donderdag, december 29, 2016

Twee voor de prijs van één




Er kwam een brief van de gemeente Dordrecht. Dat ik vanwege mijn licht gevorderde leeftijd een jaar lang gratis met de bus mag, als ik eerst twaalf en een halve euro betaal. Een genereus gebaar jegens mensen die vaak gebruik maken van de bus, maar ik zit er hooguit een keer of vier per jaar in en van twaalf en een halve euro kun je een fles heel behoorlijke wijn kopen.

Ik loop of ik fiets. Toen ik herstellende was van mijn hartstilstand, deed ik een aantal weken aan revalidatie. In een soort sportschool, maar dan zonder spierballenmacho's. De eerste keren nam ik de bus, maar al snel ging ik op de fiets. Als je een beetje doortrapte was het een half uurtje heen en een half uurtje terug. Niet dat ik zo'n sportief type ben, maar het was een leuke aanvulling op de fysio. Welbeschouwd twee voor de prijs van één en een tevreden cardiologe op de koop toe. Die benadrukt wel iedere keer dat ik niet moet terugvallen op mijn oude gewoonte om één keer per dag een sigaartje of een pijp te roken. Mijn Griekse, medische vrienden moeten een beetje lachen om zoveel bezorgdheid.

In Griekenland fiets ik niet. Er zijn elegantere manieren om jezelf het leven te benemen. Wel loop ik daar een paar maal per dag tegen een steile helling op. 'Niet doen,' zeggen de Grieken, 'wel veel wandelen, maar hellingen vermijden.' Soms, als ik in een luie stemming verkeer, neem ik halverwege die helling de bus. Op mijn licht gevorderde leeftijd mag ik voor de halve prijs en in Griekenland wordt nog overal gerookt.


Foto: auteur


maandag, december 26, 2016

Negen jaar




Lieve Stella,

Vandaag alweer negen jaar geleden. Laten we er maar niet te lang bij stilstaan. We hebben genoeg aan het maar al te ware cliché dat de tijd vliegt. Jan Eijkelboom zei me eens: 'Niet de tijd vliegt, maar wij stormen door de tijd.' Hoe dan ook, het lijkt allemaal gisteren te zijn gebeurd. Wat was het guur, die dag van je begrafenis in Thessaloniki. Een maand later, toen we je met vrienden uit Griekenland, Nederland, Vlaanderen en Duitsland herdachten, was het juist wonderbaarlijk mild en zonnig. Twee van die vrienden, John en Marie-Thérèse, heb ik gisteren nog gesproken. We dronken een kerstborrel bij de schouw in hun mooie, middeleeuwse woning in Brugge. Het vuur brandde heerlijk. Jij zat daar ook graag en we hebben het natuurlijk over jou gehad. Ook zij hebben mooie herinneringen aan je. Weet je nog dat we aan de bloemlezing over Cyprus werkten in die heerlijke tuin? Die wordt nu door nieuwbouwplannen bedreigd. Ook Brugge, toch in veel opzichten een voorbeeld van hoe je een stad behoudt, ontkomt niet altijd aan de ellendige combinatie van bestuurlijke megalomanie en derderangsarchitectuur. Kijk maar naar het concertgebouw. De akoestiek binnen is uitstekend, aldus John, maar het ding ziet er niet uit. Bijna even lelijk als de Rotterdamse schouwburg en die koektrommel van Pathé er tegenover.

Ik was een paar dagen in Brugge met Bart en Claudia, met wie ik voor de derde keer kerstavond vierde. Twee maal deden we dat met een geslaagd etentje bij hen in Amsterdam, nu vonden we dat we maar eens naar Brugge moesten. Bart en ik zijn beiden historici met een licht romantische inslag en een zwak voor Brugge. Er zit natuurlijk ook het een en ander aan nep tussen het mooi daar, maar wat zou dat? Een van de mooiste zestiende eeuwse straten in Dordrecht is de Hofstraat. Als je tenminste met je rug naar het Statenplein staat. Ruim de helft van die straat werd eind jaren zeventig van de vorige eeuw gebouwd en daar ben ik nog altijd blij mee.

