zaterdag, april 27, 2019

Brief aan W. te Nieuwegein



Dordrecht, 5 juni 2008

Beste W.,

Je brief van april heeft mij ontroerd. Ik had er eerder op moeten antwoorden, maar dat is mij om allerlei redenen die er hier niet toe doen en vanwege mijn reis naar Griekenland, naar huis, in mei, niet gelukt. Wat je schrijft over Stella’s poëzie doet mij goed, ik denk ook dat veel van je bemerkingen raak zijn. Ik hoop dat je mening gedeeld wordt door de poëzieredacteur van Liverse, bij wie ik een postume bundel van haar wil uitgeven. Ik zit te wachten op een oordeel. 

Nee, W., je hebt 'nooit geweten wat een knappe, innemende, intelligente en innerlijk rijke vrouw' Stella was. Dat was ze inderdaad en nu ze er niet meer is besef ik hoeveel rijker ze mijn leven heeft gemaakt in de twintig jaar die ik met haar heb gedeeld. We hadden elkaar natuurlijk veel eerder in het leven moeten tegenkomen, maar het is al een wonder dat we elkaar ooit ontmoet hebben, toen, in 1987, aan de Universiteit van Minnesota. Een leraar aan een ingedutte, provinciale, middelbare school in een waterige uithoek van Nederland en een docente aan de Experimentele School van de Universiteit van Thessaloniki met haar wortels in de Pontus in noordoost Turkije. Dat haar vader en moeder als kinderen de Turkse vervolgingen van de Pontiërs in de jaren 1917-1923 hebben overleefd en dat Stella zodoende geboren heeft kunnen worden, aan het begin van de Griekse burgeroorlog, waarin haar vader als linkse Griek ternauwernood aan moord door de fascisten is ontsnapt, is evenzeer een wonder. Hangt het leven van toeval aan elkaar? In ieder geval wel van dramatische gebeurtenissen.

Je vroeg hoe lang voor haar dood Stella het gedicht ‘Ooit’ schreef. Dat was op 2 november, bijna acht weken voor haar overlijden. Haar laatste gedicht, ‘Eindeloze nachten,’ is van 22 december, vier dagen voor haar dood. De doktoren spraken toen nog van 'enkele weken,' maar dat ze die dag van uitputting niet meer in haar dagboek kon schrijven was voor mij een veeg teken. Toch heeft haar overlijden, in haar slaap, zonder dat er iemand bij was, mij nog overvallen. Ik kan nog steeds het verschrikkelijke gevoel niet omschrijven waarmee ik om half zeven die ochtend op de parkeerplaats van de school stond (die ligt naast het ziekenhuis, veel dichterbij dan de officiële parkeerplaats van het hospitaal, ik kijk dagelijks vanuit mijn lokaal op de kamer waarin ze is overleden). Laat ik hier niet op doorgaan, het is allemaal nog te vers, te schrijnend, ik weet nog steeds niet waar dat vlot, waarop ik nu in een donkere stormnacht voortdrijf, naartoe koerst. Ik begin langzamerhand uit de verdoving van de eerste schok te raken, maar het besef dat ik haar onherroepelijk kwijt ben maakt de pijn en het verdriet eigenlijk alleen maar erger. Het is een fase, zegt men, waar je doorheen moet. Jij hebt het allemaal ook meegemaakt, misschien is het waar, in ieder geval is het niet anders. 

Wat jij afleidde uit de zin:

Ik wilde de avond niet bederven

namelijk dat Stella mij vroeg om op wat voor manier ook, waardig door te leven, is ook zeer goed gezien. Ze heeft mij bezworen om mijn leven zo goed mogelijk voort te zetten op de wijze waarop wij samen voortgingen. Ik zie dat als een opdracht die ik naar vermogen tot een goed einde zal brengen. Voortaan bewandel ik onze weg alleen, hoe godvergeten moeilijk dat soms is. 

Ik lees uit je brief dat jij de dood van Maria ook nog niet werkelijk hebt geaccepteerd. Zo is het met mij ook. Dat diepe gevoel van onrechtvaardigheid waarover je het hebt, inderdaad. Een paar dagen geleden stond er weer een wijsneus in de kroeg te oreren dat weet ik wat welke groenten, bloemkool, geloof ik, mits in die en die hoeveelheid en zus en zo bereid, niet alleen kanker kon voorkomen, nee, zelfs genezen. Dat gelul, daar kan ik niet meer tegen. Stella heeft haar hele leven lang op haar voedsel gelet, het gezonde Mediterrane dieet: alles met olijfolie, zelden iets gebakken, matig met alles, weinig vlees, bij voorkeur vis, veel peulvruchten en wat zij in een jaar aan alcohol dronk sla ik in een week naar binnen, zelden rookte ze, een héél enkele keer een sigaartje of een krèteksigaretje, maar niet meer dan drie of vier per jaar en dan maagkanker krijgen! 

