maandag, maart 28, 2022

Levertraan


   Kees Klok en Frans van Hasselt (r.) in restaurant Zorbas, Athene

Lieve Stella, 


De zomertijd is ingegaan, zodat we ons weer op lange, lichte avonden kunnen verheugen. Ik ben niet van de wintertijd, ik ben sowieso niet van het halfjaarlijkse wisselen en dat gedoe met klokken vooruit en achteruit, maar iemand schijnt ooit bedacht te hebben dat het gunstig is om in de winter lange, donkere avonden te hebben en in de zomer niet. Iets met de economie, denk ik. De economie, die weet wat. We zijn allemaal boos op Vladimir Poetin met zijn schandelijke oorlog tegen Oekraïne, die uiteindelijk alleen maar verliezers telt, maar de Russische gasleveranties gaan gewoon door. We kunnen daar alleen maar vanaf als we de Groningse gaskraan weer volledig opendraaien, maar dan krijg je opstand in het noorden en nee, de economie wil het natuurlijk ook niet.


Door alle narigheid krijgt het streven om de meeste Nederlandse huizen van het gas af te halen weer een stimulans, maar ik vraag me, afgezien van Poetin, af waarom. Ik vind het prima zo. Ik heb helemaal geen zin om geld dat ik van mijn levensdagen niet meer terugverdien te investeren in dure alternatieven. Ja, ik ben me wel bewust van het belang van het milieu, maar of dat via een gasvrije samenleving moet, betwijfel ik. Ik hoorde in ieder geval nog niet zolang geleden een hoogleraar in iets van energie op de radio beweren dat het helemaal niet zo'n goed idee is. Hoe die man dat onderbouwde ben ik als a-technische leek alweer glad vergeten, maar toen ik hem aanhoorde, klonk het heel plausibel.


We hebben de wintertijd in stijl uitgeluid. Vrijdagavond heb ik Marja en René getrakteerd op een etentje bij Olympiada, de Dordtse Griek. Gewoon een keer voor de lol, ook een beetje vanwege de 25e maart, de Griekse nationale feestdag, maar vooral om de geboorte van mijn achternichtje Vera te vieren. Mijn zusje en zwager als opoe en opa, ik vind het leuker dan ik had verwacht, al moet je maar afwachten wat het lieve kind voor toekomst gaat beleven met al dat gedonder in het oosten. Gisteren heb ik met vrienden Indisch gegeten bij restaurant Mulia. Daar werd het ook weer eens tijd voor, al maak ik zelf ook vaak Indisch, als ik kook. Jammer genoeg misten we door dat etentje het optreden van mijn favoriete band Scotch in de Trinitatiskapel, in het kader van de Barre Tocht, een muzikale kroegentocht door Dordt. Het eten bij Mulia is prima, maar het was druk en dan gaat het allemaal niet zo snel. Niet erg, eten moet je nooit gehaast doen als het kan en we hadden natuurlijk achter de muziek aan kunnen gaan, maar na alle wijn en nog koffie en cognac na, leek het me beter om rustig naar huis te fietsen. Eén keertje omvallen en een voet breken was wel genoeg, al had dat niets met drank te maken, maar alles met een ongelukkige manoeuvre in de woonkamer en een opstaand randje van een kleed.


Het is deze week lenteweer. Wat een verademing na die vieze kledderwinter met maanden lang grauwe luchten. Dat we inmiddels af zijn van de mondmaskers is ook een opluchting, al zijn ze in Griekenland nog niet zo ver, hoorde ik uit Ano Syros. Wel hoef je buiten geen masker meer te dragen, maar binnen nog wel. Daarmee is te leven, dat was de situatie ook toen ik afgelopen september in Thessaloniki verbleef. Ik kom op Griekenland omdat ik dinsdag in café Buddingh (zonder komma), tegenover het station, werd geïnterviewd door een studente van de Zwolse school voor de journalistiek. Ze gaat met een groepje medestudenten binnenkort naar Athene en wilde het een en ander weten over Griekse kunst en hoe die zich over de aardbol verspreidde. Elgin Marbles en dergelijke. Het was een leuk gesprek en ik kon haar een aantal nuttige tips geven aangaande het verblijf in Athene. Bijvoorbeeld over de uitstekende bibliotheek van het Nederlands Instituut in de Makris en restaurant Zorbas met het portret van Frans van Hasselt. Ze had zich goed voorbereid, want ze wist wie Frans was en kende zijn boeken. 


Ik denk met weemoed terug aan de avonden bij Zorbas met Frans. Als ik in Athene ben, mis ik niet alleen jou, maar ook hem. Weet je nog dat hij ons, het moet zeker dertig jaar geleden zijn, een keer meenam naar een bouzoukia waar geweldige muziek werd gespeeld en waar we pas uit rolden toen de zonsopgang zich al aankondigde? Later nam ik vanuit Thessaloniki met enige regelmaat de trein, of soms ook weleens het vliegtuig, voor een paar dagen Athene. Eigenlijk alleen maar om 's avonds met Frans uit eten te gaan. Zijn prachtige verhalen, maar ook zijn geweldige kennis van de Griekse geschiedenis en de ins en outs van de Griekse politiek. Heel indrukwekkend allemaal. 


