, Hugo Claus, Remco Campert, André van der Veeke, Jan J.B. Kuipers, Amarantha Groen, Josse Kok en nog driehonderd anderen!' Ik zou het van de daken willen schreeuwen al heb ik niet de illusie dat het helpt. Straks kijk ik in de brievenbus en dan ligt er weer zo'n door de eigen familie bewonderd genie, dat in de spiegel een tweede Jean Pierre Rawie ziet, met bijbehorende verkoopcijfers.
Poëzieweek, een prachtig initiatief, maar er waait een gure westenwind en er is natte sneeuw voorspeld. Gelukkig is het over vierentwintig dagen maart. Eind maart komt de debuutbundel uit van Rogier de Jong. Iemand met talent die het wel heeft begrepen.

Op de internetpagina met Poëzieweekactiviteiten in Nederland en Vlaanderen is Dordrecht notoir afwezig. Dat verbaast mij niet, maar ik wil niet opnieuw gaan klagen. We weten nu eenmaal dat in onze stad de letteren traditioneel, want dat gaat heel ver terug, een ondergeschikte rol spelen vergeleken met de andere kunsten en zeker met de beeldende kunst. Dat wordt treffend geïllustreerd door het feit dat Dordrecht wel een stadskunstenaar heeft, maar geen stadsdichter. Het zal de gemiddelde Dordtenaar een zorg zijn. Nergens worden de uitgaven van het Buddingh'-genootschap zo slecht verkocht, vertelde de uitgever mij, als in Dordrecht. De gemiddelde Schapenkop heeft trouwens geen idee dat Dordt een uitgeverij herbergt, Liverse, jawel, die stug voortbouwt aan een kloek poëziefonds, iets wat veel landelijke critici ook nog steeds lijkt te ontgaan, en er is in juli dan wel een hele grote boekenmarkt, maar hoeveel inwoners van de buitenwijken komen daar op af? Ach, wat hindert het ook. Gerard Reve schreef in al zijn wijsheid dat dit land over vier- of vijfhonderd jaar, dat wil ik even kwijt zijn, toch is ondergelopen. Als de wereldbevolking zich in het huidige tempo blijft voortplanten, hoeven we echt niet zo lang te wachten, vrees ik, al gaat de middelbare schooljeugd tot in lengte van dagen door met demonstreren tegen de klimaatverandering.

Demonstreren! Toen ik zestien was dacht ik ook dat het nut had. Op mijn zesentwintigste speelde de kwestie van de kruisraketten en er was ook iets met wat neutronenbom werd genoemd. Ik ben er niet tegen gaan betogen, ik had toen al een hekel aan schreeuwende menigten, maar op het prikbord achter in mijn lokaal, ik gaf toen les op een mavo, hingen wel posters met 'Stop de neutronenbom!' Dankzij Trump en zijn opzeggen van een belangrijk kernwapenverdrag lijkt die discussie weer helemaal terug. Tja, Donald Trump, ook zo'n icoon van een zelfdestructieve mensheid, die vermoedelijk nooit een dichtbundel leest, al weet je dat nooit honderd procent zeker.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 4 februari 2019

Foto: Ronald Peters