Inmiddels ben ik terug op het eiland, een paar plezierige herinneringen rijker. Het was fijn om weer eens door het Groeningemuseum te dwalen. Er was een tentoonstelling rond het thema rechtspraak en rechtvaardigheid. Veel schilderijen en prenten van middeleeuwse martelingen en executies. Die variatie van geselingen, onthoofdingen, kruisigingen, radbraken, wurging en levend verbranden, die heden ten dage in de Islamitische Staat en geestverwante landen als onze 'bondgenoot' Saoedi-Arabië nog geweldig populair is.

We bezochten ook het Historium, een multimediale (zoals dat tegenwoordig heet) onderdompeling in het jaar 1435. We genoten er wel van, vonden het een goede weergave van hoe het zou kunnen zijn geweest. Ik betwijfel alleen of een Vlaming in de vijftiende eeuw het woord 'job' zou bezigen voor een baantje, maar dat is een korrel zout op een heel kleine slak en misschien klopt het ook wel, gezien de nauwe contacten met Engeland. Jij zou het als taalkundige ongetwijfeld aardig hebben gevonden om dat uit te zoeken.

Na zoveel geschiedenis was het tijd voor een rondje door een brouwerij, in dit geval De Halve Maen, waar ze de Brugse Zot en de Straffe Hendrik maken. We werden meegevoerd tot op het dak, vanwaar je een groots uitzicht hebt op de stad. Culinair kwamen we niets tekort, dat begrijp je, ik hoef je de details niet te vertellen. Alleen het voorgerecht bij Het Visioen kon mij niet bekoren, maar dat kwam niet door het aardige personeel, maar doordat ik de gedachte rauw vlees te moeten eten niet kan verdragen. Daarom zijn tartaar en carpaccio niet aan mij besteed. Sushi trouwens ook niet, want we hebben het maken van vuur niet voor niets uitgevonden.

Afgelopen woensdag werd een kort interview met mij opgenomen door Esther de Beun van Drechtstad FM, voor haar kerstprogramma. De vraag was wat kerst voor mij betekent. In de eerste plaats natuurlijk jouw overlijden op tweede kerstdag. Je bent dagelijks in mijn gedachten, maar vandaag nog meer dan anders. Gelukkig ben ik geen depressief type en geniet ik vooral van de talloze mooie herinneringen aan ons leven samen. Die ga ik vandaag vieren. Aan het sprookje van het kindeke Jezus heb ik geen boodschap. Ja, het is een mooi verhaal, ik was er als kind diep van onder de indruk, en het heeft velen geïnspireerd tot prachtige kunst, maar ik vier het Midwinterfeest, de zonnewende, het feit dat het duisterste deel van de winter, het seizoen van de dood, voorbij is, ook al staan ons nog die ellendige maanden januari en februari, schraal in vele opzichten, te wachten.

We hebben nog één feestje voor de boeg: Oud & Nieuw. De knalmongolen lopen er al warm voor mocht ik diep in de nacht horen. Daarna beginnen die twee dorre maanden voor het voorjaar aanbreekt. Ik hoop daarin de nieuwe verhalenbundel af te ronden, waarvoor buurvrouw Elvira de illustraties maakt. Wie weet ga ik er ook nog wel een weekeinde tussenuit, naar Lissabon, Dublin, Berlijn of Thessaloniki. Zolang het nog kan, want ik ben niet gerust op wat de domme, maar wel met kiesrecht uitgeruste, medemens nog gaat aanrichten. Alsof die stompzinnige Brexit, dat lachwekkende Oekraïne-referendum en de verkiezing van een ongeletterde grofbek tot president van de Verenigde Staten al niet erg genoeg zijn. Natuurlijk moet dan wel de jongedame die nu en dan mijn bestaan opvrolijkt gelegenheid hebben om mee te gaan, anders kan ik net zo goed thuis blijven. Ze lijkt een beetje op het model in Madonna in de kerk van Jan van Eyck. Je zou haar vast heel leuk vinden.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 26 december 2016


Foto: archief auteur


donderdag, december 22, 2016

Muze




Ik zet de radio aan en hoor dat er iemand is die zich in een hol heeft ingegraven om te weten hoe het voelt als je een das bent. 's Avonds kruipt hij naar buiten om, op handen en voeten, op jacht te gaan naar wormen. Ik weet weinig van wormen, behalve dat je er goed mee kunt vissen. Van dassen weet ik evenmin veel. De biologielessen op school beperkten zich tot het menselijk skelet, de vele magen van de koe en de avonturen van de leraar, die in Indië tegen de Japanners had gevochten.