Je hebt gelijk, het had ‘mijn gasten verstijfden’ moeten zijn. Toen Stella het gedicht schreef twijfelde ze en vroeg ze mij om advies. Ik zei ‘versteven.’ Jan Lul met ook nog een bevoegdheid Nederlands, al heb ik dat vak in twintig jaar niet meer gegeven. Stella’s taalgevoel was sowieso beter dan het mijne. Zij schreef na enkele jaren in Nederland haar Nederlands vrijwel foutloos, terwijl ze het vlot en accentloos sprak. Mijn Grieks, hoewel uit beleefdheid veelgeprezen, lijkt daarbij vergeleken nergens op. Ik mis haar ook erg als rechterhand bij het vertalen uit het Engels en ondertussen is Jan Eijkelboom, mijn linkerhand, ook weggevallen. En haar geweldige gevoel voor poëzie: wat ik niet van haar geleerd heb, hoeveel dichters ik niet door haar heb leren kennen! André van der Veeke schreef in zijn In Memoriam in de jongste Ballustrada: 'Ze geloofde onvoorwaardelijk in de kracht en betekenis van poëzie.' 

Genoeg, W. Als het zondag niet al te slecht weer is ga ik mijn narigheid eruit wandelen met G., vorig jaar gepensioneerd collega en hoofdredacteur van The Dutch Dickensian, die zich enkele weken geleden een boerderij met enige hectaren grond op de Drentse Hondsrug heeft verworven, waarop hij uien wil gaan verbouwen. We lopen dan van Gorinchem naar Leerdam, een mijl of veertien, tijdens welke onderneming we allebei tot bezinning hopen te komen.

De avond is in een gevorderd stadium geraakt en voor ik ga slapen wil ik de jongste Wiener uitlezen, een schrijver met wie ik verwantschap voel, al was het alleen al omdat ik zijn moeder heb gekend. Die was net als voornoemde G. en ik lid van de Haarlem Branch van de Dickens Fellowship. Het ga je goed,

een hartelijke groet,

Kees

Foto: auteur


vrijdag, april 19, 2019

De long van Thessaloniki



Ten noorden van Thessaloniki ligt het bos van Seïch-Sou. De long van Thessaloniki wordt het wel genoemd. Een long die al verschillende keren door brand werd getroffen. Voor het laatst een jaar of vijftien geleden, als ik het mij goed herinner. Dat was aan de oostkant, waar wij tot voor kort dichtbij woonden. Een minuut of tien lopen en we stonden aan de bosrand. Via een viaduct moest je eerst nog wel de Περιφερειακό oversteken, de rondweg om de stad, waarvoor bij de aanleg, eind jaren tachtig van de vorige eeuw, een stuk van het bos is opgeofferd.

We gingen bijna dagelijks wandelen in Seïch-Sou. 's Morgens in alle vroegte, voor het ontbijt. Ons doel was meestal een kapelletje vanwaar je een mooi uitzicht had over de stad. Vrijwilligers, die het bos zo goed en zo kwaad mogelijk onderhielden, hadden er bankjes geplaatst. De plek lag op ongeveer een uur lopen van ons huis in Ano Toumba. We rustten wat op zo'n bankje, genoten van het uitzicht en maakten soms een praatje met andere wandelaars. Opvallend was de rijke schakering bloemen in het voorjaar. Als je vroeg genoeg was zag je hazen rennen en regelmatig werd ons pad gekruist door wegschietende hagedissen of een gemoedelijk rondscharrelende landschildpad.

In de zomer hielden we ons hart vast, vooral als het wekenlang niet had geregend en er een harde wind woei. Griekenland wordt veelvuldig geteisterd door bosbranden, niet zelden gevolgd door erosie. Na de laatste brand in Seïch-Sou werd kordaat opgetreden. Er werden rietmatten geplaatst om erosie tegen te gaan, waardoor het bos zich verrassend snel begon te herstellen. Toch moet je er niet aan denken dat de long van Thessaloniki, van eminent belang voor milieu en recreatie, ooit volledig in vlammen zou opgaan. 