Frans overleed kort nadat ik in Dordrecht was teruggekeerd van een verblijf in Thessaloniki. Daarom kon ik niet bij zijn begrafenis zijn. Ik vond dat verdrietig. Een klein jaar daarna heb ik ook de begrafenis van onze goede vriend Sofronis Hatzisavvidis gemist. Dat was helemaal triest. Ik kreeg pas een paar dagen na zijn plotselinge overlijden bericht omdat de boodschapper, zijn collega Dimitris Charalambous, dacht dat ik in Nederland was, terwijl ik al uren voor de begrafenis plaatsvond per vliegtuig in Thessaloniki was aangekomen vanaf Skyros.  


Vrijdagmorgen ben ik met oud-leerlinge en goede vriendin  naar het Kunstmuseum in Den Haag geweest, waar een tentoonstelling is over Alphonse Mucha. Jij was dol op zijn werk en ik ben er, eerlijk gezegd, ook een liefhebber van. Weet je nog dat we een weekje naar Praag gingen, toen ons nichtje Vaso daar studeerde? Toen bezochten we het Mucha Museum. Je kocht er een onderlegger met Mucha-decoraties voor je bureau en aangezien ik in je werkkamer helemaal niets heb veranderd, ligt hij er nog steeds. Een enkele keer ga ik daar voor de verandering een tijdje zitten schrijven en genieten van Mucha. 


Lé heeft tegenwoordig een atelier in Pictura en werkt onder meer aan een portret van me, dat ik uiteindelijk wil gebruiken als voorplat van het nieuwe deel van mijn serie literaire dagboeken. Daarmee ben ik al aardig gevorderd in 1988. De VPRO zendt op het ogenblik trouwens een serie uit onder de titel 'Een programma over de jaren tachtig'. In de aflevering van afgelopen zondag droeg kunstbroeder Xuan Tran in Visser een gedicht voor in het Vietnamees. Hij deed dat prachtig (in Vietnam wordt poëzie gezongen). Helaas ontbrak de beloofde ondertiteling. Xuan was daarover nogal teleurgesteld. Oorspronkelijk zou ik de Nederlandse vertaling voorlezen, maar dat ging de regisseur te veel tijd kosten. 'We ondertitelen het wel', kregen we te horen. Wij, de stamgasten, zaten er als publiek bij. De opnamen werden toevallig net na het einde van een wijnproeverij gemaakt, zodat de stamtafel nog vol wijnflessen en glazen stond. Heel Nederland denkt nu waarschijnlijk dat we in Visser altijd geweldig zitten in te nemen, terwijl wij een toonbeeld van matigheid zijn. Je zou het niet zeggen als je ziet wat er maandelijks van mijn bankrekening naar de Groenmarkt vloeit, maar ja, je geeft weleens een rondje en natuurlijk eten we er ook iedere woensdag, na een dag zwoegen op het archief, stamppot. Althans zolang de r in de maand is. Toen wij klein waren en nog geheel onbedorven, betekende de r in de maand 's avonds voor het slapen gaan een lepel Draisma levertraan. Goddank zijn die tijden veranderd.


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 27 maart 2021


Foto: archief auteur


zaterdag, maart 19, 2022

Niks dood. Carpe Diem!




Lieve Stella,


Afgelopen woensdag hadden we verkiezingen voor de gemeenteraad. De enige verkiezingen waaraan jij ook meedeed, want je had alleen de Griekse nationaliteit, dus mocht je niet meestemmen voor de provinciale staten en de Tweede Kamer. Ik stond om half acht 's morgens in het stemlokaal, dat al sinds jaar en dag, heel handig, is gevestigd aan de overkant van de straat. In tegenstelling tot de teststraat van de Dordtse GGD. Die was aanvankelijk in de oude brandweerkazerne, vijf minuten lopen van huis, maar nu moet ik, als ik me wil laten testen, een half uur fietsen naar een bedrijventerrein aan de westkant van het eiland, of een bus nemen, met de kans dat ik eventueel een kwetsbaar oudje besmet. Niet dat ik me vandaag of morgen wil laten testen, maar je weet nooit of het nog eens nodig is. De hooikoortstijd komt er langzamerhand weer aan, met niezen, loopneus en jeukende ogen en al heb ik het lang niet zo erg meer als in mijn jonge jaren, een beetje last heb ik nog wel. In zo'n geval denkt de bang gemaakte buitenwereld meteen aan corona, dus heb ik maar een setje zelftests gehaald bij de supermarkt voor het geval dat iemand het op de heupen krijgt. Kunnen we ter plekke met de stok in de neus. Drie euro per stuk en vijf voor twaalf vijftig, waarmee ik toch mooi een half glas wijn in de stamkroeg heb verdiend.


Voor het ontbijt dus al mijn democratische plicht gedaan. Net zoiets als de echtelijk plicht: het hoeft niet, maar het mag wel en aangezien ik vind dat je weinig recht van spreken hebt over de politiek als je niet gaat stemmen, heb ik voor zover ik weet nooit een verkiezing overgeslagen. De enige plicht waar ik regelmatig de hand mee licht, is de mondkapjesplicht, maar het gerucht gaat dat we daar aanstaande woensdag ook van worden ontslagen. Er wordt in Griekenland zelfs gefluisterd, hoorde ik van vrienden, dat aan het eind van de maand ook daar de coronamaatregelen overboord gaan, al betwijfel ik het, want premier Mitsotakis schijnt kort geleden positief te zijn getest en je weet maar nooit wat voor invloed dat heeft op het beleid.


