maandag, september 30, 2019

Ironie



Ik heb het manuscript van mijn boek Met gemengde gevoelens op reis ingeleverd bij de uitgever. Het is weer een brievenboek. Ik ben van het epistolaire genre. De brieven zijn gericht aan mijn in 2007 overleden vrouw Stella. Een vorm van contact houden, al stuurt ze nooit een antwoord. Misschien wat ongebruikelijk, maar ik voel mij er wel bij. Misschien schrijf ik nog weleens een brievenboek. Met brieven aan een bestaande persoon. Claire bijvoorbeeld, al moet die waarschijnlijk onbedaarlijk lachen bij het idee dat ik haar ga schrijven. 'Dan stuur je maar een eppje,' zou ze zeggen. 

Ik heb in de afgelopen weken nu en dan stukjes uit de brieven op Facebook gepubliceerd. Daar heb ik een klein beetje spijt van. Op Facebook voelen allerlei mensen de drang om op zo'n stukje te reageren en dat zijn niet altijd mensen die beseffen dat het literaire fragmenten zijn met een zekere, soms hoge, mate van ironie. Je hebt mensen die alles letterlijk nemen, zoals er ook rondlopen die geloven dat Jonas werkelijk in een walvis zat. Dat geeft soms merkwaardige reacties.

Als ik je advies wil, of benieuwd ben naar je mening, vraag ik het zelf wel. Ik heb ook helemaal geen zin om over mijn literair werk uitleg te geven, of het op de een of andere manier te verdedigen. Het moet voor zichzelf spreken. Met een opiniestuk ligt dat anders, maar dat is niet aan de orde. Het zou prettig zijn de reactiemogelijkheid op Facebook af en toe uit te kunnen schakelen. Dat scheelt gedoe. Je kunt iemand blokkeren, bij notoire schreeuwlelijkerds heb ik dat ook gedaan, maar als je eenvoudig kunt aanvinken 'geen reacties', hoef je zover niet te gaan bij mensen die het vaak goed bedoelen, maar het niet helemaal door hebben.

Foto: archief Kees Klok







dinsdag, september 24, 2019

Kwakzalverij


   Gladiolenthee: middel tegen goedgelovigheid.

Ik zag weer zo'n lulverhaal op het internet in de trant van dat het vrijwel uitgesloten is dat je kanker krijgt als je maar veel koenjit eet, of iedere dag een uur op je kop mediterend in een boom gaat hangen. Ook duikt er nu en dan een Catweazle op die beweert dat de reguliere geneeskunde een complot van de farmaceutische industrie is. Wie dat niet gelooft behoort tot 'de elite' die ook in het complot zit. 

Meestal sla ik het geouwehoer over, maar als een bekende een hoax deelt, laat ik me weleens verleiden even in het wereldje van de gelovigen te koekeloeren. Altijd moet ik dan denken aan schrijfster Laurie Langenbach en actrice Sylvia Millecam. Intelligente vrouwen met aanleg voor naïviteit, bijgeloof en blindheid voor de werkelijkheid. Beiden hadden, al weet je dat nooit zeker, hun kanker wellicht kunnen overleven, als ze hun vertrouwen niet uitsluitend hadden gesteld in de sprookjesvertellende priesters van de kwakzalverij. Ik citeer uit een brief in mijn boek Met gemengde gevoelens op reis, dat in het voorjaar verschijnt.

Eigenlijk een merkwaardige gedachte dat Laurie, hoewel een jaar jonger dan jij, al twee en een half jaar voordat wij elkaar leerden kennen is overleden. Ze was toen de geliefde van musicus Wally Tax. Als ik die naam lees, hoor ik onmiddellijk het nummer Touch van de Outsiders, dat ik in de jaren zestig zo'n beetje heb grijsgedraaid. Laurie overleed aan baarmoederhalskanker. Haar leven had wellicht kunnen worden gered als ze niet in de macrobiotiek had geloofd en zich had verlaten op de reguliere geneeskunde. Ik ben nu gevorderd tot haar brieven uit Japan, waar zij bij een zekere Masahiro Oki, zo'n zogenaamde wijze uit het oosten met, begrijp ik, een eigen vorm van yoga, genezing zocht. De rillingen lopen me over de rug als ik lees hoeveel vertrouwen ze aanvankelijk, naast twijfels, dat wel, had in die kwakzalverij. 

