Lieve Stella,
Lang gelegen, toen ik nog een kleuter was, moest mijn vader naar het ziekenhuis voor een blindedarmoperatie. Ik herinner me dat ik dat heel zielig voor hem vond, al had ik geen idee wat blindedarmoperatie betekende. Je moest ervoor in een ziekenhuisbed en je had pijn, zoiets. In ieder geval nam ik mij heilig voor om me nooit van mijn leven ergens aan te laten opereren, maar je kunt niet in de toekomst kijken en onlangs heb ik, op mijn licht gevorderde leeftijd en nadat ik het jaren had weten uit te stellen, toch een operatieve ingreep ondergaan.
Veertien jaar geleden ontdekte ik een zwelling in mijn lies. Last had ik er niet van, maar het was overduidelijk een liesbreuk. Hoe ik er aan kwam? Geen idee. Te veel met oude kranten gesjouwd, misschien, zwaar tuinwerk of gewoon een natuurlijke aanleg, zodat het een keer moest gebeuren. Last had ik er niet van, laat maar zitten, dacht ik en dat is dus lange tijd zo gebleven. Tot ik wat vaker als stadsgids aan de slag ging. Na zo'n wandeling van anderhalf à twee uur had ik regelmatig een rare spanning in mijn lies. Niet echt pijn, maar wel een vervelend gevoel, wat ik een keer aan mijn ter zake diligente huisarts (dat heb ik gejat van Gerard Reve) meldde. Daarna werd een echo gemaakt, voor de zekerheid, die mijn diagnose van toen geheel bevestigde, en volgde er een gesprek met een chirurg. Ik vroeg een weekje of twee bedenktijd, want tja, het risico dat hij beklemd zo raken, met nare gevolgen, was maar 2%. Aan de andere kant wordt zo'n breuk langzaam groter bij het vorderen der jaren. Het 'vorderen der jaren', zo'n term zit bij mij in de la bij een uitdrukking als 'ouden van dagen'. Dan zie ik verschrompelde mannetjes rond een tafel in het Dordtse oudemannenhuis, lang geleden gesloopt, vier op een kamer en privacy ho maar. Je moet er toch niet aan denken, maar ik dwaal weer eens af.
Afgelopen dinsdag ben ik in de locatie Zwijndrecht van het Albert Schweitzer ziekenhuis uiteindelijk geopereerd. Ik geef toe dat ik er nogal tegenop zag en zelfs op de dag ervoor met het idee heb gespeeld om af te bellen. Het viel alles mee. Een korte ingreep met een ruggenprik (waarom die tussen n als het maar om één rug gaat?), waarna ik zo weer terug was op mijn kamer. Gelukkig een kamer voor mezelf alleen, zodat ik tijdens het wachten voor de ingreep en daarna op mijn gemak kon lezen. Om een uur of half zes kon ik weer naar huis, gehaald en gebracht door vriend Cees Kloosterman, die onlangs ook al zo'n mooie website voor me bouwde. Niets dan lof voor het genezend en verzorgend personeel. Professioneel en uiterst vriendelijk. Je weet, ik heb iets irrationeels tegen Zwijndrecht, maar voor de locatie daar van het ASz maak ik graag een uitzondering.
De eerste dagen ben ik in de watten gelegd door onze vriendinnen Jasmijn en Lé, die voor me kookten en me gezelschap hielden, maar nu kan ik het wel weer helemaal zelf aan. Het viel alles bij elkaar wel mee dus, alleen zit de operatiewond op een lastige plek, net onder mijn embonpoint, waar zich in de buurt ook buikspieren schijnen te bevinden, met als gevolg dat ik in zittende houding volstrekt geen pijn heb, maar dat bij het bewegen die wond af en toe nog vervelend kan 'trekken'. Ik heb een paar dagen paracetamol geslikt, maar dat is niet meer nodig. Van het ziekenhuis kreeg ik tramadol, een soort paardenmiddel dat ik ooit eens heb geprobeerd na mijn reanimatie, toen het borstbeen zwaar gekneusd was, maar daar werd ik knettergek van. De hele wereld begon te draaien en ik kreeg rare hallucinaties. Ik heb het dus eerst maar eens zonder geprobeerd en dat is goed gegaan.
Ik heb, voor mijn doen, een paar dagen rustig aan gedaan. Dat wil zeggen, overdag wat lezingen voorbereid, want er komt in de komende maanden weer het een en ander aan, en mij 's avonds op die serie 'Vikings' van Netflix gestort, je weet wel met de schone schildmaagd Lagertha en haar bende Noorse woestelingen. Lekker ontspannend, want je hoeft er niet bij na te denken en het houdt ook de waan van de dag even buiten de deur en die is nog veel erger dan de negende eeuwse moord en doodslag.