Ik had ruime keuze uit oud-leerlingen die kandidaat waren voor een waaier aan partijen. Vooral veel lokale, want daarin zitten de meeste ruziemakers en dan krijg je afsplitsing op afsplitsing. Ik ben allerminst blij met die versplintering, maar wat me dan weer wel deugd deed was het feit dat geen enkele oud-leerling op de lijst stond van de twee extreem-rechtse clubs. Dat zal niet direct aan mijn lessen hebben gelegen, maar ik vind dat verheugend. Enfin, je weet wel hoe ik heb gestemd, natuurlijk. Altijd een klein beetje links van het midden en meestal op een vrouw. Nu ook. Er zat trouwens een jaargenote op het stembureau uit mijn tijd op de Pedagogische Akademie. Ik had haar in geen veertig jaar gezien. Stemmen, altijd verrassend.


Later op de dag heb ik maar weer eens de gang naar de rechtbank gemaakt om daar apostilles te halen op de papieren voor de Griekse belastingdienst. Dat grapje heeft me weer zes en zestig euro's aan stempels gekost en zes tientjes aan vertaalkosten en je weet nooit of ze in Thessaloniki weer een of ander regeltje verzinnen waardoor je nog een formulier zus of een stempel zo moet halen. Een prachtig vakantieland, Griekenland, maar een helse bureaucratie. Als je de rechtbank binnen wilt, moet je je zakken leeg maken, gaat je tas door net zo'n scanner als op Schiphol en moet je door een detectiepoortje. Triest dat dat anno 2022 kennelijk nodig is, maar de mensen van de rechtbank helpen me tot nu toe altijd op bijzonder vriendelijke wijze. Op de plek waar nu de centrale balie staat, stond vroeger het huis van bewaring. 'Hij logeert in de Doelstraat', zeiden we vroeger als iemand was opgepakt. Opa Bekker leverde met enige regelmaat kruidenierswaren aan de bajes. Dat ging in mijn kindertijd met een bakfiets. Een enkele keer mocht ik met hem mee. Je kwam niet verder dan de binnenplaats, daar werd de boel uitgeladen, maar ik vond het maar knap eng met al die getraliede ramen, waarachter de boeven moesten zitten. Van detectiepoortjes en dezulken was evenwel nog geen sprake.


Ik heb nieuws van geheel andere aard: je bent oud-tante geworden. Nichtje Daniëlle is bevallen van een dochter. Je begrijpt dat oom Kees dat erg leuk vindt, maar toch ook een beetje droef is gestemd omdat jij het niet meer hebt kunnen meemaken. Naarmate ik verder op licht gevorderde leeftijd raak, vraag ik me weleens af of ik het nog ga beleven dat zo'n pasgeborene, ze heet Eva, naar de universiteit gaat en met die walgelijke oorlog op drie uur vliegen hier vandaan, ben ik ook een beetje bang dat ze in een heel andere tijd gaat opgroeien dan wij. Goed dat we niet in de toekomst kunnen kijken en misschien moet ik me ook niet druk maken over iets waaraan ik toch niets kan doen. Ja, proberen gezond honderd te worden, maar of dat lukt en of het leven dan nog de moeite waard is? Wat me trouwens nogal ergert is de reclame van Sire die iedere dag voorbij komt en die ons oproept over de dood te praten en niet er overheen. Wat een gezeur. Niks dood, maar genieten van de dag nu het nog kan. Carpe Diem!


Het leven is langzamerhand weer een beetje normaal geworden, ik schreef je dat al eerder. Afgelopen donderdag was er eindelijk weer eens een echte lezing van de Vereniging Oud-Dordrecht. Een medewerker van het Stadsarchief (je moet Regionaal Archief zeggen, maar ik hecht aan sommige oude benamingen) hield een verhaal over de laatste grote cholera-epidemie in Dordrecht in 1866-67. Een voor de hand liggend onderwerp in tijden van corona, maar ook een interessant, want de epidemie heeft geleid tot belangrijke veranderingen op hygiënisch gebied. Zo werden in Dordrecht een aantal spranten en grachten gedempt, die als bron voor de ziekte werden gezien en besloot de gemeente tot het aanleggen van rioleringen en een hogedrukwaterleiding. 