De enige das die ik heb gekend was Gregorius, uit het bos van Paulus de Boskabouter. Hij sprak weleens met Salomo de Raaf en Oehoeboeroe de Uil. Wijze dieren die Paulus bijstonden in het binnen de perken houden van het Kwaad, gepersonifieerd door de heks Eucalypta en haar wat sullige assistent Krakras. Ik geloof dat dat een kip was, maar ik weet het niet zeker en ik ga het niet opzoeken. Het is een vroege zondagmorgen, dan zet je de computer nog niet aan. Kippen breng ik niet direct in verband met het Kwaad, maar ze houden er wel een akelige pikorde op na.

Gisteravond was ik op een feestje. Daar sprak ik een jonge vrouw die eerst iets bij de televisie deed, maar nu in de reclamewereld rondloopt. Ze vond dat ik een muze moest zoeken, zodat ik niet meer zelf de was hoef op te hangen of de vaatwasser uit te ruimen. Ze was overal getatoeëerd en had daardoor iets van een reclamezuil. We dronken rode wijn. Ik bleef maar aan die muze denken. Voor ik vertrok, om vanmorgen te luisteren naar het verhaal over de dassenman, dronk ik nog een glas whisky. Daarna was het te laat om Claire te bellen. Bovendien had ze het kind.

Foto: auteur


maandag, december 19, 2016

Revolutie




Ik ben een radioliefhebber. Naar de televisie kijk ik maar heel af en toe. Ik kan er vaak niet wakker bij blijven. Doorgaans staat Radio 1 aan. Tot het begint te irriteren. Dat kan zijn door de onnozelheid van een programma. Bijvoorbeeld Stand.nl. Dat vind ik niet om aan te horen. Ik heb mijn buik vol van 'de gewone man' (of vrouw, anders begint iemand weer te zeuren), die mag inbellen en slechts in uitzonderlijke gevallen iets van enig belang heeft te melden. Als ik borreltafelgeoudehoer wil horen, ga ik wel naar de buurtkroeg. De stellingen in Stand.nl gaan uitsluitend over de waan van de dag en zijn soms nogal onnozel. Ook de spreeksnelheid begint snel te irriteren. In veel programma's is die veel te hoog. Het ratelt en ratelt maar door.

Ik ben ook weleens op de radio. Dan bezondig ik mij een enkele keer ook aan te snel spreken. Als ik mij door het onderwerp laat meeslepen, of iets ingewikkelds moet uitleggen in veel te weinig tijd, bijvoorbeeld als je net voor de valbijl van de Ster in de uitzending komt. Meestal probeer ik op mijn spreeksnelheid te letten. Dat heb ik geleerd op de Gemeentelijke Pedagogische Akademie in Dordrecht, tussen 1971 en 1974.

Een betere opleiding in zijn soort was moeilijk te vinden, maar hij is in de jaren tachtig verloederd tot een petieterige dependance van de Hogeschool van Rotterdam (& Omstreken). Dat had veel te maken met die gelovigen in het heil van onderwijsfusies, met bezuinigingen, met een onverschillig stadsbestuur en met enkele carrièregeile ambtenaren op het gemeentehuis. Toch zijn er nog steeds meesters en juffen die kunnen lezen en schrijven en goed onderwijs geven. Willem Walraven schrijft op bladzijde 686 van zijn Brieven (Amsterdam 1992): 'Je wordt niet knap van scholen, maar alleen van je eigen studiezin.'

Het gebouw van de Gemeentelijke Pedagogische Akademie, gloednieuw toen ik er als student rondliep, is gesloopt. Er staat nu een akelige woontoren. De kelder, waar de studentenkantine was en waar we rokend, blowend en cola drinkend de revolutie die nooit zou komen voorbereidden, is herinnering geworden. Hij had prachtige, psychedelische wandschilderingen van Ron Brus, die al jaren geleden is overleden. Het spannende meisje waarmee ik in die dagen vree, is nu de vermoeide directrice van onze buurtschool. Ze gaat volgend jaar met pensioen.