Dat iemand met de dood in de ogen wanhopig is en zich aan iedere strohalm vastgrijpt, begrijp ik, maar dat je daarbij, tot het al veel te laat is, voorbij gaat aan de echte dokter, je weet wel, die ervoor heeft doorgeleerd en zijn of haar kennis niet van nepnieuwssites haalt, wil er bij mij niet in. Het is alsof sommige mensen de middeleeuwen geestelijk nooit achter zich hebben gelaten. Naïef, goedgelovig en sneu, want menigmaal slachtoffer van profiteurs die hen via de sociale media geraffineerd een poot uitdraaien. Gelukkig is er de Vereniging tegen de kwakzalverij, al zal de ware gelovige wel vinden dat die is opgezet door de met de farmaceutische industrie complotterende 'elite'. Geloof en verstand gaan nu eenmaal zelden samen.

Foto: auteur


zaterdag, september 14, 2019

Metro



Toen ik Stella, en daarmee Thessaloniki, eind jaren tachtig leerde kennen, was het plantsoen voor haar appartementengebouw in Ano Toumba, toen de meest oostelijke buitenwijk van de stad, nog een kale vlakte. Middenin stond een paal van het elektriciteitsbedrijf, waaraan de melkboer, afkomstig uit het naburige dorp Pyleia, zijn paard vastzette als hij de deuren langsging. Het was alsof ik terugkeek in de tijd. Ook de lorrenboer reed nog met paard en wagen door de buurt. Als het helder weer was, zagen we vanaf het balkon, dat op het zuiden was gelegen, de besneeuwde top van de Olympos, waar zich de goden van het klassieke Griekenland ophielden. 

In Toumba, door een beek gescheiden in een hoger deel (Ano Toumba) en een lager (Kato Toumba) zag je nog volop de charmante, lage huisjes uit de jaren na de grote stadsbrand (1917) en de bevolkingsuitwisseling tussen Griekenland en Turkije (1923). Daardoor ontstond een nijpend tekort aan woningen en werd Toumba langzamerhand onderdeel van Thessaloniki. De stad is sindsdien sterk gegroeid. Daar zijn meerdere oorzaken voor. In de Tweede Wereldoorlog en de aansluitende burgeroorlog, die tot 1949 duurde, zochten veel plattelandsbewoners hun toevlucht in de grote steden. Daarna trok men vooral om economische redenen naar de stad, vooral naar Athene en Thessaloniki. Op dit ogenblik heeft Thessaloniki, de randgemeenten niet meegerekend, ruim 811.000 inwoners. Daarmee is het nauwelijks kleiner dan Amsterdam.

Ook toen al was ik mij ervan bewust dat die blik in de tijd niet lang meer zou duren. In rap tempo werd de laagbouw om ons heen gesloopt. Het braakliggend terrein werd een lommerrijk plantsoen, omzoomd door flatgebouwen van vijf of zes hoog. Ons uitzicht op de stad en de Olympos verdween door de nieuwbouw, de melkboer uit Pyleia ging met pensioen en de lorrenboer schafte een ijzeren hond aan, uitgerust met een luidspreker, waarmee hij voortaan 'o paliatzis!' galmend door de straten reed. Uiteindelijk groeide Toumba zo sterk dat de wijk overliep naar Pyleia en nu deels tot die gemeente behoort. Nog oostelijker verrees de wijk Konstantinoupolitika, een tongtwister voor wie Grieks wil leren, maar of de groei zich nog verder zal voortzetten is de vraag.

Sinds het uitbreken van de economische crisis hebben honderdduizenden Grieken het land verlaten en is er inmiddels sprake van een klein sterfteoverschot. Men verwacht dat de bevolking de komende jaren zal krimpen. Wat dat betekent voor Thessaloniki, moeten we afwachten. Zij is met gemiddeld 7100 inwoners per vierkante kilometer behoorlijk dicht bevolkt. Amsterdammers wonen met ruim 5000 mensen op die vierkante kilometer, maar anders dan de Nederlandse hoofdstad, beschikt Thessaloniki niet over een goed systeem van openbaar vervoer. Ooit was er een tram, maar in de jaren zestig werd die in naam van de vooruitgang opgedoekt en ging men over op bussen. Dat busvervoer is weliswaar goedkoop, maar niet adequaat en in de spitsuren een regelrechte ramp. Veel inwoners nemen daarom liever de auto, wat in het centrum leidt tot een enorm parkeerprobleem. Het antwoord hierop is de aanleg van een metro. Die begon in 2006, maar is nog lang niet voltooid. De huidige raming is dat het lijntje, dat van het treinstation naar Kalamaria, een oostelijke randgemeente, gaat lopen, alles bij elkaar een kilometer of negen, in 2020 of 21 operationeel zal zijn. Doortrekken van de lijn naar Toumba zal naar ik vrees nog heel lang duren. Gelukkig wemelt het in Thessaloniki van de taxi's en die zijn niet eens zo duur ook. Als je maar oplet dat de chauffeur bij het wegrijden de meter aanzet.

