donderdag, december 30, 2021

Warnaar: Dickens




Hij wordt om half drie 's nachts wakker omdat een stel idioten in de stad nog bezig is met knalvuurwerk. 'Achterlijke pubers', moppert hij, waarna hij bedenkt dat hij als puber ook een liefhebber van vuurwerk was. Vooral van knalvuurwerk. Het verschil met die mafkezen op straat is dat hij, inmiddels volwassen geworden, het geknal heeft afgezworen en ook niet afkomstig is uit een a-sociaal gezin. Zijn ouders waren niet de strengste in den lande, maar om half drie 's nachts op straat, laat staan met knalvuurwerk, dat gebeurde in geen geval. Wie vandaag de dag midden in de nacht buiten loopt te knallen moet wel uit een achterbuurt komen, meent hij, al weet hij ook wel dat uitzonderingen immer de regel bevestigen.


Hij heeft de hele avond bij de open haard zitten lezen. Dickens. De wintermaanden zijn voor Dickens. Terug in de tijd en toch uiterst actueel. Het ongebreidelde kapitalisme en economisch liberalisme (waar toen nog geen neo voor stond) leidde in de eerste helft van de negentiende eeuw tot verschrikkelijke misstanden, waar de toeslagenaffaire niets bij is. 


Dickens stelde die aan de kaak. Wel vaak met humor, iets dat de meeste eigentijdse activisten ontberen. Hij ziet het zure, fanatieke smoel voor zich van een veganistische biefstukhater die op Facebook tekeer ging tegen een naïeve hals die een vrolijke foto van zijn kerstmaaltijd had geplaatst. Zo'n voortreffeling die op het voetstuk van dierenrechten en milieu boven de vleesetende proleten denkt te staan. Dickens wist met zo'n type wel raad.


Foto: auteur


zondag, december 26, 2021

Warnaar: Kerstzang




Hij heeft toch zijn kerstboompje maar opgetuigd. Aanvankelijk vond hij het de moeite niet waard. Een feest bij hem thuis zat er toch niet in en uiteraard hoor je lichtjes en ballen te rangschikken onder het begrip valse romantiek. Hij heeft niets tegen valse romantiek. Hij heeft wel iets tegen politiek correcte en taalkundig soms oerlelijke termen als 'tot slaaf gemaakten' of 'witten'. Hij heeft weleens een foto van zijn eigen hand gemaakt, met een vel wit papier ernaast. Zoek de verschillen. Hij had een inmiddels zeer bekende zangeres als leerling in de klas. Die is nu een tot popster gemaakte. Hij wil zich daar niet op laten voorstaan, hij heeft er tenslotte niet meer dan een paar jaartallen aan bijgedragen.


Het was gierend koud toen hij uit een sprinter stapte bij een troosteloos eenzame treinhalte ergens in de polder. Vrienden in een noordelijker deel van het graafschap hadden hem op de kerstlunch gevraagd. Hij moest nog een minuut of tien lopen, waarna hij aankwam als een tot ijspegel gemaakte. Gelukkig in een warm bad. De hoogrendementsketel snorde, de gastvrouw en haar zussen en schoonzussen vielen hem om de hals, hij schudde warme handen met de mannen, terwijl de kinderen vol verwachting om de kerstboom dartelden. 


Het werd een middag vol valse romantiek. Hij moest denken aan zijn jeugd. Thuis vierden ze Sinterklaas, met zijn vader als tot goedheiligman gemaakte. Met Kerst deden ze het nog eens dunnetjes over. Dan had de tot postbode gemaakte het traditionele pakket van de familie uit Engeland gebracht. Daar hadden ze een tot kerstman gemaakte. Een witte uiteraard. Vandaag kwam voor hem een fraaie sigaar tevoorschijn van onder de boom. Hij stak op, evenals de gastheer. De tot kinderen gemaakten vonden het heerlijk ruiken, maar dit terzijde.


Foto: auteur


woensdag, december 15, 2021

Warnaar: Escapisme




Ja, vindt hij, het zich verdiepen in het verleden is ook een vorm van escapisme. Het avontuurlijk vertoeven in een andere wereld, in een andere tijd, tussen mensen met soms geheel andere normen en waarden. Mensen die geen boodschap hebben aan politiek correct geleuter, ingegeven door onze waan van de dag, bijvoorbeeld. Dat treurwilgengemonkel over 'misdragingen' van onze voorouders, die in hun tijd heel anders werden gezien, en waarvoor hij dan excuses zou moeten maken. 'De stompzinnige invloed van onvolwassen Amerikanen', noemde hij het eens in een gesprek met een collega.


Amerika, de VS. daar heeft hij een haat-liefde verhouding mee. Ooit, in verre tijden, toen de politiek correcten van vandaag nog onbekommerd in hun babyluiers scheten, heeft hij er gestudeerd, heeft hij er veel gastvrije, interessante mensen ontmoet, heeft hij onvergetelijke ervaringen opgedaan en toch.... Hij zou met geen mogelijkheid in de VS willen wonen. Alleen al het rammelende rechtssysteem en de miljoenen krankjorume Republikeinen. Wat zou er zijn gebeurd als die verdomde Mayflower gewoon onderweg was gezonken? Een manier van denken die een historicus niet past, hij weet het, maar hij heeft het nu eenmaal niet op puriteinen en fanatici.


Hij probeert zich weleens voor te stellen waar en in welk verleden hij het liefst zou willen leven, mits gezond van lijf en leden en welgesteld. Hij denkt aan Engeland in de tweede helft van de 18e eeuw, zo'n beetje in de tijd dat James Boswell zijn London Journal schreef. Een boek dat nog niet leed onder het benauwende Victorianisme van de 19e eeuw en dat heerlijk 'incorrect' is. Zijn nazaten hebben niet voor niets tot ver in de vorige eeuw gewacht, voor het mocht worden gepubliceerd. Helemaal zeker weet hij het niet, Rome voor de cultuurverwoestende komst van het christendom, waarover Catherine Nixey zo boeiend schrijft, had ook wel wat. Kijk maar naar de fresco's in Pompeï.


Foto: auteur


vrijdag, december 10, 2021

Verplichte kost




'Now, what I want is, Facts. Teach these boys and girls nothing but Facts. Facts alone are wanted in life. Plant nothing else, and root out everything else. You can only form the minds of reasoning animals upon Facts: nothing else will ever be of any service to them. This is the principle on which I bring up my own children, and this is the principle on which I bring up these children. Stick to Facts, sir!'


Het zijn de openingswoorden van de roman Hard Times van Charles Dickens. Aan het woord is Thomas Gradgrind, gefortuneerd koopman in ruste, lid van het Lagerhuis en vader van Tom en Louisa. Zij hebben het geluk de opvoeding door Gradgrind aan den lijve te mogen ervaren. Een opvoeding gebaseerd op het idee dat alleen rationele regels kinderen kunnen vormen tot maatschappelijk succesvolle mensen. Een gedachte die teruggaat op de Verlichting met zijn idee dat de ratio de basis is van de maatschappelijke vooruitgang. Een filosofie met politieke gevolgen, zoals de ontwikkeling van het vrijheidsideaal, dat in de Franse Revolutie leidde tot de Verklaring van de Rechten van de Mens en van de Burger. Dat de ideologie meestal mooier is dan de praktijk kunnen wij meer dan tweehonderd jaar na het uitbreken van de Franse en Industriële Revolutie met the benefit of hindsight gemakkelijk vaststellen. 


Het vrijheidsideaal uit de Verlichting leidde tot de ontwikkeling van het liberalisme, een stroming die te verdelen is in twee takken. Een politieke, waarin vooral het ideaal van de persoonlijke, individuele en politieke vrijheid voorop staat en een economische waarin het vooral gaat om de vrijheid van ondernemen, bij voorkeur niet gehinderd door enige regelgeving vanuit de overheid. De markt, het spel van vraag en aanbod, van onderlinge concurrentie, zou het regulerend mechanisme vormen van de economie. Een crisis, te zien als een tijdelijke ziekte, zou door dokter Markt uiteindelijk worden genezen. 


Anders dan hij geloofde leidden de opvoedkundige principes van Thomas Gradgrind tot twee gemankeerde kinderen. Een diep ongelukkige Louisa, die, omdat het rationeel zou zijn, trouwt met Josiah Bounderby, een rijke fabrikant, toonbeeld van een selfmade man, maar uiteindelijk een bedrieger, vriend van Gradgrind, van de leeftijd van haar vader. Een ontspoorde en in het kwaad doortrapte Tom, die uiteindelijk de bank van Bounderby berooft en er tenslotte, dankzij Louise en zijn vader, mee wegkomt. Als Louisa haar echtgenoot verlaat, omdat zij vermoedt verliefd te zijn op een ander, en als blijkt dat Tom een schurk is, komt Gradgrind tot de conclusie dat zijn principes hebben gefaald. Hij wordt daardoor een wijzer man, die gaat inzien dat er meer in het leven is dan 'facts'. 