Ik herinner mij augustus 2007, toen het land met tientallen bosbranden te kampen had. Groot was de angst dat ook Seïch-Sou zou worden getroffen. Het bos werd zelfs enige tijd voor het publiek afgesloten. In die dagen bestond het radioprogramma De Avonden nog. Ik werd gebeld met het verzoek verslag te doen. De meeste branden waren op de Peloponnesus. De Griekse televisie besteedde er urenlang aandacht aan en ik vertelde wat ik zag door aan de journalist van dienst. 'Hebben jullie ook last van de rook?' was een van zijn vragen. 'Nee hoor,' antwoordde ik, 'wij zitten in de rookvrije zone.' Het werd even stil in Hilversum. Gelukkig bleef Seïch-Sou dit keer gespaard.

Of de waarde van het bos tot alle inwoners van Thessaloniki is doorgedrongen, waag ik te betwijfelen. De overheid doet zijn best. Regelmatig kom je een brandkraan tegen en er zijn brandgangen aangelegd waardoor de wagens van de brandweer op veel plekken kunnen komen. Crossmotoren helaas ook en ondanks de waarschuwingsborden om voorzichtig te zijn met vuur, zijn de paden bezaaid met sigarettenpeuken en wordt op sommige plekken naar hartelust gebarbecued. Barbecuen, de gemiddelde Griek is eraan verslaafd.

Een ander probleem is afval. Hoewel er bij de toegangen tot het bos afvalcontainers staan, zijn er nog steeds mensen die een eindje Seïch-Sou inrijden om daar hun grofvuil, of soms zelfs bouwpuin, achter te laten. Onvoorstelbaar eigenlijk, want het is makkelijker om het in die containers te gooien. Kennelijk zit het misbruik maken van de openbare ruimte en anderen opzadelen met jouw troep bij sommige mensen diep in de genen.

Het kapelletje en de zitbanken zijn op een dag door de gemeente gesloopt. Op instigatie van een communistisch lid van de gemeenteraad. Hij was bang dat de plek een 'bedevaartsoord' zou worden. Ook bossen ontkomen niet aan het kleinzielig gedweep van sommige politici.

Eerder gepubliceerd in Griekenland Magazine, zomer 2018.

Foto: auteur


vrijdag, april 12, 2019

Verdomhoekje



Lieve Stella,

Vorige week ben ik een paar dagen naar Düsseldorf geweest. Met de trein, maar niet via de vertrouwde Venlo-route, zoals in de tijd dat jij op de Kennedydamm woonde. Toen namen we in Dordrecht eenvoudig de intercity naar Keulen, stapten in Mönchengladbach over en waren, normaal gesproken, in ongeveer twee en een half uur op het Hauptbahnhof van Düsseldorf. Vandaar was het nog een paar haltes met de U-bahn, die bijna pal tegenover jouw appartementengebouw stopte. Ilse, je vriendin en vroegere buurvrouw, woont er nog steeds. Tilly en Christos* logeerden bij haar, wat de aanleiding was om de trein te nemen, hoewel ik hen binnenkort weer zie in Thessaloniki.