Natuurlijk komt zo'n operatie nooit gelegen. Eerst belde de afdeling planning voor 2 of 3 oktober, maar dat kwam niet uit omdat ik toen het eerste kroegcollege van het seizoen (iedere eerste donderdag van de maand in Visser op de Groenmarkt), dat ik zelf had georganiseerd, wilde bijwonen. Dat mocht ik echt niet missen, want oud-collega Willem Pijpers kwam vertellen over het rivierenlandschap rondom Dordrecht en je weet, ik heb ooit voor de keuze gestaan om geografie of geschiedenis te gaan studeren. Toen ze voor 31 oktober belden, kon ik met goed fatsoen niet weer om uitstel vragen en na veertien jaar moest er toch ook eens een keer een einde komen aan mijn endemisch uitstelgedrag, maar daardoor moest ik wel de promotie van een oud-leerling in Amsterdam missen. Gelukkig was één van zijn paranimfen zo aardig een link te sturen, zodat ik de plechtigheid uiteindelijk via de computer kon volgen, maar wat was ik er graag bij geweest. Ik vind het altijd geweldig als oud-leerlingen promoveren of zich op een andere manier verdienstelijk onderscheiden, al zouden ze dat zonder mijn geschiedenislessen ongetwijfeld ook wel gedaan hebben.
Na de medische avonturen volgt natuurlijk het gewoonlijke geklaag over het weer. Het is altijd te nat, te koud, te warm, te droog, of ongeschikt voor 'ons soort mensen'. Dat is een uitdrukking die mijn moeder soms bezigde. Iemand die niet viel onder 'ons soort mensen' was bijvoorbeeld Jacob B., die weleens bij ons langs kwam om te telefoneren. Jacob was een Zeeuw met wat simpele, geestelijke capaciteiten en een heel harde stem. In de jaren zestig had nog niet iedereen telefoon en telefooncellen waren er wel, maar ook niet op elke straathoek. Soms moest hij naar familie bellen en dat kon dan bij ons, tegen een kleine bijdrage in contanten, te deponeren in een busje met een gleuf en 'Telefoon' erop. Wij geloofden dat Jacob dacht dat het goedkoper was als je hard in de haak brulde, dat het dan tot de provinciegrens gratis was of zoiets. Een enkele keer als Jacob, getrouwd met de evenmin erg snuggere dochter van de schoenmaker bij ons om de hoek, iets te vaak zijn familie nodig had, zei mijn moeder dat er storing was en dat hij maar naar het postkantoor moest gaan. Dat postkantoor hebben ze in 1978 in het kader van de stadssanering afgebroken, een stedenbouwkundige misser van megaformaat waarover iedere rechtgeaarde Dordtenaar van boven de zestig zich nog regelmatig kwaad maakt.
Ik wilde eigenlijk alleen maar zeggen dat het de afgelopen twee weken vervelend zeikweer is geweest, met bakken vol regen en veel wind. Dan is een operatie met congé tot rustig binnen blijven ineens niet zo heel bezwaarlijk meer. Uiteraard doe ik deze week nog geen wandelingen als stadsgids. Dat zou wat al te optimistisch zijn, maar ik ben woensdag wel te gast in de talk-show van Kees Thies en Marjolein Meijers in theater Kunstmin, die als onderwerp de jaren zestig heeft. Ik ga die als historicus duiden. De voorbereiding bracht me terug naar de tijd dat we Bobby Kinghe oprichtten en dat we provocerende stukjes schreven in het blad BIJ van de Culturele Raad. Over Jesus die terug zou keren op een motorfiets, bijvoorbeeld. Het was altijd raak, iedere keer sprongen de SGP'ers in de gemeenteraad op als een bosje vlooien. Die uitdrukking heb ik van mijn opa, die toen nog leefde en nog net een stukje 'sixties' heeft meegemaakt. Hij stond er heel wat toleranter tegenover dan de zultkoppen en het klootjesvolk van de generatie van mijn ouders. Ik zie me als zestienjarige nog een beetje beteuterd staan voor het bureau van de directeur van de Mulo, die mij kapittelde omdat ik het gewaagd had in een stukje in de lokale krant te pleiten voor legalisering van hasj en marihuana. Daar is het nog steeds niet van gekomen. Misschien is er een nieuwe generatie zultkoppen aan de macht, wie zal het zeggen? Ik ga woensdag in ieder geval heerlijk nostalgisch 'weg met het klootjesvolk!' roepen.
In gedachten, altijd,
Kees
Dordrecht, 5 november 2023
Foto: archief auteur