Het geloof in de ratio, zo laat Dickens ons zien, is een blind geloof. In de loop van de negentiende eeuw komt men tot het besef dat ook het geloof in de heilzame werking van de markt blind is, omdat het uitgaat van de aanname dat mensen in economisch opzicht altijd rationeel handelen. Dat blijkt niet zo te zijn. Rationaliteit en moraliteit zijn soms strijdig met elkaar en dan valt de keuze, laten we ons daar gelukkig om prijzen, vaak uit ten voordele van de moraliteit. Zodoende kwam er langzamerhand een einde aan de ontstellende misstanden, vooral in de steden, die de Industriële Revolutie onder grote delen van de arbeidende bevolking veroorzaakte en die wij uit meer boeken van Dickens dan Hard Times alleen kennen. In Hard Times is Stephen Blackpool het voorbeeld van een moreel hoogstaand man, ondanks zijn beklagenswaardige situatie en het misbruik dat men van hem probeert te maken, de tegenhanger van een type als Bounderby, die het slechts om gewin gaat. 


In Hard Times pakt Dickens de uitwassen van de Industriële Revolutie aan en het geloof in de ratio. Dat maakt het boek ook in onze tijd actueel. In de loop van de negentiende eeuw groeit het besef dat er grenzen gesteld dienden te worden aan het ongebreidelde kapitalisme met zijn geloof in de almacht van de markt en dat de staat een bredere taak had dan het handhaven van de orde en de verdediging van het grondgebied. Er kwam sociale wetgeving, al was het alleen al om opstand en revolutie te voorkomen. Wetgeving die leidde tot gezondere, productievere en beter geschoolde werknemers. Vooral door de crisis van de jaren dertig van de vorige eeuw werd de vrijheid van de financiële wereld ingeperkt, om herhaling van een Krach als die van 1929 te voorkomen. 


Media jaren zeventig ontwikkelde de Chicago School of Economics, invloedrijk in de wereld der economische wetenschap, het concept van de new classical macroeconomics, dat zwaar leunde op het idee van rationaliteit. Economen uit deze school, zoals Milton Friedman, begonnen ineens weer het geloof in de almacht van de markt te prediken. Politiek werden die gedachten overgenomen door neo-conservatieven als Ronald Reagan en Margaret Thatcher, maar ook, geheel of gedeeltelijk, door allerlei conservatieven, liberalen en politici van het centrum in de rest van Europa. De banken kregen opnieuw vrij spel, verworven rechten van werknemers moesten wijken voor het vrije spel van ondernemers, de overheid moest 'een stap terug doen,' ten behoeve van de markt. Ook in ons land. Overheidsbedrijven moesten worden geprivatiseerd, de energiemarkt moest worden 'geliberaliseerd,' evenals het openbaar vervoer. Er kwam concurrentie tussen de ziektekostenverzekeraars. 


Hoe dat vanaf de bankencrisis van 2008 tot op heden allemaal uitpakt, kunnen we dagelijks in de media vernemen. Wat duidelijk is, is dat ook dit keer de veronderstelling dat de mens economisch altijd rationeel handelt, gebaseerd is op drijfzand. Dat begint al bij ons zelf. Ik ga echt niet ieder jaar vanwege enkele euro's van energieleverancier wisselen, of van ziektekostenverzekeraar, laat staan van telefoonaanbieder. Je weet maar nooit hoe dat met je vertrouwde nummer afloopt. Het zou mij financieel gewin kunnen opleveren, maar ik ben al meer dan dertig jaar tevreden met de meeste 'nutsbedrijven' waarbij ik klant ben. Toen op een zondag de hoofdschakelaar kortsluiting maakte, stond mijn energiebedrijf binnen een uur aan de deur om het probleem te verhelpen. Voor de sociaal-economische ontwikkelingen in onze samenleving is Dickens nog steeds hoogst actueel. Vaak denk ik: een boek als Hard Times zou, in ieder geval bij de studie economie, verplichte kost moeten zijn.


Foto: auteur


zaterdag, december 04, 2021

Kever




Op een herfstige zondagavond breng ik Stella naar het station. Ze neemt de trein naar Düsseldorf. Ze heeft haar auto nog niet gekocht, maar loopt over aanschaf te denken. Eerst moet het appartement op de Kennedydamm verder worden ingericht en ze is er nog niet uit welk merk. Ik raad haar een Volkswagen aan. Tien jaar eerder kocht ik een veertien jaar oude, derdehands kever, een 1250. Brede banden, racevelgen, klein stuur, kuipstoeltjes voorin, kanariegeel, met een zwarte streep op deuren en dak. Voorzien van een motor waarmee 170 per uur theoretisch mogelijk was. Dan reed hij één op vier. Ik kocht hem van een neef die, na een tijdje manager van een popgroep te zijn geweest, besloot om toch maar te gaan studeren. Hij had hem weer van een VW-monteur gekocht, een liefhebber met garage, zodat hij er tiptop uitzag, en duizend gulden, daar kon je geen buil aan vallen.


De achterlichten van de trein verdwijnen om de bocht bij het station van Dordrecht. De scherpste en gevaarlijkste spoorbocht van Nederland, waar iedere nacht treinen met chloor en ander gif rijden. Als er niets ontspoort zal ik haar vrijdagavond volgen, letterlijk, van Dordt naar Mönchengladbach en vandaar, na een klein uur in de stationsrestauratie, naar Düsseldorf. Daar wachten de U-Bahn en een warm bad. In het huis in Dordt hebben we slechts een douche, in een hok dat vroeger een gangkast was, en een donkere kamer, al doe ik niet veel meer aan zwart-witfotografie. Het geeft altijd even een leeg gevoel. De stilte in huis, waar ik voor ik Stella leerde kennen, zelden of nooit last van had, is op zo'n avond altijd een beetje drukkend. Als ze een paar uur later belt dat ze veilig is aangekomen, raad ik haar nog eens Volkswagen aan. Ze zegt dat ze eerst nog een boekenkast wil kopen en dat ze ook collega Pampoukides wil raadplegen. Die werkt al langer op het Griekse consulaat en weet veel van Duitse auto's.


Het eerste wat ik doe als ik voor het weekeinde op de Kennedydamm aankom, is een half uurtje in het bad liggen. Weken, noemen we dat. We hebben afgesproken dat we ooit de donkere kamer laten ombouwen tot badkamer. Dan kan ook in Dordrecht worden geweekt, maar eerst moeten dringender problemen worden opgelost. Ik heb krap een jaar met die kever gereden. Toen ik hem pas had, ging ik met vrienden naar een huisje in de Ardennen, om Kerst te vieren. In de kofferbak hadden we een bescheiden zakje wiet om de sneeuw en de winterse koude te trotseren. Het werd geen succes. De riolering van het huisje bleek verstopt en de startmotor van de kever hield ermee op. Hij moest steeds worden aangeduwd, behalve als we boven aan een helling konden parkeren. Dan maakten we een vliegende start. We reden een keer naar Charleroi. Dat is af te raden in de donkere dagen rond Kerst. Charleroi is trouwens altijd af te raden, maar dit terzijde.

Een paar maanden later ging ik voor de tweede keer met de kever de grens over. Om Pasen te vieren bij familie in Engeland. Nietsvermoedend reed ik in Hull van de veerboot, maar wiet schijn je lang te ruiken. De douane vertrouwde het niet. Raar soort auto. Er werd een hond losgelaten in de kofferbak, die vrolijk begon te blaffen. Dat kostte me twee uur. Alles werd uit elkaar geschroefd, tot de panelen van de deuren toe, maar de oogst bleek slechts een oud boodschappenbriefje. Iemand mompelde teleurgesteld dat het de hond zijn dag wel niet zou zijn. Daarop werd alles weer keurig gemonteerd en boden ze zelfs excuses aan. 