Foto: archief auteur



vrijdag, december 16, 2016

Ondoordacht




Kort geleden was ik op een bijeenkomst van een letterkundig genootschap, waar een hooggeleerde heer een lezing hield. Na zo'n lezing is er altijd een borrel en vervolgens een diner. De lezing was interessant, de sfeer bij de borrel uitstekend. Wij gingen aan tafel. Nadat het voorgerecht was geserveerd, verzocht de spreker, eregast bij het maal, iedereen op te staan. Daarna ging hij voor in gebed. Je wil op zo'n ogenblik de stemming niet bederven, maar ik had uiteraard onmiddellijk onder protest moeten gaan zitten. Ik vond het, om het woord respectloos niet direct te gebruiken, nogal ondoordacht van de hooggeleerde. Het letterkundig genootschap heeft geen religieuze achtergrond. Ik voelde mij als niet gelovige nogal ongemakkelijk.

Je merkt dat wel meer, vooral bij aanhangers van een van de messianistische godsdiensten, die houding van: ik geloof iets en jij dient dat niet alleen te respecteren, maar je hebt je er ook aan aan te passen. Het is een houding van respect eisen, maar geen respect hebben. Geen respect voor andere opvattingen. De hooggeleerde is een brave man, die op geen enkele wijze neigt naar enige vorm van extremisme, maar wat hij deed is wel de cent oprapen waarmee het miljoen begint. Een flinke stap verder is in je gemeente op zondag het zwembad dicht houden of 'hoer' roepen tegen een vrouw met een kort rokje. We weten waar het eindigt. In bloedbaden.

Een deel van mijn jeugd groeide ik op achter een kerk. Daar was mijn moeder koster. Gelukkig was het een remonstrantse kerk. Remonstranten zijn de prettige uitzondering onder de messianisten. Zij zijn de spreekwoordelijke tolerantie. Ik legde in de loop der jaren mijn geloof af. Nooit heeft een remonstrant daar afkeuring over uitgesproken, laat staan geprobeerd mij bij de kudde te houden. Dat siert hen. Zoals het hen ook siert dat ze begin jaren '60 de kerk, althans die waarachter ik woonde, enige tijd deelden met een groep islamitische gastarbeiders, voor die zelf over een gebedsruimte konden beschikken. Zou die kleinzoon van een van hen, die onlangs tegen de kerk stond te pissen, dat weten?


Foto: auteur


dinsdag, december 13, 2016

Koloniaal verleden




Ik was naar Amsterdam voor een heugelijke gebeurtenis. Een oud-leerling, en inmiddels goede vriend, had zijn mastertitel in de geschiedenis behaald. Waarom je in Nederland een Engelse titel moet halen, in plaats van gewoon doctorandus te worden in het Latijn, de taal van de wetenschap, heb ik nooit begrepen. Het zal de Hollandse drang om internationaal te willen meetellen wel zijn. Het minderwaardigheidsgevoel van het boertje uit de provincie dat een keer de hoofdstad bezoekt. De Duitsers doen er niet aan en die tellen in de wetenschap internationaal gewoon mee, evenals de Belgen en nog wat naties die niet lijden aan Nederlandse schizofrenie: altijd denken dat je jaren op de rest van de wereld vooruit loopt en altijd denken dat je het lulletje van de Europese provincie bent.

Het was een mooie ceremonie. De voorzitter van de examencommissie sprak waarderende woorden, de professor hield een boeiend betoog over het vak in het algemeen en de scriptie in het bijzonder en ook het dankwoord van de laureaat mocht er zijn. Een en ander vond plaats in het NIOD, waar je in de hal wordt begroet door professor doctor Lou de Jong, die met een weids gebaar zijn boeken over Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog uitstalt. Ik ken hem nog van de televisie. Toen was hij altijd in zwart-wit en heette het NIOD nog Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie.