Het heeft nog wel jaren geduurd voor die projecten waren afgerond, met name de aanleg van de riolering duurde lang, maar cholera-epidemieën hebben we niet meer gehad. Wel de Spaanse griep, maar wat die voor de stad heeft betekend is nog niet helemaal duidelijk. Zoals je weet doen Guus en ik daar onderzoek naar. De ene auteur beweert dat het in Dordrecht aanzienlijk minder erg was dan in de omliggende dorpen, een andere roept dat Dordt de stad was waar percentueel de meeste slachtoffers vielen op Amsterdam en Maastricht na en de derde meent dat de ziekte vooral in Amsterdam en Noordoost Nederland slachtoffers maakte. Er wordt nauwelijks naar concrete bronnen verwezen, dus we hebben nog wel wat te doen. We komen opmerkelijke dingen tegen, zoals een twintig regels tellend jaarverslag van de afdeling Dordrecht van de Maatschappij ter Bevordering van de Geneeskunst, dat over 1918 weet te melden: 'Er zijn dit jaar geen bijzondere gebeurtenissen te vermelden'. Meer verklap ik niet, want dan hoeven Guus en ik straks dat artikel niet te schrijven. Als we genoeg boven water krijgen natuurlijk, want anders dreigt het gevaar van beide duimen, dat je zelf dingen gaat invullen, en dat is prima als je fictie schrijft, maar daar dien je je als historicus niet aan te bezondigen. Aan de hogedrukwaterleiding hebben we trouwens Villa Augustus te danken, dat was oorspronkelijk de watertoren van de stad.


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 19 maart 2022


Foto: auteur


zondag, maart 13, 2022

Jus op de stamppot




Lieve Stella,


Nog niet alles is weer normaal qua coronamaatregelen, maar de toestand is wel sterk verbeterd. We kunnen weer als mensen bij elkaar komen en niet als schuwe, wantrouwende, angstige, elkaar op afstand omcirkelende dieren. Zodoende hadden we vrijdag, voor het eerst sinds meer dan twee jaar, weer eens een borrel met het Genootschap ter Bevordering van Eb & Vloed, je weet wel, de informele club van een aantal collega's en oud-collega's van het Stedelijk Dalton Lyceum, dat nog steeds door menige leerling of oud-leerling 'college' wordt genoemd. Sommige woorden zijn zo hardnekkig ingeburgerd dat ze niet uit te roeien zijn. Zo heten schoolmeesters en -juffen tegenwoordig alweer enige tijd wettelijk gezien 'leraar', maar kinderen en ouders hebben het nog altijd over de meester of de juf. Ik mag dat wel.


Je komt weleens iemand tegen die vraagt wat ik in mijn leven heb gedaan en dan vertel ik altijd dat ik mijn werkende leven begonnen ben als onderwijzer. Ik behaalde indertijd een Akte voor Volledig Bevoegd Onderwijzer. Dat ben je dan dus. Helemaal waar is het niet van dat werkende leven, want ik heb voor ik ging studeren eerst nog een aantal maanden bij een Rotterdams scheepvaartkantoor gewerkt. Daarover heb ik je weleens verteld en dat ik daardoor al snel tot de conclusie kwam dat het kantoorleven niets voor mij was.


Nu bijeenkomsten weer mogelijk zijn, ben ik gisteren naar de voorjaarsbijeenkomst van de Haarlem Branch van de Dickens Fellowship geweest, in Het Wapen van Kennemerland, aan de rand van Haarlem bij Overveen. Meestal vond die bijeenkomst plaats in het geschiedkundig bekende etablissement Kraantje Lek, maar dat is recentelijk verbouwd en daardoor niet meer geschikt voor onze activiteiten. Iedere afdeling van de Fellowship heeft een officieel charter. Het onze heeft jarenlang in Kraantje Lek gehangen, waar de afdeling ooit werd opgericht, maar het verhuist nu naar de herensociëteit Trou moet Blycken, waar het jaarlijkse kerstdiner wordt gehouden. 


Meestal logeer ik na een bijeenkomst met de rest van de Dordtse leden, de heren Waaifoort en De Landtsheer, in een hotel tegenover de St. Bavo. Haarlem is een aangename stad om te verblijven, maar dit keer hebben we toch na afloop van het traditionele diner waarmee de middag wordt afgesloten, de trein huiswaarts genomen. Sinds de horeca weer volledig open is, is het leven al duur genoeg om maar niet te spreken van de stijgende energieprijzen door de afgrijselijke oorlog in Oekraïne. Die hing als een slagschaduw over de middag. Zelfs de altijd even interessante als vermakelijke tafelrede's lijken er onder te lijden, wat bijzonder jammer is, want naast de lezing, de borrel, het diner en het prettige gezelschap, zijn die rede's de jus op de stamppot. We aten trouwens hamburgers. Een beetje bijzonder in een waardig gezelschap als de Haarlem Branch.


Het Wapen van Kennemerland en Kraantje Lek liggen op ongeveer dezelfde loopafstand vanaf het station van Overveen. Een minuut of twintig. Als we vroeger bij mooi weer naar Kraantje Lek wandelden, moest ik bij nadering van het etablissement altijd denken aan het jaar 1968, toen ik eindexamen mulo deed. Daarvoor moest je een paar boeken lezen die de leraar je opdroeg. Van enige vrije keuze was geen sprake, want in die tijd wisten je mulo-leraren nog veel beter wat goed en stichtend voor je was dan jij. Het was jarenlang hetzelfde rijtje, waarvan ik me er een paar herinner: OeroegHet Bittere KruidDe Herberg met het Hoefijzer en Camera Obscura. Het kan zijn dat het er nog een of twee meer waren, maar die heb ik dan verdrongen. 