Eerder gepubliceerd in Griekenland Magazine, lente 2019.

Foto: auteur


woensdag, september 11, 2019

Amerika! Amerika!



Amerika! Zoals ik je al eens schreef, hebben wij er veel aan te danken. Zonder de VS had ik je hoogstwaarschijnlijk nooit ontmoet. Ik vond die periode aan de Universiteit van Minnesota bijzonder leerzaam. Alleen al om te ontdekken dat het geen land meer was van de onbeperkte mogelijkheden, maar wel van de onbeperkte tegenstellingen, van de onopgeloste sociale problemen en vooral van de angstcomplexen. 

Wij werden verliefd, maar we vonden dat onze groep internationale docenten en wetenschappers daar (nog) niets van hoefde te weten. We stoorden ons nogal aan het gedrag van een Nederlandse collega die, een paar maanden los van huis en echtgenote, tamelijk opzichtig probeerde iedere vrouw in het gezelschap in bed te krijgen. Natuurlijk, op dat soort seminars en conferenties wordt wat afgeneukt en vreemd gegaan, lees daar Small World van David Lodge maar op na, maar daarom hoef je nog niet opzichtig met je promiscuïteit te koop te lopen. Dat kon die meneer niet flikken op zijn christelijke scholengemeenschap, maar uit het zicht van God en de rector lagen de dingen kennelijk heel anders.

Wij wilden onze omgang een beetje stil houden. Daarom gingen we 's avonds vaak wandelen over de campus. 'Levensgevaarlijk,' vonden onze gastheren. Dat moesten we vooral niet doen. We bleven romantisch langs de oever van de Mississippi slenteren. Later, in New York, liepen we regelmatig 's nachts over straat, maar daar, in de buurt rondom 42nd. Street, stond natuurlijk wel op iedere straathoek een agent en ik geef toe, in de Bronx hebben we ons niet gewaagd, het was tenslotte 1987. Sindsdien hebben ze niet erg hard gewerkt aan sociale verbeteringen, dus het zou mij niets verbazen als het er nog steeds een zootje is. Ik ga er niet kijken. In ieder geval niet zolang Trump president is en misschien wel nooit meer. Er is nog genoeg te zien in Europa. Zolang het nog kan. Zolang Europa nog niet door nationalisme en fascisme is veranderd in een nieuw en nog gruwelijker Joegoslavië.

Amerika! Ik dacht aan te komen in het modernste land van de wereld, maar toen ik op het John F. Kennedy-vliegveld bij de douane stond, begon een stereotype, obesische beambte traag in een enorm dik boek te bladeren om te zien of er wellicht een crimineel of potentiële terrorist voor hem stond, in plaats van in een supersnelle computer te kijken. Brieven van Dordrecht naar Minneapolis en vice versa deden er minstens veertien dagen over, wat herinnerde aan een postkoets, achtervolgd door woeste Indianen. De eerste Indianen die ik zag, zwalkten troosteloos dronken door downtown Minneapolis. 'Daar moet je niet alleen gaan wandelen,' was het advies, 'levensgevaarlijk!' Tja, ze geloofden ook heilig dat waar dan ook in Nederland op iedere straathoek werd gedeald en dat achter bijna elk raam hoeren zaten, altijd met uitzicht op windmolens, tulpenvelden of een schilderachtige gracht met woonboten.

Persoonlijk heb ik, op een nogal indrukwekkend bezoek aan Stillwater prison na (een Amerikaan noemt een bajes een correctional facility, wat op zich al een veelzeggend alternatief feit is), niets gezien van crimineel Amerika. In tegendeel, ik heb vrijwel uitsluitend buitengewoon vriendelijke, gastvrije mensen ontmoet, zij het soms met de wereldvreemdste ideeën. Overal werd God bij gehaald, wat je van veel verantwoordelijkheden ontslaat. Alles wat je niet bevalt of wat je mis laat gaan, schuif je lekker op de wil van het opperwezen. Overal werd je gewaarschuwd voor gevaar. Logisch in een land waar ze elkaar bij duizenden overhoop schieten, al heb ik geen pistool horen afgaan. 