Wil je vandaag de dag via Venlo reizen, dan moet je drie of vier keer overstappen en ben je ongeveer vier uur onderweg. Vooruitgang noemen de Nederlandse Spoorwegen dat. Wil je vanuit Dordrecht naar Keulen, dan kun je het beste eerst naar Rotterdam sporen, daar overstappen op de Thalys naar Brussel en vervolgens de internationale trein naar Keulen nemen. Dat komt allemaal omdat het Drechtstedengebied (bijna 270.000 inwoners!) in het verdomhoekje van de spoorwegen is geraakt. Het aantal intercity's naar het zuiden is sterk beperkt, maar die levensgevaarlijke giftreinen mogen wel iedere nacht op driehonderd meter hier vandaan door de scherpste en gevaarlijkste spoorwegbocht van Nederland denderen. Ik moet op mijn bloeddruk letten.
De snelste manier om in Düsseldorf te komen is nu via Rotterdam naar Utrecht te reizen en daar op de internationale trein van Amsterdam naar Frankfurt te stappen. Die internationale trein is wel aangenaam comfortabel. Vooral omdat ik eersteklas reisde (want op het Nederlandse deel heb ik 40% korting). Ik bestelde een flesje wijn bij een vriendelijke Herr Wolff (aldus het kassabonnetje). Er konden slechts twee glazen uit, maar ik moest doordrinken, want ondanks dat de hele reis drie uur en tien minuten duurde, ben je vanaf Utrecht sneller in Düsseldorf dan je beseft.
Het was er koud en druilerig. Ik logeerde in onze oude buurt, in de Kayserswertherstrasse, op vijf minuten lopen van jouw appartement. Als de zon niet schijnt, sombert die buurt een beetje, maar het hotel was comfortabel, proper en mild van prijs. Mijn kamer zag uit op een mooie binnentuin, waarin vanwege het weer niet kon worden gezeten.
De fles cognac (Comte Joseph XO) die hier thuis in de bar staat, blijkt duurder dan ik dacht. Ik kreeg hem voor mijn verjaardag, maar ik heb geen idee meer van wie. Hoe kom je erop, zul je zeggen, welnu, door de welgevulde minibar die ik aantrof.
Om naar het hotel te gaan stapte ik gewoontegetrouw in lijn 79 van de U-bahn, maar er kwam geen Oststrasse en evenmin een Steinstrasse. Ik was gedachteloos op het verkeerde perron ingestapt en op weg naar de universiteit. Je zou er hartelijk om hebben gelachen, maar daardoor was ik wel aan de late kant bij Ilse voor de lunch.
Op de Kennedydamm is eigenlijk niets veranderd, behalve dat een aantal oude, zieke bomen is gerooid en vervangen door jong goed. Toen ik de Rolandstrasse overstak kreeg ik even het beeld van jouw auto voor ogen, die je daar altijd parkeerde, maar ik werd niet, zoals bij mijn vorige bezoek, overmand door melancholie. Alles went, moet je maar denken, al maakt dat de dingen niet noodzakelijkerwijs leuker. 

Genoeg Düsseldorf. We hebben er Spaans gegeten, Italiaans geluncht en een afzakker gehaald bij een Griek die luidkeels lucht gaf aan zijn hekel aan de stad, het klimaat en de bewoners, waaraan hij ondertussen wel een villa in Portugal en een villa in Griekenland heeft overgehouden. De terugreis verliep probleemloos, zodat ik nog op tijd was voor de borrel van DOCK (een stichting die zich inzet voor creatieve ondernemers) in Americain, het pas geopende café in de openbare bibliotheek. Op de plek van het oude Americain, waar we in de jaren zestig de schoolfeesten van mulo-Groenedijk hadden. De tijd dat je nog dromerig naar meisjes keek, maar veel te onzeker en verlegen was om iets tegen die hemelse wezentjes te zeggen. Inmiddels zijn we in een tijd beland dat de schreeuwers in de sociale media onmiddellijk een heksenjacht ontketenen als ze maar vermoeden dat iemand van mijn leeftijd dromerig naar zo'n meisje kijkt. Niet alleen bij de Nederlandse Spoorwegen woedt de vooruitgang.
Je vraagt je weleens af waar de mentaliteit van de jaren zestig en zeventig is gebleven. Een club mallotige jongeren van christelijke huize heeft een petitie ingediend bij de Tweede Kamer om prostitutie strafbaar te stellen. Kunnen de hoertjes weer lekker de ellende van de illegaliteit in. Fanaten vallen vrouwen lastig die naar een abortuskliniek gaan. Ook van christelijke huize (die fanaten, niet die vrouwen). Onder Jezus' vaandel terug naar de jaren vijftig! Dat Jezus nogal op Maria Magdalena was, wordt voor het gemak vergeten. Als ik aan de opgroeiende generatie denk, schiet me vaak dit citaat van Fernando Pessoa te binnen: 'Wie nooit in dwang heeft geleefd voelt de vrijheid niet' (Het boek der rusteloosheid, Privé Domein, pagina 74).
Ja, die generaties na ons. Soms denk ik weleens dat we iets verkeerd hebben gedaan, maar ik vrees dat de mens toch vooral een irrationeel wezen is dat zijn driften nauwelijks de baas kan. Je kunt het ook zeggen in de woorden van Edmond en Jules de Goncourt: 'Het menselijk handelen wordt bepaald door drie drijfveren. En dat zijn, in klimmende volgorde van belangrijkheid: hartstocht, eigenbelang en ijdelheid.' (Dagboek, Privé Domein, bladzijde 135). Ik kan zo nog een tijdje doorgaan, maar ik geloof dat we afdwalen en de was moet nog worden opgehangen. Daarna moet ik naar de dumpshop om legeroverhemden voor Griekenland. Met van die zakken waar je van alles redelijk veilig in kunt opbergen, zodat niet meteen je bankpassen en buskaartjes over straat rollen als je een stuiver opraapt, want die laten liggen is natuurlijk zonde.