Nu goed, Kraantje Lek naderend doemde in gedachte altijd de gestalte op van de leraar Nederlands, die in die tijd ook nog een ruim aantal andere vakken gaf: tekenen, muziek, geschiedenis, natuurkunde en weet ik veel waarvoor ze toen allemaal niet op grond van hun 'oude hoofdakte' bevoegd waren. Die leraar was geheel in de greep van Nicolaas Beets en zijn Camera Obscura. Hij kon er aardig over vertellen, meen ik me te herinneren, maar echt enthousiasme bij ons wekken, nee in feite niet. Het enige wat ik me uit het boek herinner is dat diakenhuismannetje. 


Eigenlijk is dat best een beetje merkwaardig, want vanaf de eerste kennismaking is Beets zijn tijdgenoot Charles Dickens een van mijn meest favoriete schrijvers. Beets was maar twee jaar jonger dan Dickens, al is hij wel veel ouder geworden. Het zal een kwestie van leeftijd zijn geweest. Toen ik een jaar of achttien was, moest ik op de havo Max Havelaar lezen. Ik vond er geen bal aan. Tien jaar later pakte ik het nog eens op en verslond het. Misschien moet ik de kennismaking met het diakenhuismannetje maar eens hernieuwen, want zo langzamerhand begint door te dringen dat de Nederlandse literatuur van de negentiende eeuw, algemeen verguisd in mijn studententijd, aan een flinke herwaardering toe is. Vooral dankzij de inspanningen van emeritus professor Marita Mathijsen. Ik heb je indertijd geschreven over haar prachtige Jacob van Lennep-biografie.


Die oude hoofdakte, ik weet niet precies meer hoe het zit, maar toen ik mijn Akte voor Volledig Bevoegd enzovoort behaalde, kreeg je er gratis een bevoegdheid bij voor de onderbouw van het middelbaar onderwijs, maar alleen voor de vakken Nederlands en rekenen, meen ik. Wie voor 1968 een zogenaamde hoofdakte behaalde aan een kweekschool was voor zowat elk vak in de onderbouw bevoegd. Zo hadden wij eens Frans van een leraar Duits die ook wat bijkluste met aardrijkskunde. In al die vakken wel bevoegd, maar in het geval van deze meneer (namen noem ik maar niet, want ik ben bevriend met een der nazaten), volledig onbekwaam. Oeroeg en Het Bittere Kruid, ze worden geloof ik nog steeds voor het eindexamen gelezen. 


Dat is trouwens ook zo'n hardnekkig woord: kwekeling. Ik studeerde aan een Pedagogische Akademie (jawel, toen met een k), maar was tijdens de praktijklessen nog altijd kwekeling. Mijn eerste praktijkles ooit was op de school waar ik nu al tweeënveertig jaar tegenover woon, bij een onderwijzer die nog in een stofjas rondliep en de bijnaam Kippie had, maar het was wel een les geschiedenis en zo wierp de toekomst een schaduw vooruit.


Het Wapen van Kennemerland ligt aan een weidse weide met daarachter een bos. Althans zo lijkt het, heel goed ken ik die omgeving niet. Ik herinner me een eerdere keer dat ik er was, toen de zon niet scheen, zoals gisteren. Toen lag er een soort nevel over de weide en het bos, wat een mysterieuze sfeer schiep. Alsof er ieder ogenblik zoiets als een stel witte wieven uit tevoorschijn kon zweven. Ik kan me voorstellen dat Kennemerland voor schrijvers zoals Bomans en Wiener (over wie het gerucht gaat dat hij niet ver van die plek ergens zijn stamcafé heeft, maar dit terzijde) een inspiratiebron vormde en vormt. Als ik niet in Dordt was geboren en getogen en inmiddels zo vastgegroeid dat ik mijn prachtstad niet meer wil verruilen voor iets anders, zou ik zeker wel in Haarlem willen wonen. Wij hebben het daar weleens over gehad, weet je nog, in de eerste jaren dat we elkaar kenden. 


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 13 maart 2022


Foto: auteur



dinsdag, maart 08, 2022

Dickensiana en andere wetenswaardigheden




Lieve Stella,


Met het werk aan literair dagboek deel acht ben ik nu gevorderd tot net na jouw eerste bezoek aan Dordrecht, tijdens de kerstvakantie van 1987. Ik heb het al eerder opgemerkt, maar het geheugen doet vreemde dingen met de mens. Zo weet ik me nog haarscherp jouw kennismaking met mijn ouders te herinneren en hoe zeer je bij hen in de smaak viel, maar dat we, nadat ik je op Schiphol had opgewacht, direct doorgingen naar Amsterdam om een tentoonstelling van Toulouse-Lautrec te gaan zien in het Van Gogh-museum, was me totaal ontschoten. Ik weet nog wel dat we tussen Kerst en Nieuwjaar naar Brussel zijn geweest, waar we bij je vriendin Dimitra en haar man Raymond gastvrij werden ontvangen, maar dat we die middag ook op zoek zijn geweest naar het adres van Sofronis Hatzisavvidis, die toen aan een internationale school daar lesgaf, wist ik eveneens niet meer. Uit het dagboek blijkt dat jij zijn adres niet had en dat zijn telefoonnummer kennelijk was gewijzigd, want dat werkte niet. We zijn toen langs de Belgische vreemdelingenpolitie gegaan, die ons heel bereidwillig aan het adres hielp, ergens in de diplomatenwijk, maar toen we daar eenmaal aankwamen, was er niemand thuis. Daarop zijn we maar naar Theater Toone gegaan, waarvan ik me afvraag of het nog bestaat. Ik kan het 'googelen', maar het is leuker om zelf in Brussel te gaan kijken en daarbij gelijk wat vrienden op te zoeken. 