Toen ik Stella de anekdote vertelde, keek ze mij ongelovig aan. Met een zakje wiet rondrijden deed je in de late jaren tachtig in Griekenland bij voorkeur niet, al leken onder Papandreou betere tijden aan te breken. In Dordrecht sloeg juist de misère toe in de vorm van een aantal desastreuze scholenfusies. Om daaraan te ontkomen, tevergeefs zou al snel blijken, solliciteerde ik met succes als leraar op een havo/vwo. Daar trok de kever de aandacht van een meisje uit een vierde klas. Zo'n meisje waar je benauwde dromen van krijgt, maar waarover je beter kunt schrijven dan mee zondigen. Van haar leerde ik dat de kever, inmiddels vijftien, net als het meisje, tot een gewilde categorie van jonge oldtimers behoorde. Haar vader, iets hoogs die veel verdiende bij de gemeente, verzamelde zulke auto's. Hij mocht komen en bood mij tweeduizend gulden, die ik met gespeelde aarzeling aanvaardde. 

Een paar maanden later werd de kever van zijn oprijlaan gestolen. Dat detail heb ik Stella nog niet verteld. Eerst maar eens het oordeel van collega Pampoukides afwachten en dan is er ook die boekenkast nog.


Foto: auteur


zondag, november 28, 2021

Bobby Kinghe




Zonnige middagen op de stoep van de Hofstraat. We speelden een partijtje schaak en sloften af en toe het donkere winkeltje in, waar het altijd enigszins aangenaam beschimmeld rook, om een klant te helpen of een pilsje te pakken uit de krat die nooit ontbrak onder de grote, ronde tafel achterin. We repareerden er beschadigde boekjes, die we lospraatten van Amsterdamse uitgevers, wat soms de nodige moeite kostte. Vooral Van Gennep deed moeilijk. Als we ons weer eens meldden boven aan de trap van zijn kantoor, na een hoopvol gestemde treinreis, verscheen er negen van de tien keer een chagrijnig blond mens, dat ons probeerde af te poeieren. Wij waren oninteressant tuig uit de provincie en iets te jong om serieus te nemen. Een enkele keer lukte het om het cordon van antipathie te doorbreken en door te dringen tot de baas zelf, een keurige heer met pijp. Om er van af te zijn zegde hij ons dan maar weer een partij toe, 'maar wel vooruit betalen.' Bij Van Oorschot kwamen we nooit voor niets, die had z'n zending vaak al bij Van Gend & Loos voor we zelf in de trein terug zaten. Met nog wat rommel die we van particulieren kochten en seksboekjes, die we geleverd kregen van iemand die ze meenam uit de drukkerij, waar hij werkte, konden we de zaak min of meer draaiende houden. We hoefden er tenslotte niet van te leven.

Het begon tegen de tijd dat we ons dichters gingen voelen. Gerrit de Wolf, Jan van der Geer en ik. Er werd op school een beetje tegen ons opgekeken, vooral tegen Jan, die een keer in Avenue-literair had gepubliceerd. Wij wilden meer dan verzen schrijven en zaten vol zen­dingsdrang. 'Over de cultuurdrempel schoppen, die lui,' zei Jan in een vraaggesprek met Janny Groen, die stage liep bij de plaatselijke editie van Het Vrije Volk. We zouden van Dordrecht een cultuurstad van formaat maken! Toen Jan kwam met het plan om een poëziefestival te organiseren, Carré was nog vers, werd het serieus. We vervoegden ons bij de enige dichter van naam die we hadden, Kees Buddingh'.

Hij ontving ons, zwaar pijp rokend, tussen een enorme verzameling lege flessen in zijn donkere werkkamer in het gebouw van het Teekengenootschap Pictura. We zagen hem in de schemer nauwelijks zitten. De kamer van een dichter, vonden we en we besloten voortaan ook geen fles meer weg te gooien. Tegen de achterzijde van de deur was een grote foto geprikt: 'Poëzie in Carré.' Daar zaten ze: de Selfkicker, Bernlef, Remco Campert, Buddingh' zelf. Al onze idolen in vogelvlucht. Als we die eens naar Dordt konden halen! Buddingh' vond het direct een goed idee en greep de telefoon. Er zouden er uiteindelijk maar liefst negen komen, onder wie Campert en de voor ons toen al legendarische Vinkenoog. (Ik herinner mij dat mijn vader onder het eten eens aangeslagen vertelde dat Simon Vestdijk was gearresteerd wegens het bezit van hasjiesj. 'De schrijver Simon V.' had er in de krant gestaan en voor vader was er maar één schrijver 'Simon V.')

'Poëzie in het Minitheater' stond er op de grote gele pamflet­ten die we overal in de stad aanplakten. Jan had een drukker weten over te halen om ze tegen kostprijs te maken. De rest van het geld was losgepraat van de plaatselijke boekhandelaren en de Culturele Raad. Een weinig invloedrijk, maar goedwillend gezelschap, dat van de gemeenteraad wat geld ontving om cultuur te bedrijven.


'Poëzie in het Minitheater' was het begin van Bobby Kinghe. Gerrit en Jan begonnen een winkeltje in tweedehands boeken en allerlei 'artistieke' rommel. 'Cultureel warenhuis Bobby Kinghe' noemden ze het. Ik schreef er enthousiast over in BIJ, een periodiek voor Dordtse CJP-houders. Na de geslaagde dichtersavond - eigenlijk het werk van Buddingh', maar het tekent zijn bescheidenheid dat hij de eer aan ons liet - hadden we ons opgewerkt tot de lievelingen van de Culturele Raad. Die ging over BIJ, dat spoedig ons huisorgaan werd, tot de gemeenteraad, nooit te beroerd voor enorme begro­tingstekorten in die jaren van voorspoed en hoogconjunctuur, de geldkraan voor cultuur dicht­draaide. 

Het 'cultureel warenhuis', gevestigd in hetzelfde pand aan de Hofstraat waar boekverkoper Koos Versteegh, vereeuwigd in Buddingh's dagboeken, ooit zijn nering had, leidde al spoedig een kwijnend bestaan. Gerrit zat nog op school, terwijl Jan, die de zaak zou drijven, zich in een liefdesavon­tuur stortte, halsoverkop trouwde en op kantoor ging werken. De partner, die er om praktische redenen bij werd gehaald, ging er na enkele weken met de kas vandoor. 

Er kwam een stichting, die ook weer de naam Bobby Kinghe droeg. Met een stel vrienden vormden wij een bestuur en stelden een indrukwekkend statuut op. Het warenhuis werd opgedoekt. Er kwam een zaakje in uitgeversrestanten, beschadigende en tweedehands boeken voor in de plaats, met de opbrengst waarvan poëzieavonden, exposities, concerten en een literair tijdschrift werden bekostigd. We stelden ook maar direct een jaarlijkse literaire prijs in die bestond uit een boekenbon, alleen bij ons te besteden, en een keramisch kunstwerk, een afzichtelijk oermoederbeeldje, gemaakt door mijn toenmalige vriendin. Die volgde een opleiding voor kleuterjuf en haalde daar mooie cijfers voor handenarbeid. Eén keer is hij uitgereikt. Aan de Dordtse dichteres Anneke Klifman, die, voor zover ik kan nagaan, daarna nooit meer iets heeft geschreven.

De opening van de winkel wilden we op een verantwoorde, culturele wijze vieren. Er moest iets origineels worden bedacht waarover men in Dordt nog lang zou spreken. Na enig heen en weer gepraat deed de penningmeester het voorstel om een kunstmarkt te organiseren. Dat zou wel wat kosten, maar we verwachtten dat de plaatselijke pers er uitgebreid over zou schrijven en het ging tenslotte om publiciteit. Wij meldden ons op de eerstvolgende vergadering van de Culturele Raad met een subsidieaanvraag. Penningmeester Herbert Bos lichtte deze met verve toe en raakte buitengewoon opgewonden, toen de schilder Bouke IJlstra, die meestal met een verveeld gezicht zijn presentiegeld zat op te strijken, op gemelijke toon zei: ’Zo’n kunstmarkt is niks, het regent altijd en er komen toch alleen maar lui met aquarellen.’ Bos, die in het vuur van zijn betoog werd gestoord en alleen de laatste klanken gehoord had, stoof op: ’Rellen! Weet jij wel waarover je praat? Er komen helemaal geen rellen!’

Wat er wel kwam was de gevraagde subsidie. Bovendien wilde de wethouder van cultuur, Kees de Groen, die het nog zou brengen tot burgemeester van Spijkenisse, de markt wel openen. Hij was, zo zei hij, onder de indruk geraakt van ons idealisme. Niet dat het ons in onze latere betrekkingen met het stadsbestuur ook maar iets geholpen heeft, maar toen de grote dag daar was sprak hij een paar mooie woorden. Vervolgens moest de openingshandeling verricht worden, die bestond uit het loslaten van twee duiven uit een kartonnen doos. De duiven vonden de doos waarschijnlijk aangenamer dan de vrijheid, want ze vertikten het om eruit te komen. De Groen wapperde enige tijd machteloos met zijn armen, als een verdwaalde vogelverschrikker, maar er gebeurde niets.