Voor wie het NIOD nooit bezocht: het is een stijlvol gebouw met een interieur uit de late negentiende eeuw. Bijna, maar nog net niet zo fraai als het academiegebouw van mijn eigen universiteit, de Universiteit Utrecht. Daar kreeg ik lang geleden mijn bul uit handen van Maarten van Rossem. In de tijd dat hij nog geen bekende verschijning in de media was, maar al wel een geniaal en scherpzinnig historicus. Ik zeg het er maar even bij, want die leutigheid bij zo'n kwis als De Slimste Mens geeft weleens een vertekend beeld. Na afloop gingen we eten in het Indische restaurant Kantjil en de Tijger. Master of arts en doctorandus gelijkelijk genietend van ons koloniaal verleden, dat uitstekend smaakte.


Foto: Martin Damen


zaterdag, december 10, 2016

Kavafis




Ze zegt dat ze vliegtuigen eng vindt. Ik ben het met haar eens. Opeengepakt met mensen waar je normaal nooit mee om zou gaan. Krap, benauwd, kilometers boven de aarde en nooit de zekerheid dat je er levend uitkomt. 'Maar de taxirit van of naar het vliegveld is vele malen gevaarlijker,' werp ik op. Toen ik onlangs van Skyros kwam, trof ik weer zo'n losgeslagen idioot die honderddertig reed op de periferiako, de rondweg, waar je maar negentig mag. Bumperkleven, knipperen met de lichten en uiteraard zijn mobiel aan het oor.

Ze is in het zwart, maar er is niemand dood in haar familie. Ze is er trouwens het type niet naar om zich te voegen naar de bedenkelijke traditie om rouwend in het zwart te gaan. Ze rookt ketting, maar de wijn laat ze voorlopig staan. Ze heeft de ene deadline na de andere, de belasting klopt aan de deur, maar de krant is niet vlot van betalen.

Ze kent veel van Kavafis uit het hoofd, maar over Kavafis is al zoveel geschreven. Toch zou ze hem graag interviewen als dat mogelijk was geweest. Ik raad haar aan Alexandrië te bezoeken, misschien zit er een artikel in. Ze haalt haar schouders op, maar als ik zeg dat er ook een bus naar het vliegveld gaat, glimlacht ze.

Foto: auteur


woensdag, december 07, 2016

Vooruitgang




Gisteravond moest ik aan de in 1985 gestorven dichter C. Buddingh' denken, wiens roepnaam, Kees, door de onwetenden en onnozelen der aarde steevast als Cees wordt gespeld, want die C, hè. Dat je die voor een E als een K uitspreekt en ook schrijft, want Cornelis dient afgekort als Kees of Cor, wil er bij menig medemens maar niet in, zelfs niet bij de familie van de dichter, die, hoewel deze zich vaak tegen die C heeft uitgesproken, doodleuk Cees op zijn grafsteen liet zetten. Toch is zijn jongste zoon een begaafd en door mij zeer bewonderd vertaler.

Het ligt ook een beetje aan Buddingh' zelf, die in zijn jonge jaren Cees wel tolereerde op het omslag van enkele van zijn uitgaven. Een jeugdzonde die hem zijn leven lang werd nagedragen, zoals ik zo dom was mijn naam ooit één keer in 1967, op zestienjarige leeftijd, in een blaadje te schrijven als Cees A. Klok, waarna het afschrikwekkende Cees ook mij begon te achtervolgen. Ik heb inmiddels negentien boeken gepubliceerd met Kees Klok op het omslag en nog schrijft de Dordtse journalist Hans Berrevoets af en toe Cees, maar die is dan ook voorzitter van de Raad van Kerken. Daar straffen ze tot in het zevende geslacht. Goed dus dat ik geen kinderen heb.