Als we van de maskers in de trein af zijn. Die hebben nog steeds een belemmerende invloed op mijn reislust, maar ik zal eerstdaags toch een keer naar Haarlem moeten voor een bijeenkomst en naar Amsterdam voor een vergadering. We zien wel hoe de wind tegen die tijd waait. In Haarlem hebben we de voorjaarsbijeenkomst van de Dickens Fellowship. Daar zal het ongetwijfeld ook gaan over de Annual Conference die wij dit jaar organiseren. Als die smerige oorlog in Oekraïne het niet onmogelijk maakt, of het opduiken van een nieuwe covid-variant met de gebruikelijke hysterie. Jammer dat die conferentie samenvalt met het Big Rivers Festival, dat eindelijk, na twee bittere jaren, weer wordt georganiseerd. Nu ja, dan alleen maar meegenieten op de afterparty's.


Over de Dickens Fellowship gesproken: wist je dat Pietsie Bomans, de weduwe van Godfried, de bekendste oprichter van de Haarlem Branch, onlangs is overleden? Vier dagen na haar 101e verjaardag. Jij hebt haar verschillende keren ontmoet als we samen naar de lezingen met diner in Haarlem of Overveen gingen. Gé Vaartjes, je weet wel, van die mooie biografie over Top Naeff, werkt nu aan een biografie over Godfried Bomans. Het gerucht gaat dat Pietsie daar niet altijd even enthousiast over was, maar nogmaals, dat is een gerucht. Ik heb het nooit kunnen checken, want de laatste keer dat ik haar sprak, voor mij was ze natuurlijk altijd mevrouw Bomans, niet Pietsie, was op een ijzige en besneeuwde winterdag in Haarlem, ik meen in 2012, toen ze het eerste exemplaar van het boek Dickens in de Lage Landen in ontvangst nam en toen wist ik nog niet van de biografieplannen van Vaartjes.


Onlangs las ik Charles Dickens and his Circle van zijn achterkleindochter Lucinda Hawksley. Een serie portretten (prenten of foto's) van mensen uit Dickens' kring van vrienden en bekenden. Een heel aardig en zeer lezenswaardig boekje, met soms unieke foto's, nu ja, voor mij unieke foto's, ze zullen heus ook wel ergens op het internet te vinden zijn. Ik weet nu bijvoorbeeld dat de vriendschap tussen Dickens en Edgar Allan Poe ten einde kwam omdat Poe ervan overtuigd was dat een artikel over Amerikaanse poëzie, waarin hij er niet best vanaf kwam, door Dickens was geschreven. Het was echter van de hand van Dickens' beste vriend en eerste biograaf John Forster, dus zover zat Poe er niet naast. Een aangebrand mannetje leek Poe mij wel. Dickens heeft geprobeerd hem ervan te overtuigen dat hij dat stuk niet had geschreven, maar dat geloofde Poe niet. 


Wie ik mis in Lucinda's boekje is Ary Scheffer. Dickens en Scheffer hebben elkaar gekend, ze ontmoetten elkaar in Parijs en Scheffer heeft zijn portret geschilderd. Daarover heeft Jos Deuss, de vroegere restaurateur van het Dordrechts Museum, nog eens een boeiende lezing gehouden voor de Haarlem Branch, tijdens een 'buitendag' in Dordt. Daarna gingen we eten in het inmiddels failliete hotel Bellevue (echt een drama, hotel op een van de mooiste plekjes van Europa en dan toch failliet gaan, maar dit terzijde). Tijdens de wandeling van het museum naar Bellevue werden we overvallen door een welhaast tropische wolkbreuk. Ik zie de eerbiedwaardige leden van de Haarlem Branch nog in paniek allerlei portieken en winkels op de Voorstraat in vluchten. Bij dat diner was ook Charles Dickens aanwezig. De Dordtse naamgenoot van de grote schrijver, die overigens nog steeds in Dordrecht woont en ook lid is van de Haarlem Branch. Genoeg Dickens, maar reken er maar op dat als de Annual Conference doorgaat de 'Dordtse factie' van de Branch Lucinda, die al een paar keer lezingen heeft gegeven in Haarlem, over de in Dordrecht geboren Scheffer gaat aanspreken. 


Deze week gaan Guus de Landtsheer en ik weer aan de slag in het archief. In ons nieuwe onderzoek gaan we ons richten op de Spaanse griep in Dordrecht. Je begrijpt dat het na alle corona-ellende een voor de hand liggend onderwerp is. Ooit, lang geleden, nog voordat we allebei ons doctoraal geschiedenis deden, hebben we ons eens beziggehouden met de cholera-uitbraken in de stad, maar daaruit is nooit een artikel voortgekomen. Ik begrijp dat iemand anders zich daarop heeft gestort, want op 17 maart is er een lezing van de vereniging Oud-Dordrecht over de cholera-uitbraak van 1866. Gelukkig kunnen dit soort lezingen weer. Ik heb ze erg gemist. Met enige regelmaat was er wel een 'zoomlezing', dan zat je met een hele club op je computer naar al die venstertjes te staren, maar dat kan het genoegen van de fysieke aanwezigheid niet evenaren. Het enige aardige ervan was, dat je wel even, zij het indirect, contact had met mensen van over de hele wereld met dezelfde belangstelling, bijvoorbeeld bij lezingen van de Levantine Heritage Foundation, maar voor de rest vond ik het maar niets.