Wij herkenden het incident op dat ogenblik niet als een voorbode. De kunstmarkt, die plaatsvond in de Hofstraat, ging onbekommerd van start. Het regende vrijwel onafgebroken en er waren erg veel aquarellen te koop. Een onvertogen woord viel er evenwel niet en de Dordtse kranten schreven allemaal een aardig stukje over die ondernemende jongens en hun stichting. De enige dissonant was het feit dat wij ‘s morgens om zeven uur bijna werden gearresteerd, toen we bezig waren om lantaarnpalen in de omgeving te voorzien van kartonnen pijlen, die het publiek op de manifestatie attent moesten maken. Wij hadden daarvoor op het gemeentehuis keurig toestemming gevraagd en gekregen, maar dat was niet doorgegeven aan de politie. We waren nauwelijks bezig of er kwam een overvalwagen met vier agenten aanstormen. De één of andere idiote middenstander had gebeld dat er een actie van provo’s gaande was.


Het winkeltje bracht nauwelijks genoeg op voor onze plannen, maar we wisten meestal wel wat geld van de Culturele Raad te krijgen. Tot de fictie van inspraak door de burgerij met goed fatsoen weer afgeschaft kon worden en de raad als eerste van het toneel verdween.

Bobby Kinghe werd op zaterdagmiddagen een trefpunt voor ‘artistiekelingen,’ een alternatief café. Er werd wat afgekletst en afgezopen. Na sluitingstijd trokken we vaak met z'n allen naar de Italiaan of de Chinees en soms, als het daar dranktechnisch uit de hand liep, keerden we ‘s avonds in de Hofstraat terug, waar een feest op touw werd gezet. Op de zolder, waar de boekenvoorraad stond, rondom het echtelijk bed van Jan en Dinie, die zich met hun baby metterwoon in het pand gevestigd hadden. Het kind sliep beneden, in het piepkleine kamertje achter de zaak en was al snel gewend aan het lawaai van dronkelappen op weg naar het altijd even smerige toilet.

Er deden zich op deze feesten twee praktische problemen voor. Ten eerste was de benedenverdieping alleen maar te bereiken via een nauwe en steile draaitrap, waar geregeld een dronken gast vanaf viel. Dat niemand ooit een arm of been brak, is een wonder. Het andere probleem was het ontbreken van een deurbel. Ons vertrouwen in de mensheid was niet zo groot dat wij de winkeldeur open lieten. Het was op zolder vaak zo’n kabaal dat ze de boel ongemerkt hadden kunnen leeghalen. Het probleem werd opgelost door kunstenaar Bas Damme. Op een keer had hij een fles rode wijn op, keek er ietwat wazig in en slaakte toen een kreet die leek op het beroemde ‘eureka’ van Archimedes. De fles ging het raam uit, aan een stuk touw, en kwam op ooghoogte voor het portiek te hangen. Het touw werd vastgemaakt aan de deur van het voorkamertje naast de zolder. Wanneer iemand zich meldde, was een stevige ruk aan de fles voldoen om de deur met een klap te laten dichtslaan. (Volgens ingewijden ligt hier de oorsprong van de uitdrukking ‘Aan de fles gaan.’)

’s Winters was het vaak lijden, want de verwarming bestond alleen maar uit een butagaskacheltje, dat er eindeloos over deed om het een beetje behaaglijk te maken. 's Zomers waren de zaterdagen echter een terugkerend genoegen. Niet zelden eindigden we de dag op de stoep voor de zaak, waar de buren (links een voddenman en rechts een dikke doctorandus in de filosofie) aanschoven bij de krat, zodat er van die zijden over lawaai geen klachten meer te duchten waren. Soms kwam Jos Deuss, de kunstschilder van verderop, met zijn accordeon, om een paar melancholische Franse melodieën te spelen.


Het vertrek van Jan was de eerste stap op weg naar het einde. Sommige vrienden kregen anderen interessen en kwamen steeds minder opdagen. Ook kwam de organisatie van de Bobby Kinghe-avonden steeds meer op een enkeling neer en rommelde het in de redactie van Letteriek door het uiteen groeien van smaken. De ongeregelde omgang met de meisjes die bij de winkel rondhingen nam hier en daar hechtere vormen aan en de gemeente ging moeilijk doen, want de straat moest worden gerestaureerd in het kader van een opknapbeurt voor de binnenstad. Bovendien klaagde de middenstand. Dat tuig in de nabijheid van hun dure winkels was ze al jaren een doorn in het oog.

Uiteindelijk gebeurde het onvermijdelijke. Er was nooit een huurcontract geweest, er waren alleen wat mondelinge afspraken. Koos Versteegh had ons dringend gewaarschuwd, maar we wilden hem, zielige oude man met een diepe afkeer van ‘de gemeente,’ niet geloven. Ons zou niets gebeuren. Maar op een dag kregen we te horen dat Bobby Kinghe zijn pandje uit moest en we konden maar beter niet tegenstribbelen, deelde de ambtenaar van de afdeling Verwervingen ons mede, ‘want we weten dat jullie,’ hij keek veelbetekenend naar mij en naar Han van Gorkom, de secretaris, ‘op de kweekschool zitten. Dat kan een probleem worden als je bij het openbaar onderwijs solliciteert.’ Ze waren evenwel de beroerdsten niet. We kregen een hokje in de buurt aangeboden. ‘Leuk voor een winkeltje,’ vond de ambtenaar, ‘want tenslotte doen jullie goed werk.’ Het hokje, in vervlogen dagen gebruikt als uitdeellokaal van soep voor de armen, had echter niet eens een w.c. En om onze behoeften tegen een boom te doen, daarvoor voelden wij ons langzamerhand een beetje te goed. 


Eerder gepubliceerd in: Kees Klok - IJzeren logica. Korte verhalen. Uitgeverij Liverse 2009.


Foto: auteur 


maandag, november 22, 2021

Vijftig


Voorloper van de stiching, Cultureel Warenhuis Bobby Kinghe, 1969, in de deuropening Jan van der  Geer.


Vandaag is het precies vijftig jaar geleden dat de akte waarmee de Stichting Produktiegroep Bobby Kinghe werd opgericht, bij de notaris passeerde. Aanwezig waren de oprichters, in alfabetische volgorde: Herbert Bos, Jan van der Geer, Han van Gorkom, Kees Klok, Jacques Noorman en Gerrit de Wolf (1949-2010). Gerrit bedacht de naam in de jaren zestig, in een verhaal dat hij publiceerde in De Groene Mug, schoolkrant van de mulo-Groenedijk. Op Jacques na hadden de oprichters elkaar daar leren kennen. Over Bobby Kinghe heb ik bij het veertigjarig bestaan (groots gevierd in de Popcentrale in Dordrecht, die toen nog net op de Staart was gevestigd) uitgebreid geschreven, ik doe dat niet weer. Ik wijs slechts op een fraaie uitzending van The Fake Show, waarin de vijftigste verjaardag wordt gevierd.


Dat The Fake Show zo wie zo kon plaatsvinden is een klein wonder in dit absurde land, waar de gezondheidszorg de nieuwe 'coronagolf', ondanks een vaccinatiegraad van zo'n 88% (volgens minister Hugo de Jonge), weer nauwelijks aan kan. Dit omdat drie kabinetten-Rutte er genoeglijk twaalf jaar de tijd voor hebben genomen om de zorg zodanig te verschralen dat zelfs bij deze toch niet geringe vaccinatiegraad de absolute paniek alweer aan het uitbreken is. De roep om een lock-down, voor die kwalijke ellende is kennelijk geen Nederlands woord voorradig, begint alweer luider te klinken. 


Ik word ziek van het idee weer een winter als de vorige te moeten doorbrengen. Sorry, Mark en Hugo, ik voel me door jullie beleid zwaar besodemieterd. Niet dat je bang hoeft te zijn dat ik ga lopen rellen, daar ben ik te vredelievend voor, maar dat maakt me niet minder ziedend van woede omdat ik weer niet naar FC Dordrecht mag en op de absurde tijd van acht uur 's avonds mijn favoriete restaurant moet verlaten, want als ik nog even een nagerecht neem, raken de besmettingscijfers volgens jullie verwarde redenering het plafond en dat is nog maar pinda's vergeleken bij de verdere ellende die jullie, naar ik vrees, nog over dit gekwelde land gaan uitstorten. Dat jullie daarbij geen enkele zelfreflectie tonen als het gaat om de problemen in de zorg, is even kwalijk als absurd, maar jullie tijd komt nog wel. Nee, geen tribunalen, die zitten alleen maar in de kop van de mallotige rafelrand van de politiek, maar er zal ongetwijfeld een stevige parlementaire enquete komen naar jullie beleid. Ik verheug mij daar nu al op.