Ik was gisteravond in het FC Dordrecht-stadion. Tot zijn dood was Kees Buddingh' daar regelmatig te vinden. Ik stel mij voor dat hij ook bij de legendarische bekerwedstrijd was, op 17 januari 1982, van DS'79, zoals FC Dordrecht toen even heette, tegen Ajax, waar Hakim Braham Johan Cruijff aftroefde en Dordt aan de overwinning hielp. Buddingh' voetbalde ooit in het eerste van DFC, de moederclub van FC Dordrecht, evenals mijn goede vriend Gerrit de Wolf. Met Buddingh' en Gerrit heb ik een tijdje in hetzelfde schaakteam gespeeld, wat ik al vaker heb opgeschreven. Ze zijn beiden te jong overleden, maar enig verband tussen deze feiten is nooit aangetoond. Wel was het ook toen tobben met FC Dordrecht, waar ieder seizoen in de eredivisie wordt afgewisseld door twintig seizoenen in de eerste. Toch komen we graag in het stadion, altijd op de noordtribune, het meest vervallen, maar ook gezelligste deel van die unieke optrek aan de Krommedijk. Het is geen toeval dat zich daar een aantal Buddingh'-liefhebbers, met oog voor het humoristische detail, verzamelt. Ook nu werd ons weer een curieuze wedstrijd voorgeschoteld, met veel klunzig gestuntel en een enkel geniaal hoogtepunt. Het werd 2-2, want ook de tegenstander, FC Den Bosch, was regelmatig de weg kwijt op het kunstgras. Kunstgras, dat lag er nog niet in Buddingh's tijd, maar zelfs FC Dordrecht kan niet altijd om de vooruitgang heen.


zondag, december 04, 2016

Damocles




In het najaar van 1970 werkte ik als kantoorbediende, in de functie van assistent-expediteur, voor de firma Königsfeld, gevestigd aan de Willemskade te Rotterdam, zo'n beetje tegenover de steiger waar tegenwoordig de waterbus afmeert. Halve dagen. 's Morgens van half negen tot half een. Daarnaast studeerde ik Engels MO-A, een bijzonder vervelende studie, want er werd niets aan literatuur gedaan. Het ging uitsluitend over grammatica en fonetiek en daarbij kon ik niet wakker blijven. Begin 1971 zou ik de studie opgeven, mij er niet van bewust dat ik die grammatica nog hard nodig zou hebben bij het vertalen van poëzie, maar dat ik zoiets ooit zou doen, lag nog ver in de toekomst.

Toen hing boven de toekomst een zwaard van Damocles. Dat zwaard heette dienstplicht. Begin september had ik mij, daartoe gedwongen door een oproep van de boven ons gestelde Autoriteiten, gemeld bij een pand in Delft, waar een of andere sergeant-majoor uit de voormalige overzeese gebiedsdelen de verzamelde jeugd toebrulde dat wij die dag 'onder de krijgstucht' vielen ten einde medisch te worden gekeurd. Iemand moest daar zo onbedaarlijk om lachen, dat hij meteen naar huis werd gestuurd.

In het leger gaan leek mij een verschrikkelijke ervaring. Ik had het bij de padvinderij al niet lang uitgehouden. Discipline verafschuwde ik van nature en gedichten schrijven vond ik vele malen belangrijker dan ergens in Duitsland, door het eten van gevulde koeken en het almaar innemen van accijnsvrij bier, de Russen tegen te houden. Ik had een poster van Che Guevara op mijn kamer hangen en van het idee een slaapzaal te moeten delen met een roedel onverstaanbare Limburgers of Groningers uit het strokartongebied, lag ik bij voorbaat 's nachts wakker. Gelukkig was het leger toen nog niet populair bij vrouwen, want als ik ergens ongehoord bedroefd van word, is het van meisjes in legeruniform. Behalve dan van dat ene lieve luchtmachtmeisje dat mij op Skyros betoverde.




Aan het einde van de keuringsdag kreeg ik geen uitsluitsel. Ik had een klein mankement aan mijn schouder flink opgeblazen en moest tekenen dat men mijn behandelend arts, een orthopeed, nadere inlichtingen kon vragen. Daarna begon het lange wachten. Tot er op 19 november een envelop kwam vanwege het gemeentebestuur van Dordrecht. Daarin zat een briefje, ondertekend door de luitenant-kolonel der Jagers, J.W.A. Notten, dat mij voorgoed ongeschikt verklaarde. Een papier dat ik sindsdien koester. De behandelend arts heeft mij nooit meer gezien. Ik heb het als een ware overwinning gevierd, ondanks het nogal schamele loon dat ik bij rederij Königsfeld verdiende.