Griekenland nadert. Nog even en dan moet ik weer zo'n eng vliegtuig in, daarna met een levensgevaarlijke taxi en, nu ja, laat ik er maar over ophouden, want drie dagen met trein, boot en bus is ook niet alles, al moet het van Groen Links. Ik ben uren bezig geweest met papieren uitzoeken voor de fiscus, maar de zon schijnt, de perenboom staat prachtig in bloei en vanavond gaat FC Dordrecht winnen van MVV. Gelukkig heb ik nog ergens verstand van.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 12 april 2019

*Studievriendin van Stella en partner.

Foto: auteur






zaterdag, april 06, 2019

Vooruitgang



Ik logeer in 'onze' oude buurt. In de buurt waar Stella woonde toen ze in Düsseldorf werkte. De tijd van ons weekendhuwelijk. Zij de ene week met de auto, ik de andere week met de trein. Dat was een gemakkelijke reis. Je nam in Dordrecht de intercity naar Keulen, stapte over in Mönchengladbach en in twee en een half uur stond je in Düsseldorf. Dat was in de jaren negentig van de vorige eeuw. Inmiddels lijdt de NS aan vooruitgang, maar omdat vooruitgang duur moet worden betaald, besloot men de trein naar Keulen op te heffen. Erger, vanuit Dordrecht gaan er, op een of twee per dag na, geloof ik, helemaal geen intercities meer naar Breda en verder, richting Duitsland. Ik zocht op de NS planner de 'Venlo-route'. Ja, je kunt zo reizen, dat duurt vier uur en tien minuten. Je kunt ook via Utrecht. Dat is drie en een half uur.

Ik ben een liefhebber van reizen met het spoor. Al van kind af aan. Ik smulde van de verhalen van mijn grootvader, die machinist was in de tijd van de stoomtractie, maar zoals menig middelbare schoolleraar het enthousiasme om iets te leren er bij de brugklassers snel vakkundig uitramt, zo probeert de NS dat met mijn liefde voor treinreizen. Er komt een dag dat dat lukt en ik mij bij een garage meld voor een aardig tweedehandsje. Ik nam de Utrecht-route, maar vertrok voor de zekerheid wel een uur vroeger. Je weet maar nooit met overstappen in Rotterdam en al kan de NS het ook niet helpen als een wanhopige een 'aanrijding met een persoon' veroorzaakt, je bent dan wel de Sjaak met je gereserveerde plaats in die bepaalde internationale trein. Ja, je kunt altijd verder, als je maar bijbetaalt. Ik geef toe, de ICE was comfortabel, maar ik reisde dan ook eersteklas. Je bent van de elite of niet.

Ik logeer in een hotel op vijf minuten lopen van ons vroegere appartement op de Kennedydamm. Een rustig gelegen hotel, met niet overdreven grote, maar comfortabele kamers en fatsoenlijk toiletpapier. Een hotel dient degelijk toiletpapier te hebben. Niet te hard, niet te dun en in voldoende mate aanwezig. Een hotel dat bezuinigt op toiletpapier verdient failliet te gaan. Ook is het fijn dat er een minibar is en dat wat erin staat niet echt prijzig is. Ik kijk uit op een mooie binnentuin. Jammer dat het te koud en te nat is om erin te zitten. De buurt is een beetje grauw. Architectuur uit de jaren dertig. Onze flat lag op de vijfde etage. Er was geen lift. In de jaren dertig streefde men naar gezonde geesten in gezonde lichamen. Dat is niet helemaal gelukt en dat is de buurt nog een beetje aan te zien, maar ik denk niet aan de jaren dertig. Ik denk aan de jaren met Stella, daar op de Kennedydamm. Ze parkeerde haar auto altijd in de Rolandstrasse, met een speciale vergunning. Ik ga zo eens kijken of hij er misschien nog staat.