Foto: auteur


zaterdag, november 13, 2021

Warnaar: Zwabbernoten




In Spreuken 31 geeft de moeder van koning Lemuel haar zoon onder meer de volgende raad: 'Geeft sterken drank dengene, die verloren gaat, en wijn dengenen, die bitterlijk bedroefd van ziel zijn'. Heerlijk, die Statenvertaling, denkt hij. Hij mag graag smullen van de verhalen uit het Oude Testament in de 'tale Kanaäns'. Moord en doodslag, dood en verderf zijn alom aanwezig. De drank vloeit soms rijkelijk, in het onderhavige geval ter vertroosting van dengenen die verloren gaan of de behoefte hebben hun droefenis te verdrijven.


Hij heeft daar ook weleens behoefte aan, aan het verdrijven van zijn droefenis. Toen een minister op de wijze van Roodkapje zingend afscheid nam van de vermaledijde smoellap, hechtte hij geloof aan dat goede nieuws, maar inmiddels moet hij weer nauwgezet de winkels uitzoeken waar niet meteen een Feldwebel begint te schreeuwen als hij het ding even is vergeten. En dat is nog niet eens het ergste. De horeca moet weer vroeg op de avond dicht en hij mag niet meer dan vier mensen thuis ontvangen. Alles in het belang van de zorg. In tien jaar tijd zorgvuldig afgebroken door drie kabinetten-Rutte.


Hij kan zich de tijd niet heugen dat hij meer dan vier mensen thuis ontving, maar zijn eerste gedachte na het optreden van wat een bevriend sociaal-pedagoog 'het gekluns van hopeloos incompetente klungels' noemt, was: 'Rutte en De Jonge jullie kunnen mijn kloten kussen'. Zo zeggen de Vlamingen dat, al moet hij er niet aan denken dat die zwabbernoten het letterlijk zouden nemen.


Foto: auteur


zaterdag, november 06, 2021

Zondebok




Met historische vergelijkingen in het algemeen en die tussen het heden en gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog moet men voorzichtig zijn. Met een gele ster op lopen tijdens een demonstratie tegen de coronamaatregelen, getuigt van weinig historisch besef en is respectloos tegenover slachtoffers en nabestaanden. Dat neemt niet weg dat ons demissionaire kabinet (en in het bijzonder de minister van volksgezondheid) op de verkeerde weg is met de sterke suggestie dat de huidige problemen in de ziekenhuizen vooral worden veroorzaakt door mensen die zich niet hebben laten vaccineren. Dat is namelijk het aanwijzen van een groep als zondebok om het eigen falen te maskeren. 


Dat er opnieuw problemen in de ziekenhuizen zijn in een land waarvan de vaccinatiegraad zo'n beetje tot de 85% is gestegen, is redelijk verbijsterend. Naar ik uit betrouwbare, medische kringen heb vernomen, beschikken we in principe over voldoende IC-bedden en apparatuur om het voorspelde aantal patiënten moeiteloos aan te kunnen, maar ontbreekt het aan personeel. Daar ligt het falen van de overheid. Drie kabinetten Rutte zijn ervoor verantwoordelijk dat veel zorgpersoneel werd wegbezuinigd en inmiddels iets anders is gaan doen, dat mensen uit de zorg zijn vertrokken uit frustratie over het almaar talrijker wordende aantal managers, voor wie de financiën veel zwaarder wegen dan het welzijn van de patiënten, of uit onvrede over de bureaucratische lawine die uit wantrouwen vanuit de allesbepalende zorgverzekeraars over de zorg wordt uitgestort. Praat vijf minuten met een willekeurige doktersassistente en je valt van verbazing van je stoel. Daarbij schiet ook nog eens de opleidingscapaciteit voor IC-verpleegkundigen tekort en is het, ondanks alle geklap voor de zorg, nog steeds niet tot een structurele loonsverhoging gekomen. 


Waarom heeft de overheid gedurende de 'besmettingsmilde' zomermaanden geen vinger uitgestoken om ook maar iets in de zorg te verbeteren? Hoe komt het dat Noordrijn-Westfalen, qua inwonertal met Nederland te vergelijken, over vijf maal zoveel IC-bedden beschikt dan wij? Vragen waarover Hugo de Jonge eens zou moeten nadenken voordat hij op zoek gaat naar een zondebok. Je zou die mevrouw maar zijn waarvan ik onlangs hoorde dat ze graag zou worden ingeënt, maar door een aantal kuren met zware medicijnen nog steeds moet wachten tot de spuit erin kan. 


Foto: auteur


zondag, oktober 31, 2021

Warnaar: Geprikt




Hij heeft twee ietwat pijnlijke armen. Gisteren is hij bij de huisarts de jaarlijkse griepprik en een injectie tegen pneumokokken wezen halen. In welke arm wat zit, weet hij niet. Pijnlijk is eigenlijk het woord niet, meer een beetje gevoelig. Een klein ongemak om erger te voorkomen, denkt hij. Nog niet zo lang geleden is een goede vriend aan een pneumokokkeninfectie overleden en je kunt het noodlot maar beter voor zijn. Hoewel, ergens zweeft het woord Isfahan voor zijn ogen.


Hij herinnert zich een verhaal van zijn moeder. Dat ze met hem als baby naar een consultatiebureau ging. Daar werd je soms geprikt. Hij werd op een weegschaal gelegd en liet van de weeromstuit zijn plas lopen. Hij herinnert zich er niets van, daar was hij nog te jong voor, maar hij ziet het als een soort instinctief verzet. Niet dat hij een dwarsligger is, maar hij neemt zijn eigen beslissingen wel, daar heeft hij geen overheid voor nodig. 


Hij weet nog dat een geliefde tante overleed toen hij in de eerste klas van de middelbare school zat. Hij mocht niet mee naar de begrafenis, moest naar school, Franse woordjes leren bij meneer Van Dalen, maar op het ogenblik dat de begrafenisstoet arriveerde, stond hij op het kerkhof. De schooldirecteur, een strenger ogende man dan hij in werkelijkheid was, had daar wel begrip voor. Wat meneer Van Dalen en zijn andere leraren ervan vonden is inmiddels een zorgvuldig bewaard geheim in het stadsarchief. Misschien gaat hij het nog eens onderzoeken.


Foto: auteur


zaterdag, oktober 23, 2021

Warnaar: Basta!




Het 'griepseizoen' is nauwelijks begonnen en zijn vreugde over het afschaffen van de meeste coronamaatregelen is net bekoeld of de roep om strengere begint alweer tamelijk hysterische vormen aan te nemen. We zijn nog niet af van die vrijwel nutteloze smoellap in het openbaar vervoer, denkt hij, of ze roepen alweer om het ellendige ding elders in te voeren. Dat terwijl meer dan 80% van de inwoners van Nederland inmiddels volledig is gevaccineerd en de vaccins goed werken.


'Laat één ding duidelijk zijn', zegt hij tegen zijn reisgenote in de trein van Leiden Centraal naar Amsterdam, 'handen wassen vind ik normaal, maar als er weer tegennatuurlijke maatregelen komen als afstand houden en niet knuffelen, of mensonterende als het dragen van een smoellap, dan haak ik af. Dan doe ik echt niet meer mee. Basta! Het is klaar, ik heb me verdorie niet voor niets laten vaccineren'. Het is gezellig druk in de trein. De meeste passagiers hebben de smoellap achteloos onder de kin. Hij ook.


Wat hem het meest steekt is het feit dat de werkelijke oorzaak van de rijzende paniek in de ziekenhuizen, de jarenlange verwaarlozing van de zorg door de overheid is en dat de partij die daarvoor de grootste verantwoordelijkheid draagt, de VVD, daar door 'het volk' niet op wordt afgerekend. Als je tenminste de peilingen mag geloven. Wat nog meer steekt is dat hij daar nauwelijks commentaar over hoort in de media. 'Denk om je bloeddruk', zegt zijn zorgzame medereizigster. 'Lukte dat maar', bromt hij terug.