Foto: auteur


vrijdag, december 02, 2016

Scheffersplein




Ik ken dit plein van toen er nog een pisbak stond
en 's zaterdags de markt voor leven zorgde

rondom het beeld van een schilder
die in Dordrecht nooit schilderen zou.

Van Gogh woonde hier om de hoek
al was het kort, zoals veel

kort was bij Van Gogh -
hij had langer moeten leven.

Hij had de stad misschien dan wél geschilderd,
zoals ooit Witsen deed, dobberend door de havens.

Het plein herinner ik mij het liefst in zwart-wit
vol heren met degelijke hoeden.

Ze hebben mijn overgrootvader nog gekend en
wie weet dronk Van Gogh wel koffie in zijn kroeg,

daar bij de brug, voorbij het rood van de eetgevels
dat het plein 's avonds overschreeuwt,

alsof het altijd zomer is, alsof Vincent
elk ogenblik weer langs kan lopen

met in zijn ogen die brandende blik
van de geloofsfanaat.


Dordrecht, 1 december 2016

Foto: auteur


dinsdag, november 29, 2016

Desi Bouterse-expres




Felicita was mijn heldin, ook al was het taalkundig behelpen. Ze sprak van huis uit Spaans en daarnaast maar een paar woorden Engels. Meestal als ze foto's liet zien van een kind in Santo Domingo. Alle vrouwen in de Tammengastraat hadden een kind in Santo Domingo, althans foto's van een kind in Santo Domingo. Ze wilden ook allemaal met een bakra mee naar Holland. Zelfs als de bakra stokoud was. Dat waren de bakra's die naar de Tammengastraat kwamen doorgaans niet, maar ze waren meestal maar al te bereid om hun aangeboren, calvinistische schuldgevoel op vertoon van een babyfoto met wat extra guldens af te kopen. Desi Bouters was er al, in de zomer van 1982, maar de dollar moest nog komen, evenals de schietpartij in het fort en de brug over de Surinamerivier.

Soms ging ik lopend terug van de Tammengastraat naar onze Bruynzeelwoning in de Morpurgostraat, in de buurt van het kamp, zoals de Memre Boekoekazerne in de volksmond heette. Dat was meestal als de whisky iets te heftig had gestroomd. Je werd 's avonds altijd gevolgd door een roedel honden. Wanneer je een steen opraapte, deinsden ze automatisch achteruit. Het was beter een taxi te nemen, maar als bakra werd je standaard getild. Tot iemand van ons zich een keer bij de poort van het kamp liet afzetten, in plaats van bij de Bruynzeelwoning, en slechts de halve prijs werd gevraagd. Zo werd de 'Desi Bouterse-expres' geboren.

Felicita had iets moederlijks. Als ze je omhelsde was het alsof ze zich over je ontfermde. Afscheid heb ik nooit genomen. Ik verdween, zoals zij op een dag ook zomaar zou verdwijnen, om plaats te maken voor een andere dame met een foto van een kind uit Santo Doningo.

Foto: auteur



zaterdag, november 26, 2016

Tegengif




De storm is gaan liggen. Ik loop de tuin in om de schade op te nemen. Er is geen schade. De oude perenboom is al jaren geleden omgewaaid en het exemplaar dat hem vervangt is nog jong en vitaal. Er ligt wel veel afgevallen blad van andermans bomen. Dat moet opgeruimd. Het is na de storm gaan regenen. We leven in een moeras, maar ik heb geen zin om in de modder te wroeten.

Ik denk aan de dichtbundel De wind houdt het droog van C. Buddingh'. De donkere dagen voor kerst komen in zicht. Een beroerde tijd. Ellendig lange, donkere avonden, wind, regen en kou. Je beklagen over het weer is even zinloos als je beklagen over de kortzichtige en irrationele natuur van de mens. Er zijn er echt die geloven dat het allemaal beter wordt als je de weerman van het journaal met de dood bedreigt.