Langzamerhand begint het een beetje op lente te lijken, al staat er al dagen een nare, ijzige wind. Uit die wind en in de zon is het op een terras te doen, mits nog wel ingepakt in winterkleren. Ik ben niet zo van als de zon schijnt direct buiten te willen zitten, maar gisteren op het terras van Centre Ville, waar ik op maandagen weleens kom als Visser gesloten is, was het aardig te doen, hoewel ik naar binnen zou zijn gegaan als er niet een groepje vrienden zat. Iemand vroeg me: 'Hoe lang kom jij hier al?' 'Vanaf eind jaren zestig', antwoordde ik naar waarheid. Daarna heb ik hem verteld dat mijn grootvader van moederskant in 1891 boven Centre Ville is geboren, een verhaal dat ik heel vaak vertel, maar dat leuker is geworden nu ik inmiddels weet wat er in het pand zat voor overgrootvader Daniel Bekker er rond 1880 een café begon en wie, toen hij naar de Nieuwbrug verkaste, zijn opvolgers waren, tot aan de huidige uitbater, Dries Schilten, met wie ik nog op de middelbare school heb gezeten, maar daarover schrijf ik nog even niet, want daar wil ik een artikel over maken. Buiten het terras, in de wind, was het misschien zeven/acht graden. Toch zag ik een jongeman lopen in een t-shirt en een korte broek. Bij sommige mensen heeft het voorjaarszonnetje een wel heel merkwaardige uitwerking op de hersenen. 


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 8 maart 2022


Foto: auteur


woensdag, maart 02, 2022

Kapitein Mainwaring 2.0




Lieve Stella,


Op een keer zei je tegen me, we waren meen ik op vakantie in Nea Iraklitsa, dat charmante plaatsje in de buurt van Kavala: 'Wat hebben wij geluk dat we nooit een oorlog hebben meegemaakt.' Dat klopte niet helemaal, althans voor jou, want je bent midden in de Griekse burgeroorlog geboren. Je hebt daar geen herinneringen aan, behalve de verhalen in de familie. Over de moord op je oom Dimitri door de fascisten, over de vlucht van je vader naar Thessaloniki, waar hij zich beter schuil kon houden, over je grootmoeder, die tijdens de hongersnood in de grote oven, die toen op het erf van de boerderij stond, voor zo'n beetje het halve dorp gratis broden bakte. Die boerderij, nog uit de Osmaanse tijd, is later voor een deel afgebroken. Toen ik met het dorp kennismaakte stond alleen het deerlijk vervallen woonhuis er nog, dat als schuur werd gebruikt. Voor je ouders was inmiddels een nieuw huis gebouwd. Na de val van het communisme in Albanië, werd dat oude soms nog weleens gebruikt als onderkomen voor Albanese seizoensarbeiders, maar inmiddels is het dak ingestort en kijkt niemand er meer naar om.


Ik weet inmiddels niet of ik aan het eind van mijn leven hetzelfde kan zeggen. Ik ben van na de Tweede Wereldoorlog, de grote scheidslijn in het leven van de generatie van mijn ouders. Er was altijd een voor en een na de oorlog. De oorlog zelf was verschrikkelijk, zeiden ze, maar daar werd verder weinig over verteld. Ja, bloembollen vreten in de hongerwinter en dat ik daarom mijn bord diende leeg te eten. Vooral als we weer eens van die smerige custard met klonten toe hadden, was dat een opgave. Als ik als kind iets niet wilde of ergens tegen protesteerde werd er gezegd dat ik mijn mond moest houden, want ik had de oorlog niet meegemaakt, wat gelijk stond aan helemaal niks te hebben meegemaakt en dat ik daarom diende te zwijgen. Misschien horen de kinderen die over een paar jaar worden geboren hetzelfde, als er dan nog kinderen worden geboren, want de Russische tiran Vladimir Poetin is een oorlog begonnen in Oekraïne en heeft zijn kernwapens op scherp gezet. We hopen ter afschrikking van de Navo, dat die zich niet daadwerkelijk met militairen in het conflict mengt, maar het zou evengoed kunnen zijn dat heer P. de weg kwijt raakt, nu zijn leger op veel zwaardere tegenstand stuit dan hij had verwacht en in een vlaag van woede op de knop drukt. Hopelijk zijn er dan een paar verstandige generaals die ingrijpen, anders zou dit misschien mijn laatste brief kunnen zijn.


Gisteren raakte ik in het stamcafé in gesprek met een van de meisjes die daar bedienen. Een werkstudente, die voor onderwijzeres leert. Het had een oud-leerlinge van me kunnen zijn, als ik nog een paar jaar had doorgewerkt, want ze heeft het VWO op mijn oude school gedaan. Ze vroeg hoe het nu zat met Rusland, waar Poetin op uit was en wat dat van die kernwapens betekende. Uit de reactie op mijn antwoorden bleek ze niets, nada, niemendal te weten van de Koude Oorlog, de val van het communisme en de ontwikkelingen daarna. Dingen waarover je weinig hoort op Tiktok en Twitter. 