Foto: auteur


zaterdag, oktober 16, 2021

Armoede




Hij heeft geen idee waarom hij opeens op het woord kamperen komt. Hij heeft het weleens gedaan, vooral in zijn studententijd. In Frankrijk en Engeland. Hij denkt aan regenachtige ochtenden, met een slaperig hoofd onderweg naar het was- en kakhok, met een rol toiletpapier onder de arm. Hij ziet zich weer in de weer met een primus. Thee zetten voor het ontbijt, hopend dat er toch nog een beetje zon komt. Armoede, pure armoede. De laatste keer dat hij zich tot een kampeeravontuur liet verleiden was toen hij zijn vrouw net had leren kennen, nog voor ze trouwden. Dan laat je weleens een principe varen.


Zijn vrouw werkte aan de Aristotelesuniversiteit en die had, heeft misschien nog wel, een eigen camping in het Griekse Halkidiki, op het schiereiland Kassandra. Daar mocht het personeel met hun gezinnen gratis kamperen. Of dat ook gold voor de studenten, herinnert hij zich niet meer. De camping was verdeeld in tweeën, een deel voor de professoren en een deel voor de leergierige jeugd. 's Avonds was het in beide delen dolle pret. Over het weer had hij die keer niets te klagen, hoewel, in een klein tweepersoonstentje onder een scharminkelige boom met overdag een graadje of vijfendertig is ook niet alles. Naast veel drank, nauwelijks koel te houden, waren er ook veel muggen. 


In Engeland huurde hij een keer met vrienden een kampeerwagen. Lang voor hij zijn vrouw leerde kennen. Hij had net zijn rijbewijs. De nauwe lanen met de talloze muurtjes en hagen, heuvel op heuvel af, waren een goede leerschool, maar van kamperen kwam niet veel terecht. Meestal reden ze van hotel naar hotel, op twee avonden na. De eerste weet hij nog, langs een kanaal ergens bij York, en de laatste op East Midlands Airport. Gewoon naast de landingsbaan, omdat ze 's morgens voor de terugvlucht eerst die kar nog moesten inleveren. Het was de luchthavenpolitie zelf die met die oplossing kwam. Ze konden er de hele nacht niet goed van slapen.


Foto: archief auteur


zondag, oktober 10, 2021

Warnaar: Anglofiel




Je kunt sinds 1 oktober niet meer met je ID-kaart naar Engeland reizen. Daar heb je nu een paspoort voor nodig. Een van de zegeningen van de Brexit. Hij was van plan om binnenkort het Kanaal over te steken, maar nu nog even niet. Hij vraagt zich af in hoeverre hij nog Anglofiel is. Hij voelt soms, als een vorm van weemoed, nog een beetje zijn enthousiasme uit de dagen dat Groot-Brittannië toetrad tot wat toen nog de EG heette, maar dat wordt overschaduwd door de diepe teleurstelling over de Brexit, die hij beschouwt als een vorm van verraad.


Dat hij een paspoort moet aanvragen om het land van vele mooie jeugdherinneringen en prille liefde te bezoeken, vindt hij, zoals de Engelsen zouden zeggen quite appalling. Toch zal hij wel een keer naar de gemeente fietsen voor zo'n duur document, hij heeft tenslotte nog altijd familie en vrienden op dat trieste eiland, maar eerst maar even afwachten hoe het met de covid-ellende gaat. Hij is net terug van een bezoek aan Griekenland en reizen met een smoellap voor in trein, vliegtuig en taxi is hem bijzonder slecht bevallen. Hij doet dat liever niet nog eens.


Wat ook slecht beviel was de chaos op Schiphol bij terugkeer, waar zich door een of andere storing honderden ongeduldige mensen verdrongen om de bagageband. Er was ook niemand die vroeg naar zijn coronapapieren. Die moet hij wel in de kroeg laten zien. Hij vindt het coronabeleid even geloofwaardig als de kletspraat van Boris Johnson.


Foto: auteur


donderdag, oktober 07, 2021

In het licht van Cuyp




Vanaf 3 oktober 2021 tot 6 maart 2022 is in het Dordrechts Museum de tentoonstelling In het licht van Cuyp te zien. Naast een groot aantal schilderijen van Cuyp, wiens werk grotendeels in buitenlands, met name Brits, bezit is, worden er ook werken van schilders getoond die zich door Cuyp hebben laten inspireren. De bekendste daarvan zijn Turner, Constable en Gainsborough. 


Jaren geleden, ik zou een fors aantal dagboeken moeten doorploegen om de juiste data te reproduceren, was er in hetzelfde museum een tentoonstelling over de Dordtse schildersfamilie Cuyp, waarvan Aelbert de beroemdste telg is. Ik meen dat naar aanleiding van die tentoonstelling door het museum een set ansichtkaarten werd uitgegeven, met een gedicht naar aanleiding van enkele doeken van Albert Cuyp. De meewerkende dichters waren: J.J.A. Mooij, Klaas Blokhuis, Jan Eijkelboom (over wie onlangs de biografie Nooit het hele hart verscheen, geschreven door Kees 'T Hof), Marieke van Leeuwen, Jan Veth, Pieter Breman en ondergetekende.


De kaarten zijn al lang geleden uitverkocht en nooit herdrukt. De reden daarvan weet ik niet, maar ik heb nog een setje liggen, dat ik een beetje koester als curiositeit. Het gedicht is ook opgenomen in mijn debuutbundel In dit laagland, die in 2005 verscheen bij uitgeverij Wagner & Van Santen.



woensdag, september 29, 2021

Warnaar: Failliet




Hij herinnert zich de eerste jaren dat hij in Thessaloniki kwam. Bij verschillende kiosken in het centrum en bij boekhandelaar Molho in de Tsimiskí kon je buitenlandse kranten kopen. Soms was uit Nederland alleen De Telegraaf voorhanden. Die liever niet. Meestal was er wel een Volkskrant. Ook niet ideaal, al dat azijn, maar vooruit, voor een keer. Vaak werd het The Guardian, ook weleens The Times en in latere jaren, toen het krantenaanbod geleidelijk aan verminderde, doorgaans The Herald Tribune voor het internationale nieuws en een van de lokale kranten voor de Griekse waan van de dag. 


Daarvoor had hij eerst Grieks moeten leren lezen. Modern Grieks, want met Oudgrieks kom je wel ergens, maar niet waar je wezen wil. Hij moet altijd een beetje lachen om mensen die proberen zich met Oudgrieks verstaanbaar te maken. Als ze daarbij de Erasmiaanse uitspraak gebruiken, denkt men in Griekenland al snel dat ze met iemand uit Polen of een van de Baltische landen van doen hebben. Die Erasmiaanse uitspraak is heel nuttig om de spelling van de diverse ie-klanken te onthouden, maar niet bedoeld om werkelijk in te converseren, vermoedt hij. Hij heeft het Erasmus niet kunnen vragen.


Tijdens de eurocrisis ging de laatst overgebleven buitenlandse krantenverkoper, een zaakje in de Kastritsiou, vlakbij het Agia Sofiaplein, failliet. Die had de laatste tijd alleen nog maar uit Nederland die vermaledijde Telegraaf. 'Weet je wel wat die krant over jullie schrijft?' had hij de verkoper eens gevraagd. Die had alleen maar zijn schouders opgehaald.


Foto: auteur




zondag, september 26, 2021

Warnaar: I'm from Barcelona




De vrouw uit de kleine studio beneden belt aan. Ze zegt iets in het Spaans, verstaat zijn Engels niet. Hij probeert het in het Frans. Dat begrijpt ze. Ze zit zonder warm water, heeft de verhuurster gebeld, maar niet begrepen wat er moet gebeuren. Hij loopt mee naar beneden en doet voor hoe de boiler aangezet kan worden.


Ze stelt zich voor als Carmen. 'Warnaar', antwoordt hij, 'de Hollande'. Er ontwikkelt zich een moeizaam gesprek. Ze verstaat wel Frans, maar spreekt het nauwelijks. Ze vraagt of hij weleens in Spanje is geweest. Nee, zegt hij, maar wel vaak in Lissabon. Spanjaarden en Portugezen, hij heeft weleens gehoord dat dat zoiets als Vlamingen en Walen is, maar goed, Lissabon ligt het dichtst in de buurt en om er te komen vlieg je over Spanje heen. Hij wenst haar een bon jour en gaat terug naar boven.