Soms werd je trots gewezen op de heilige taak van de Verenigde Staten om een lichtend voorbeeld voor de wereld te zijn, maar Nederland en Denemarken konden ze niet uit elkaar houden. Nu goed, hang een blinde kaart van Amerika voor de neus van een Europeaan en vraag dan eens om alle eenenvijftig staten aan te wijzen. En dan had je nog dat anti-rookgezeik, terwijl het wemelde van de dikke, ruftende automobielen. Koffiezetten konden ze evenmin, maar wij reden natuurlijk ook rond in een mooie Buick Century en hadden het eerlijk gezegd behoorlijk naar onze zin in die smeltkroes van malligheden. Als je daar aan denkt zou je haast willen dat Trump als de bliksem van het toneel verdween, maar ja, dan zit je nog met die wolven en beren, ratelslangen en pornosites, televisiedominees en die broeiende, buitenproportionele vulkaan onder het Yellowstone Park.

Fragment uit mijn in het voorjaar te verschijnen brievenboek.

Foto: archief auteur


vrijdag, september 06, 2019

Waarde



Met een nichtje dat in Cambridge aan haar proefschrift in de geschiedwetenschap werkt, bezoek ik King's College. Ik mag niet over het gras lopen, zegt ze, want die 'eer' is alleen voorbehouden aan fellows van het College. Doe ik het toch, dan word ik door een meneer met een bolhoed verwijderd. King's College heeft een kapel, waarvan de bouw begon in 1446, toen de godsdienstwaanzinnige koning Hendrik VI over Engeland regeerde. Dat je zo'n kapel niet een twee drie neerzette, blijkt uit het feit dat de bouw pas in 1515, onder Hendrik VIII, werd voltooid. Die regeerde van 1509 tot 1547. Hij was een tijdgenoot van Karel von Habsburg, die wij kennen als keizer Karel V, maar die in Holland natuurlijk gewoon onze graaf was.

De kapel is een parel van laat-gotische, Engelse bouwkunst. U denkt misschien dat ik dat van Wikipedia heb, maar ik heb ooit op de universiteit de keuze moeten maken tussen twee bijvakken: kunstgeschiedenis of sociaal-economische geschiedenis. Sociaal-economische geschiedenis scheen van geweldig belang te zijn, daarom volgde ik, ter oriëntatie, een college economie voor historici. Toen ik aan het eind daarvan wakker schrok, was de keuze voor kunstgeschiedenis gemaakt. Ik heb er tot op de dag van vandaag plezier van.

Het is een mooie dag in maart. Over de Cam worden zelfs punters vol toeristen voortgeboomd. De volgende dag zou ik wakker worden en bij het openen van mijn hotelgordijnen een laagje sneeuw zien, maar dat wisten we toen nog niet. We verlaten King's College en lopen in de richting van het Gonville and Caius College, waar veel bloemen bij de ingang liggen. De beroemde geleerde Stephen Hawking, geveld door de gruwelziekte ALS en fellow van het College, is enkele dagen daarvoor overleden. Nog iets verderop is een opstootje. Er wordt ergens tegen gedemonstreerd, maar tegen wat, is mij niet duidelijk. 'Laten we wat gaan drinken bij The Eagle,' stelt mijn nichtje voor. The Eagle is, naar men zegt, de beroemdste studentenpub van Cambridge. Ik vertel haar niet dat ik hem die ochtend al heb ontdekt. Geleerde nichtjes laat je in hun waarde.

Foto: auteur


maandag, september 02, 2019

Boek eens een lezing


   
Ik word regelmatig gebeld door mensen die mij vragen om te komen lezen uit eigen werk of over een historisch onderwerp te spreken. Goede uitzonderingen niet te na gesproken, wordt mij iets te vaak gevraagd om dat voor niets te doen of voor 'een goede fles wijn'. Met veel geluk wil men reiskosten vergoeden, maar nooit eersteklas. Vroeger verwees ik naar sss.nl, maar daar zijn ze nodeloos ingewikkeld gaan doen, dus daar werk ik niet meer mee. 

Je kunt me bellen, maar voor niets gaat de zon op en op een optreden 'om uw naamsbekendheid te vergroten' zit ik niet te wachten. Ik heb een beperkte, maar trouwe groep lezers, wat mijn uitgever tevreden houdt, en dat is mij voldoende. 'Een historisch onderwerp, meneer, zegt u het maar', is ook geen basis om zaken te doen, je moet vooraf weten wat je wil. 