Nu is het een heel aardig en charmant meisje, dus heb ik geduldig enige uitleg gegeven, maar ik vraag me af wat er op mijn oude school en eigenlijk op al onze middelbare scholen aan de hand is, al weet ik in feite het antwoord wel. Van mijn zesendertig onderwijsjaren heb ik er drieëndertig in het middelbaar onderwijs doorgebracht, dat weet je, die enkele schnabbel aan de universiteit telt niet. In die drieëndertig jaar heb ik het geschiedenisonderwijs gestaag gemarginaliseerd zien worden. Ja, de VGN, de club van geschiedenisleraren, heeft dapper geprobeerd het tij te keren, maar zonder veel succes. Er werd beknibbeld op het aantal lesuren, het vak werd uit twee van de vier 'profielen' gehaald, zodat grofweg de helft van het aantal eindexamenkandidaten het na hun derde schooljaar niet meer heeft, in het lager beroepsonderwijs kwam men met de idiote combinatie met aardrijkskunde en nog iets, ben vergeten wat. Dat worden dan de zaakvakken genoemd. Een combinatie waarin van geschiedenisonderwijs niets meer terechtkomt. Ook kwam het ministerie van onderwijs, voor mijn vak een ware plaats des onheils, met allerlei 'kerndoelen' waaraan moest worden voldaan, die soms wel, maar soms ook niet ergens op sloegen en, nu ja, laat ik erover ophouden. Ik ken gelukkig wel een oud-leerlinge die geen geschiedenis in haar eindexamenpakket had, naar een school voor de journalistiek ging en daarna zoveel plezier in geschiedenis had, dat ze er aan de universiteit in is afgestudeerd, in de tijd dat je nog doctorandus werd in plaats van master of arts. 


Doctorandus dat klinkt toch veel chiquer dan 'meester in kunsten'? Die titel heeft ook het voordeel dat ze in het buitenland denken dat je bent gepromoveerd of zelfs twee doctorstitels hebt. Of voordeel, het is maar hoe je er naar kijkt. Ik zei weleens tegen mijn leerlingen: 'In Duitsland ben ik Herr Doktor, in Griekenland professor en in Dordrecht een boerenlul van het Dalton Lyceum'. Ik gebruik mijn titel weleens, als ik ruzie heb met de belastingdienst bijvoorbeeld, of als ik een artikel publiceer in een niet al te onbelangrijk tijdschrift, maar dat is het dan wel zo'n beetje.


Ik heb dat aardige kind dus verteld dat ik ook enigszins verrast was door de Russische aanval op Oekraïne, dat ik het een daad van ongehoorde schofterigheid vind, maar dat ik me ook ernstige zorgen maak over het oorlogsgetrommel in het Westen, dat weleens een beetje aan zelfkritiek mag doen. Toen de Sovjet-Unie zich terugtrok uit Oost-Europa, Duitsland werd herenigd (we hebben dat een beetje van nabij meegemaakt, toen je in Düsseldorf woonde) en het Warschaupact verdween, was de Navo er als de kippen bij om de voormalige bondgenoten van Rusland toe te laten tot de alliantie. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie kwamen de Baltische landen daar nog bij. Zo wek je wel vertrouwen bij een land dat al drie keer met verwoestende gevolgen vanuit West-Europa is binnengevallen. Eerst door Napoleon, daarna door Wilhelm II en vervolgens door Hitler. Dat praat het optreden van Poetin niet goed, maar we moeten niet doen alsof wij, nu ja, de Navo, waar ons lachwekkende legertje ook deel van uitmaakt, de vermoorde onschuld zijn. Ik weet niet of ze het allemaal heeft begrepen, er kwam een klant en die moest worden bediend.


Later vroeg ze ook nog hoe het met de militaire dienstplicht zit. 'Dat zit zo', zei ik, 'onze jongens en meisjes (fijn hè, dat jullie zijn geëmancipeerd?) zijn dienstplichtig, maar de opkomstplicht, dus dat je werkelijk wordt opgeroepen om dienst te doen, is opgeschort. Dat betekent dat als Poetin aanvalt, jullie onder de wapenen kunnen worden geroepen.' Dat zorgde voor enige paniek.


We praatten er aan de stamtafel, waar de gemiddelde leeftijd die van de dienstplicht zacht gezegd enigszins overschrijdt, nog een poosje over na. Als de bom valt, hoeven we ons nergens meer druk over te maken, dat is duidelijk, maar als de Russen, of wat ons betreft de Chinezen, de Indiërs, de Brazilianen of die snor uit Venezuela het met conventionele wapens zouden proberen, dan willen we als stamgasten best een nieuwe versie van Dad's Army op poten zetten, uiteraard met mij in de rol van kapitein Mainwaring. Je moet er misschien om lachen, maar als we de zaak niet ook met een beetje humor bekijken is echt alles bij voorbaat verloren.


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 2 maart 2022


Foto: auteur