Hij werkt de rest van de ochtend aan een artikel en daalt daarna voor zijn lunch af naar de benedenstad. Als ze hem hoort terugkomen, opent mevrouw Carmen haar deur en vraagt hem nogmaals naar de werking van de boiler. 'Knopje omhoog, tien minuten wachten, knopje omlaag en je kunt douchen'. Dat valt nog niet mee in het Frans. Hij vraagt waar ze in Spanje woont. In Barcelona begrijpt hij uit haar antwoord.


Foto: auteur


woensdag, september 22, 2021

Warnaar: Borrel




In de straat stopt een ambulance met knipperende lichten. Twee broeders doen de achterdeur open en betreden de hal van het flatgebouw aan de overkant. Twee meisjes van de stomerij komen naar buiten om te roken. Het is de flat naast de stomerij. Op de ambulance staat Niercentrum. Of een niercentrum met een eigen ambulance uniek is voor Griekenland, weet hij niet.


De straat is nauw en er wordt ook nog eens geparkeerd, zodat niets wat rijdt langs de ziekenwagen kan. De straat stroomt vol auto's. Het stadscentrum verkeert al jaren in een verkeersinfarct. Als je een hartstilstand krijgt ben je dood, bedenkt hij. Hij ziet dat een van de meisjes van de stomerij bij een man achterop een motor stapt. De man rijdt weg over het trottoir. Dat hij daarbij tussen de tafels van een terras door moet manoeuvreren, deert hem niet. Hij is verbaasd dat er nog geen kakofonie van claxons is losgebarsten. Het zal de ziekenwagen zijn.


De twee verplegers lopen weer naar buiten met een opgeklapte brancard. Ze leggen hem in de ambulance, stappen in en rijden weg. Langzaam komt de stroom auto's op gang. Het andere meisje van de stomerij trapt haar peuk uit, zwaait naar hem en gaat naar binnen. Hij bestelt nog een borrel om bij te komen van de schrik.


Foto: auteur


vrijdag, september 17, 2021

Warnaar: Verbazing




Hij daalt af naar de gezamenlijke ruimte, waar het ontbijt klaar moet staan. Zo was het sinds hij hier zijn Griekse pied-à-terre heeft. Niets. Hij gaat terug en kijkt nog eens naar het welkomstbericht. Het staat er toch echt: 's morgens tussen 08.00u en 10.00u kunt u het ontbijt afhalen in de gezamenlijke ruimte bij de receptie. 


Het ontbijt bestaat deze morgen uit een fles 'hand sanitizer', waarvan iedereen vrijelijk gebruik mag maken. In het bericht staat ook dat het personeel vanwege het virus de appartementen niet schoon mag maken. Verzoek is dat zonodig zelf te doen, schoonmaakmiddelen zijn op aanvraag beschikbaar. Handdoeken worden niet verwisseld, schone lakens zijn verkrijgbaar op verzoek.


Hij loopt de deur uit, een stukje de heuvel af, naar de kleine supermarkt om de hoek. In Griekenland is men nog geheel van het bal masqué. Hij doet zijn smoellap op, stapt naar binnen en zoekt zijn ontbijt bij elkaar. De man achter de kassa vraagt vriendelijk hoe het met hem is. Het is goed met hem. De zon schijnt, het verkeer raast nog altijd dat het een aard heeft en als gewoonlijk lekt het in de badkamer. Grieken en loodgieten, dat gaat slecht samen. Het verbaast hem dat iedereen zich in binnenruimtes gedwee achter de smoellap verschuilt. Hij verwachtte anders van dit opstandige volk.


Foto: auteur

maandag, september 13, 2021

Warnaar: Mariska




Hij brengt een weekeinde door in de Noordoostpolder. Vanuit zijn logeeradres heeft hij zicht op het voormalige eiland Schokland, een lichte glooiing met veel bomen in het landschap. Sinds de Noordoostpolder is drooggelegd, is Schokland ingeklonken, leest hij in het kleine, maar interessante museum dat het rijk is. Dat heeft te maken met veenlagen in de bodem. Daarvoor was er al niet veel meer van over. Afslag door het water van de Zuiderzee deed het eiland almaar slinken. Uiteindelijk besloot de regering dat het grootste deel van de bevolking moest vertrekken. Een enkeling mocht blijven, uit noodzaak, zoals de vuurtorenwachter.


De vuurtoren staat nu verweesd in het polderlandschap. De Noordoostpolder is een paradijs voor archeologen, vertelt het museum. Hij denkt dat het ook een paradijs is voor geologen. Terwijl hij allerlei zwerfstenen bekijkt, die in de ijstijd vanuit Scandinavië zijn meegesleurd, komen de lessen fysische geografie weer boven. Carboon, Trias, Perm, dat soort termen, alluviaal en diluviaal. 


Hij heeft na de middelbare school nooit meer iets met die kennis gedaan. Hoewel hij slaagde met een negen voor aardrijkskunde, maar dezelfde cijfers had hij ook voor Engels, Nederlands en geschiedenis. Al die leraren vonden dat hij hun vak moest gaan studeren. Het werd geschiedenis. Zijn leraar aardrijkskunde was een wat deftig en formeel ogende man uit Voorburg. Hij speelde geweldig viool en piano. Hij was, ging het gerucht, bevriend met Lajos Veres, de vader van Mariska, die zong bij Shocking Blue. Op Mariska was Warnaar indertijd verliefd. Welke schooljongen toen niet?


Foto: auteur

woensdag, september 08, 2021

Warnaar: Verhuizen




Het dendert en davert in huis. Het bad wordt uit de badkamer gesloopt en vervangen door een inloopdouche. Een kleine stap om zijn ergonomisch wat ongeschikt huis aan te passen aan zijn licht gevorderde leeftijd. De wenselijkheid daartoe realiseerde hij zich tijdens het getob om met een gipspoot in het bad te douchen. Had hij maar niet over de kat moeten struikelen.


'Ga toch verhuizen naar een flatje', raden vrienden hem soms, 'alles lekker gelijkvloers'. Hij moet er niet aan denken. Hij zou niet weten waar zijn boeken te laten, wil zijn tuin niet missen en is gewend aan buren links en rechts, maar wil ze nooit meer boven of onder hem, zoals voordat hij dit huis kocht. Hij heeft jarenlang krom gelegen om de toenmaals torenhoge hypotheekrente op te brengen en nu hij daar vanaf is, zou hij iets kleins en duurs moeten huren of zich weer in de schulden steken, want zijn huis is heerlijk, maar wel oud, met achterstalligheden waar hij niet om maalt, maar die de verkoopprijs zeker drukken. Hij laat zijn vrienden maar praten, hij is niet achterlijk.


Hij is zo langzamerhand vergroeid met zijn huis, waaraan veel dierbare herinneringen kleven. Hij houdt van de ruimte die de hoge plafonds suggereren en op mooie dagen geniet hij van zijn veranda, die doet denken aan de jaren van het Tempo Doeloe. Een aanpassing zoals die douche, nu ja, het moet maar, verder is het goed zoals het is. Moet hij alleen niet weer zijn voet breken.


Foto: auteur


woensdag, september 01, 2021

Warnaar: Licht gevorderd




Hij leest een krant van de dag waarop hij is geboren. Gekregen voor zijn verjaardag. Hoe oud hij is geworden, wil hij eigenlijk niet weten. Hij houdt het maar op 'een licht gevorderde leeftijd'. De krant meldt dat H. te Bennekom door de politie is betrapt op het weghalen van vier dennenbomen, die toebehoren aan de gemeente Ede en dat hij terzake een proces-verbaal heeft gekregen. De landbouwer B.W. uit Hoenderloo is omgekomen doordat hij door zijn eigen wagen werd overreden. Hij viel daar vanaf toen zijn paard schrok van een vrachtauto met stro. Hoewel een landelijk ochtendblad, heeft de krant nogal Veluwse trekjes. Damvereniging 'De Veluwe Zoom' uit Nijkerk verliest met 3-19 van Zaandam I en daarmee 'een uitgeloofde beker'.


Gelukkig is er ook nog stadsnieuws. Twee Haagse kinderen van elf jaar, neefje en nichtje, worden opgepakt wegens zakkenrollerij. Ze beroofden bij voorkeur leeftijdgenootjes van hun portemonnee. Hij denkt aan al het gezeur over 'de jeugd van tegenwoordig', die niet meer zou deugen, kijk maar op het internet. De jeugd van tegenwoordig heeft nog nooit gedeugd, dat wist Tacitus al toen de Romeinen nog in Katwijk rondliepen. In zijn kast staan nog bierglazen die hij als zestienjarige uit de disco jatte.