Mijn terrein is de geschiedenis van het moderne Griekenland, de (gehele) geschiedenis van Cyprus, koloniale geschiedenis en lokale geschiedenis (van Dordrecht dus) na de middeleeuwen. Als je wil dat ik voorlees uit eigen werk, kun je kiezen tussen gedichten en korte verhalen. Allebei kan ook.

O ja, ik heb helemaal geen zin in lange treinreizen in de avond, dus als je ver van Dordrecht zit, betaal je, naast reiskosten eersteklas, een hotelkamer. Ik hoef niet in een 5-sterrenhotel, maar ik ga ook niet in een hostel of een vlooienkot zitten. Het liefst blijf ik thuis, dus probeer niet voor een dubbeltje op de eerste rang te zitten met de smoes 'u vindt het toch leuk om te doen?'

Je moet bij historische onderwerpen trouwens wel de apparatuur hebben om een powerpointje af te kunnen spelen. Het kan ook zonder, maar dan mis je de illustraties.

Wat kan ik je op het ogenblik bieden? Veel op bovengenoemde terreinen, we kunnen altijd over een onderwerp overleggen, maar de volgende lezingen heb ik voorbereid:

Nederlandse en koloniale geschiedenis:

- Nederlands-Indië in de 19e eeuw.
- De geboorte van Nederland (1559-1588).
- Van wederopbouw naar verzorgingsstaat (1945-1973).

Lokale geschiedenis:

- Het Dordrecht van Kees Klok 
  (virtuele stadswandeling door de recente geschiedenis).
- De Dordtse letteren (1572-2019).
- Dordtse schrijvers in de 19de en 20ste eeuw.

Cyprus:

- Historische achtergronden van de Kwestie Cyprus.
- Cyprus onder de Lusignans (1192-1489).
- Een omstreden 'nee'. Cyprus voor en na het referendum van april 2004.

Modern Griekenland:
-  De metamorfose van Thessaloniki (1900-2010).
-  Griekse buitenlandse politiek na 1950.
-  Kreta, een uitzonderlijk eiland.
-  De Macedonische Kwestie (1870-1995).
-  De Griekse crisis in historisch perspectief.


Foto: SIB Utrecht




zondag, september 01, 2019

Literair dagboek (fragment)



Zaterdag, 16 augustus:
Thessaloniki
Vanmorgen om kwart over zes werd er dringend gebeld. De politie. Of ik de benedendeur wilde opendoen. Ergens in het gebouw stroomde water, de hoofdkraan van dat appartement moest worden dichtgedraaid. Voor ik open deed vanaf het balkon gekeken of er werkelijk een politiewagen stond. Vroeg boodschappen gedaan. Het wordt weer een bloedhete dag. Met het oog op de hitte en op eventuele storingen in de watertoevoer gisteren de noodvoorraad (drink)water ververst. We hebben vierenveertig liter. Vannacht goed geslapen, dankzij de ventilator.

Een paar dagen geleden berichtte Deus-ex-Machina dat de Pieris-vertalingen niet worden geplaatst. Ik denk nu aan Ballustrada, maar dat brengt in het voorjaarsnummer al mijn vertaling van het verhaal van Revathy Gopal. De Poëziekrant moet Vrettakos nog publiceren. Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift misschien, of gewoon de boel rechtstreeks op Stanza zetten? 

Gisteren was er een prachtige volle maan. Ik moest denken aan het vollemaansconcert bij de Yedi Kuleh, een paar jaar geleden, met Nena Venezanou. Na dat concert kregen we een rondleiding door de inmiddels niet meer gebruikte gevangenis. Ik was van plan over die avond en over de geschiedenis van de Eptapirgio een artikel voor Lychnari te schrijven, maar daar ben ik nooit aan toegekomen.

Zondag, 17 augustus:
Thessaloniki
Een heerlijke ochtend, na een drukkende nacht. Dankzij de ventilator toch behoorlijk geslapen. Om half zeven stapte ik monter de deur uit, op weg naar de berg, tegelijk met de achterburen die naast 'domme Dimitri'. wonen. Ze gingen op vakantie naar Lefkada. Om acht uur was ik terug. Stortbad, ontbijtje en daarna de Mitfords. Bij de eerste koffie al de eerste sigaar en geen gezeur van fanaten dat er in deze gelegenheid niet mag worden gerookt.