Foto: auteur


maandag, april 01, 2019

Op de grens




Lieve Stella,

Ineens zit ik weer in een goede schrijfperiode. Deze week kwamen er drie gedichten, waarvan de laatste vanmorgen. Of ze echt beklijven, kan ik nog niet zeggen, daarvoor moeten ze eerst een tijdje in de la om te rijpen, maar ik heb mezelf maar getrakteerd op een glaasje Metaxa (met twaalf sterren, vooruit, waarom niet? Het is maar één keer in de eeuwigheid 31 maart 2019). Ik meen dat Kees Buddingh' me eens vertelde dat, als het even niet erg ging met dichten, je het beste kon gaan vertalen, dan kwamen je eigen gedichten ook wel weer. Ik denk dat dat op het ogenblik zo is. Bezig met Joanne Limburg en met mezelf. Dat laatste voor zolang het duurt en geen garanties, maar ik voel me er wel weer even senang bij.

De aanleiding voor het laatste gedicht was een zot, die ik gisteren voor het Amsterdamse centraalstation zag staan. Zo'n Jezusvereerder, die geheel onopgemerkt, behalve door mij dan, tussen de krioelende toeristen, met een zelfgemaakt bord opriep tot bekering. Ik had in de stationshal, bij wijze van lunch, een patatje-met gekocht bij een vrolijke Marokkaan, die mij verzekerde dat hij de beste frites van Amsterdam had, en dat stond ik buiten, in de zon, te nuttigen. God wat had jij daar een hekel aan, mensen die op straat patat en andere dingen liepen te eten, maar ik zondig weleens. Ik weet nooit of je wel of geen medelijden moet hebben met zo'n Jezusfreak. Is het een verwarde gek, of is het iemand die in alle serieusheid meent de mensheid een dienst te bewijzen door de verbreiding van het woord. Gezien kleding, houding, kreten en de lucht die van hem afwoei, hadden we met een specimen van het eerste te maken. Ik ben met mijn frietjes maar snel de straat overgestoken om dichterlijk over de wateren te staren tot ze op waren en ik op zoek kon naar een afvalbak. 
Ik was onderweg naar de universiteitsbibliotheek, voor de jaarvergadering van het Nederlands Genootschap voor Nieuwgriekse Studies. Anderhalf uur te vroeg, want je weet het maar nooit met de spoorwegen, zodat ik in alle rust naar café De Zwart kon sjokken. Daar hebben ze aangename, rode wijn en een goede maat van schenken. Het was een fraaie lentedag, in tegenstelling tot vandaag, nu waait die rotte, koude noordenwind weer, zodat het terras vol zat. Voornamelijk toeristen en een Chérie Bidet-achtig type, dat zich uit zat te sloven voor een aan zijn lippen hangende juffrouw. Binnen zat niemand. Ik zocht een mooie plek achter het opgeschoven raam, zodat ik het allemaal eens op mijn gemak kon bekijken. Veel levensgevaarlijk gestuntel van toeristen op huurfietsen en nijdig gebel van Amsterdammers, of wat daarvoor door moet gaan, die structureel opzettelijk te hard kwamen aanrijden 'om ze een lesje te leren,' denk ik, want daar zijn de uitvinders van de afzeikhumor goed in. 
Nadat mijn vooroordelen over toeristen in het algemeen en onze hoofdstedelijke medeburgers in het bijzonder, ruim waren gevoed, en we twee wijntjes verder waren, was het tijd om naar de bijeenkomst te gaan. Eerst de routine, daarna het interessante deel, een lezing over Cypriotische historische romans en het boek The Prophecy and the Templar Scroll van Lina Ellina. Dat boek speelt zich deels af in de moderne tijd en deels in de dertiende eeuw, tijdens de regering van Hendrik II (1270-1324). Je weet, de tijd van de Lusignans is mijn favoriete periode in de Cypriotische geschiedenis. Jammer dat ik geen Griekse versie van Afrodite en Europa bij me had, dan had ik die aan de schrijfster kunnen geven, maar nadat ze mijn exemplaar van het boek had gesigneerd, heb ik haar wel op mijn twee mythische dames gewezen, bescheiden als ik ben. Ze zal dat inmiddels wel zijn vergeten, dus misschien moet ik haar een exemplaar sturen. Tijdens de terugreis heb ik al gefascineerd in het boek gelezen.
Ik ben na de receptie, waar ik een aantal leuke gesprekken had, ondermeer met Hero Hokwerda en Willem Ledeboer (de adjunct-directeur van het Nederlands Instituut in Athene, waar ik binnenkort een poosje ga werken), niet naar het avondprogramma gegaan, want in Dordrecht was het Barre Tocht, onder leiding van Scotch the Band en in dat kader speelde Marienke van Terheijden, om elf uur in cafe De Vrijheid, een deel uit haar cabaretprogramma. Daar wilde ik bij zijn. Om half negen was ik thuis, want ook op de terugweg deed de Intercity Direct het zonder morren, zodat ik eerst nog een poosje verder kon lezen.
Marienke was goed. Zeker als je bedenkt dat een drukke kroeg geen gemakkelijke plaats is om te spelen. Ik zou haar hele programma graag in Theater 450 zien. Wie weet in het nieuwe seizoen. Ik ben in ieder geval zo vrij geweest iets te suggereren. Het was na Marienkes optreden nog lang heel gezellig in De Vrijheid. Ik ben tot kwart voor twee blijven hangen en moest toen ik thuiskwam de klokken nog een uur vooruit zetten, want de zomertijd is weer begonnen. Er komen weer lekker lange avonden aan. In de discussie over het wel of niet afschaffen van de zomertijd wil ik me niet mengen, maar ik ben meer zomer- dan wintermens, ook al heb ik een hekel aan in de zon zitten. Dat is iets voor toeristen.