Op de buitenlandpagina blijken Guy Burgess en Donald Maclean al enige tijd spoorloos. Volgens de krant zou een dame uit Enschede daar alles vanaf weten. Ook ontbiedt de sjah van Perzië de Amerikaanse ambassadeur Grady en wordt in Korea een plek gebombardeerd waarvan hij nog nooit heeft gehoord.


Foto: auteur


vrijdag, augustus 27, 2021

Warnaar: Verontrust




Het kleine theater, waar hij eens in de maand op zondagmiddag mooie, intieme toneelvoorstellingen, concerten of voordrachten volgde, laat weten dat het wordt opgeheven. Het is te lang dicht geweest vanwege de covid-ellende en door die vermaledijde anderhalvemetermaatregel, die nog altijd niet is opgeheven, blijft het nog steeds niet mogelijk voorstellingen te geven. Het doet hem verdriet. Een mooi, cultureel initiatief, dat decennia lang bestaan heeft, eerst op een landgoed, net buiten de stad, daarna in een achttiende eeuws stadspaleisje in het centrum, is het zoveelste slachtoffer van de pandemie, of liever, denkt hij, van de angst voor de pandemie. 


Een kleine week geleden demonstreerde de cultuursector tegen het covid-beleid van de regering. Voor zover je kunt spreken van een beleid, vindt hij. Het clubje ministers, demissionaire ministers!, dat zich ermee bezig houdt zwiebert en zwalk en lijkt zelf amper te weten waar het mee bezig is. Je mag wel naar een voetbalwedstrijd, maar niet naar een festival. Wie legt dat uit? 


Hoe zit het trouwens met die corona-noodwet, vraagt hij zich af, die elke drie maanden moet worden verlengd met toestemming van het parlement. Hij leest er niets meer over in de krant. Dat verontrust hem, zoals het hem ook verontrust dat demissionaire bewindslieden, zoals de hardvochtige staatssecretaris voor het asielbeleid, steeds weer net langs de rand van de staatsrechtelijke betamelijkheid scheren. Dat het kabinet nog immer geen reactie op de protesten uit de cultuursector heeft gegeven, vindt hij een schoffering van een van de steunpilaren van de samenleving.


Foto: auteur


maandag, augustus 23, 2021

Warnaar: Angst




Hij is naar een stad in het buurland gereisd. Een oude stad, net als de zijne. Alleen is bij deze stad de haven al eeuwen geleden dichtgeslibd en ligt zij ook niet op een eiland. Wel zijn er nog de oude grachten, die reien worden genoemd. In zijn eigen stad heten die havens, al was het alleen al voor het onderscheid met het arrogante Amsterdam.


Hij is naar de oude stad in het buurland gereisd om vrienden te ontmoeten, vrienden die hij door de pandemie met zijn aanklevende hysterie en angsten lang niet heeft kunnen bezoeken. Hij kent mensen die zo gek van angst zijn geworden, dat ze dubbel gemaskerd en met een duimstok in de hand door het leven gaan. Tragische mensen die behandeld zouden moeten worden, maar er zijn wachtlijsten. Zijn land wordt bestuurd door een kolderkabinet waarin een onvoorstelbare hoeveelheid onbekwaamheid zich heeft samengebald, met een belastingdienst die zich gedraagt als een dictatuur binnen de democratie en verder een corps van topambtenaren waar hij zijn vraagtekens bij zet, al beseft hij zelf ook niet de wijsheid in pacht te hebben. Niet altijd.


Om zijn vrienden te kunnen bezoeken reisde hij per trein. Een oncomfortabele reis met nodeloos overstappen waar vroeger een soepele verbinding was. Urenlang met een smoellap op, wat de tocht tot een ellendige verschrikking zou hebben gemaakt als hij niet eersteklas had gereisd, waar nauwelijks iemand zat en waar hij, zodra de conducteur de hielen had gelicht, het dwaze ding meteen onder zijn kin trok.


Foto: auteur


vrijdag, augustus 13, 2021

Een aardig toeval




Op 1 november 1968 kwam het eerste nummer uit van het blad BIJ dat zich manifesteerde als 'het "Rasechte Cultuurblad" voor de Drechtstreek'. Het werd toegestuurd aan lokale CJP-houders. Voor de jeugdige lezer: het CJP was het Cultureel Jongerenpaspoort, dat houders korting bood op culturele voorstellingen. Als je zevenentwintig werd, was het afgelopen met de pret, dan werd je geacht genoeg te verdienen om je zonder korting in het culturele leven te storten. In BIJ was een uitgebreide agenda opgenomen met rubrieken als: Exposities, Film, Muziek & Ballet, Toneel en Sozen & Klubs (geheel in de geest van wat BIJ wilde uitstralen met een modern aandoende K). BIJ werd uitgegeven door de Culturele Raad Dordrecht, een orgaan dat op 4 juli 1967 door een besluit van de Dordtse gemeenteraad in het leven werd geroepen en waarvan de leden op 22 januari 1968 door burgemeester Jaap van der Lee werden geïnstalleerd.


Als we het jaarverslag over 1968 van de Culturele Raad mogen geloven, sloeg het eerste nummer van BIJ in als een bom. Dat kwam door een tweetal artikelen, eentje waarin werd beweerd dat op de Dordtse middelbare scholen met de belangen van leerlingen werd gesold en een ander waarin het gemeentebestuur met een 'en vlug een beetje' werd gemaand ruimte voor een Jongeren Ontmoetingscentrum beschikbaar te stellen. Ook vermeldt het verslag ongenoegen over een zinsnede 'waarin een Officier van Justitie een zwartkijker werd genoemd'. Of en hoe de zwartkijkende officier heeft gereageerd, is mij niet bekend, wel reageerden de leraren van het Gemeentelijk Lyceum als door een wesp gestoken. Met 55 tegen 7 stemmen besloot de lerarenvergadering te protesteren bij Burgemeester & Wethouders. De verontwaardigde docenten vroegen zich af of het college ermee instemde dat in een door de gemeente gesubsidieerd blad 'de Dordtse officier van justitie belachelijk wordt gemaakt', het gemeentebestuur 'op arrogante wijze wordt afgeblaft' en 'werkers in het onderwijs beledigd worden'. Ook vielen de leraren over 'de "hippe" stijl [die] de boventoon voert' en over de 'voor deze subcultuur kenmerkende "eigen" spelling'. De lerarenvergadering verzocht het gemeentebestuur de Culturele Raad ter verantwoording te roepen en voegden daar zelfs een dreigement aan toe: 'wij zullen de stukken van de C.R.D. uiterst kritisch bekijken, verwerpelijke publikaties niet doorgeven, indien nodig de relaties met de Culturele Raad Dordrecht verbreken'.


Ik was geen leerling van het Gemeentelijk Lyceum, later zou ik wel lange tijd aan zijn rechtsopvolger, scholengemeenschap Noordendijk/Stedelijk Dalton Lyceum, lesgeven. Op mijn middelbare school, de mulo-Groenedijk, heersten wel min of meer dezelfde opvattingen in het lerarenkorps. Toen ik in de derde klas zat, schreef ik een ingezonden stukje in De Dordtenaar, waarin ik pleitte voor het legaliseren van softdrugs. Prompt werd ik bij de directeur op het matje geroepen en moest ik een moraliserende preek aanhoren, alsmede het dreigement dat dit niet meer diende voor te komen, want anders.... Persvrijheid was een groot goed, maar niet voor leerlingen.


Ik raakte al snel betrokken bij BIJ, ik ben er zelfs officieel als dichter in gedebuteerd. BIJ gaf jongeren in die tijd niet alleen de ruimte om voor hun ideeën uit te komen, het betaalde ze ook voor hun bijdragen. Een tientje per artikel en daar bovenop een dubbeltje per regel, als ik het mij goed herinner. Het hoeft geen betoog dat we die artikelen zo lang mogelijk probeerden te maken. 

Door toedoen van mij en enkele vrienden zorgde het vijfde nummer van 1969 opnieuw voor ophef en rumoer. Dat kwam door een artikel van Jan van de Geer over een film die we wilden maken en waarin Jezus (gespeeld door Ton van Dalen) zou terugkeren op aarde, op een motor Dordrecht zou binnenrijden en bij een willekeurige bewoner zou aanbellen om een hap eten. De illustratie daarbij werd gemaakt door Henk 't Jong. Het nummer leidde tot verbolgen vragen in de gemeenteraad. Dat zowel Henk (die ook een tijdje de lay-out van BIJ verzorgde) als ik later historicus zouden worden, heeft uiteraard niets met het blad te maken, een aardig toeval is het wel.