Gisteravond belde Jacques Noorman1. Hij had in Visser een bespreking gehad met Henk Verweerd van Liverse. Er zit schot in het zeugmaboek. Als mijn boeken evenveel succes krijgen als die van Gerard Reve, koop ik ook een huis in Montgivrai en een lief meisje om het schoon te houden. Het was letterkundig gezien een vruchtbare dag. Een Alvi vertaald, een gedicht geschreven en een paar goede pagina's kroniek. Als ik zo doorga komt het deel dat ontleend is aan dagboekschrift nummer 59 hier nog af.

Dinsdag, 19 augustus:
Thessaloniki
Een lieve glimlach van een knappe juffrouw achter de kassa van de Galaxias, vanmorgen. Daarna monter het appartement schoongemaakt. Had ik gisteren willen doen, maar toen ben ik na het werken aan de kroniek naar de stad gegaan voor een krant, een printcassette en lunch bij Doré. Vervolgens bij Loxias aan het bier gegaan. Vasokwam met de eerste versie van haar vertalingen van Stella's gedichten. Ze is goed bezig. Ze let ook op dingen als ritme en klankkleur. Toen Vaso naar haar fotoclub in Kalamaria ging ben ik naar huis gegaan. Bij Loxias een exemplaar van En vooral: de gordijnen dicht  achtergelaten voor Ioannis Kyprianidis. De aardige vrouw, die na hem zo'n beetje de leiding heeft, zou het 's avonds aan hem geven.

Zondag verder gegaan met de kroniek en The Mitfords. 's Avonds met Soula en Christosgegeten in een restaurant naast Kentro Lofos en hen op ijs getrakteerd (ik ouzo) bij hotel Filippio. Na een hete dag was het boven in het bos wat koeler. Soula vroeg waarom ik vrijdag niet op de begrafenis van tante Sofia (moeder van Nikos Timonidis, de worstelaar) was. Omdat ik helemaal niet wist dat ze was overleden. Zij is honderdéén geworden. Niemand van de familie heeft me gebeld, omdat iedereen dacht dat Savvas het zou doorgeven. Heel vervelend, ik had daar als Stella's weduwnaar moeten zijn. Toen ik Savvasgisteravond vroeg waarom hij me niet heeft gebeld, antwoordde hij: 'Ik dacht dat je haar niet kende.' Ik moet het in mijn dagboek nazien, maar het staat me bij dat Stella en ik haar twee jaar geleden samen met Savvas hebben bezocht. Hij heeft het zo druk, dat hij er verstrooid van wordt. Heb ik zelf ook, vandaar dat het goed is een dagboek bij te houden. Soula vroeg ook of ik van plan was om te hertrouwen. Ze kon mij in contact brengen met een kennis van haar dochter Ioanna, filologe, die na een ongelukkig huwelijk weer alleen staat. Ik heb haar vriendelijk bedankt en gezegd dat het nog te vroeg is om daar aan te denken. 

Woensdag, 20 augustus:
Thessaloniki
Drie kwartier te laat wakker voor de berg. In plaats daarvan in The Mitfords gelezen. Rond tien uur kwam Menelaos5. Naar Stella's graf gereden. Verse bloemen neergezet, olielampje aangestoken, wierook en kaarsen gebrand. Het is prettig om even bij haar te zijn, al weet ik ook wel dat het zelfbedrog is. Het was ook emotioneel. Later koffie gedronken bij Idee in de Perevoustraat. Ook weer een lieve glimlach van de serveerster. Thuis verder geschreven aan de kroniek en een stuk voor het weblog gemaakt (Het land van Duyvendak). Aan het eind van de middag een prettig telefoongesprek met Guus en Pita. 

Gisteren wilde ik thuisblijven, maar Tillybelde of we wat gingen drinken. Afgesproken bij Loxias, maar die bleek gesloten. Naar Prinkipos (tegenover 'Kemal')gegaan. Vaso gebeld, die direct kwam. Ze woont er zo'n beetje om de hoek. Tot elf uur zitten kletsen. Ik werd wat weemoedig van al die ongelofelijk mooie vrouwen en meisjes op straat. Al die bloei die alleen maar tot verval leidt, kijk maar naar mijn eigen kop.

1. Jeugdvriend.
2. Nichtje.
3. Nicht van Stella met echtgenoot.
4. Oudste broer van Stella.
5. Jongste broer van Stella.
6. Goede vriendin van Stella.
7. Café Prinkipos in de Apostolou Pavlou, schuin tegenover het geboortehuis van Mustafa Kemal (Atatürk).

In: Kees Klok, Mijn koffers gepakt. Literair dagboek. Uitgeverij Liverse (2014).