Intussen heb ik Hemelse mevrouw Frederike uit. Ik vind het een prachtige biografie, waarin het alles-moet-kunnen-als-het-maar-feest-is-beeld van Frederike Harmsen van Beek, ontstaan in de periode dat zij het landhuis Jagtlust in het Gooi bewoonde, grondig wordt bijgesteld. Er wordt diep ingegaan op zowel Frederikes leven als haar literair en beeldend werk en Maaike Meijer doet dat ook nog eens in een aantrekkelijke, lekker lezende stijl. Ik werd wel somber van de laatste hoofdstukken, van het oud worden en aanklevend verval. Vooral toen ik las dat ze uiteindelijk in een verpleegtehuis werd opgenomen. Ik zit ook een beetje aan de rand van de fase van lichamelijke neergang, denk maar aan die achillespees, en ik ben ongehoord bang ooit in zo'n gesticht terecht te komen. Dan moeten ze me maar direct een spuitje geven. Jammer dat je dat spuitje niet nu al in huis kunt halen. Of de beroemde pil van Drion, waarvan ik mij weleens stiekem afvraag of die eigenlijk wel bestaat, maar dit terzijde. Ik kom aan moederskant uit een familie met een lange geschiedenis van hersenbloedingen, met nu en dan een hartinfarct tussendoor. Dat is niet altijd geruststellend om te bedenken, al werd mijn moeder gezond negentig, tante Pieta iets minder gezond, maar wel scherp van geest, negenentachtig, en hielden mijn oud-tantes Nel en Pie het respectievelijk vol tot hun drie- en vierennegentigste, zonder daarbij het verstand te verliezen. Mijn oma daarentegen stierf op haar achtenzestigste aan een tweede of derde beroerte, nadat mijn grootvader haar enkele jaren thuis had verzorgd, iets waarvoor hij volgens mijn moeder 'de hemel verdiende.' Zijn beloning viel tegen, want hij ging op z'n vierenzeventigste aan een hersenbloeding dood, nadat hij twee jaar in verpleegtehuis Crabbehof had gelegen. Hij was zijn spraakvermogen kwijt. Ze legden hem op een kamer met een stokdove lotgenoot. Dat was in de jaren zestig, dat moet ik er wel even bij zeggen, anders gaat er op Twitter direct een roedel idioten los.
Morgen moet ik naar de geneesheer, want die rode vlek op mijn wang wordt almaar erger, ondanks het zalfje dat ik ervoor heb gekregen. Rosacea, zegt de dokter, iets dat vooral bij middelbare dames voorkomt. Ik heb dat van mijn grootmoeder geerfd (georven zeggen we in Dordrecht), maar ik hoop dat dat het enige is. Met een vlek valt nog wel te leven en op mijn licht gevorderde leeftijd hoef ik toch niet meer te hopen dat het iets gaat worden met de jongedames waarop ik met enige regelmaat verliefd word. Gerard Reve had het altijd over 'een vieze, oude man van boven de dertig.' Op een gegeven ogenblik moet je in je lot berusten, als de dokter maar niet zegt dat ik moet stoppen met drinken.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 31 maart 2019

Foto: auteur