Poëzie lezen is een goed tegengif tegen de 'sociale' media en alle verongelijktheid die je daar tegenkomt. Alle leugens, bedrog, kwaadaardigheid, fanatisme, waandenkbeelden en sneu moralisme, gelardeerd met onnozelheid en al dan niet geslaagde humor. Soms zet iemand er een verwijzing naar muziek op, een schilderij of een gedicht. We doen er net alsof we in de echte wereld zijn, waar ik tevreden blader in De wind houdt het droog.


woensdag, november 23, 2016

Brief aan Stella uit Thessaloniki




Lieve Stella,

Na tien dagen wolken, met af en toe een spetter regen, zien we vandaag een streepje zon. Het werd tijd. Mijn humeur klaarde er van op, al ben ik van mezelf geen chagrijnig en klagerig type. Je zult mij ook nooit in een korte broek in de stad zien. De laatste keer dat ik dat deed, was ik een tienjarige padvinder. Nu, vijfenvijftig jaar later, is het dik herfst. De bomen zijn prachtig aan het verkleuren, maar het is wel de opmaat tot het seizoen van de dood. Demeter, die hier gewoon Dimitra heet, is weer op weg naar haar tijdelijk verblijf in Hades en je moet altijd maar weer hopen dat ze tijdig terugkeert.

Toen ik op weg naar het Varken langs de Experimentele School kwam, werd ik van achter het hek aangeroepen door een paar leerlingen: 'Meneer, meneer, onze bal ligt onder een auto! Die Mercedes daar!' Ik heb die bal onder de auto vandaan geplukt en hem met een zwierige boog, zoals een fan van FC Dordrecht dat doet, teruggeschopt. Die kinderen moesten eens weten, dacht ik, hoeveel voetstappen jij en ik op die school hebben liggen. Jij toen je er Engels gaf, wij samen ten tijde van de uitwisseling met mijn school in Dordrecht. Er werkt niemand meer uit 'onze tijd', neem ik aan. Als ik zou binnenstappen, zou ik vermoedelijk met enig wantrouwen worden bekeken. Welke docent kent onze namen en foto's uit het herdenkingsboek voor het vijfenzeventigjarig bestaan? Ja, jij staat nog wel in de lijst van (oud)docenten op de internetpagina, maar voor de huidige leerlingen is die tijd al bijna de oudheid. Zoals het gepraat over de oorlog, de breuklijn in het leven van mijn ouders, voor mij als kind de oudheid was. Ik moest zelf op zekere leeftijd geraken om te begrijpen hoe actueel die periode nog voor hun was en waarom hij eigenlijk altijd actueel is gebleven.

FC Dordrecht blijft een zorgenkind. Het vorige seizoen verliep tamelijk rampzalig en nu zit het weer in de kelder van de Eerste Divisie. Er wordt meestal wel met enthousiasme en inzet gespeeld, maar vaak is de selectie net een maatje te klein. Het is een jongensteam met beperkte ervaring. Wat zou helpen is een oudere speler met inzicht en een zeker pedagogisch overwicht, een soort Dirk Kuijt, maar dat kan Dordt niet betalen. Ik maak mij zorgen over degradatie naar de Tweede Divisie. Ik zou dan nog wel naar de wedstrijden gaan, maar ik vrees dat degradatie de doodssteek is voor de club. Althans in zijn huidige vorm. Dan moet de boel maar weer opgaan in de moederclub, DFC. Kan het stadion worden gesloopt, zodat de gemeente er villa's kan laten bouwen. Dat zo pakweg tweeduizend mensen dan hun tweewekelijkse wedstrijd zullen missen, zal de meeste raadsleden worst zijn. Er wordt regelmatig hoog opgegeven over Dordrechtpromotie en ja, er is van alles verbeterd in de stad, maar er blijven altijd een paar assepoesters. Ik denk dat het komt omdat het stadion aan de verkeerde kant van de spoorlijn ligt en Beter Voor Dordt niet Het Beste Voor Dordt blijkt.

Nu Loxias er niet meer is, kom ik regelmatig bij Baraka. Mooi uitzicht op het paleis van Galerius, muziek van Ross Daly, geen loeihard sprekende tavlispelers, maar op beschaafde toon pratende bezoekers, die soms gaan zitten schaken. Dat staat me weleens tegen in het verder mooie Prinkipos, die schreeuwende mensen en die veel te luide muziek, die dat tetteren noodzakelijk maakt. Zeg me niet dat dat de leeftijd is, want te harde muziek en geblèr in de kroeg staan me al vijftig jaar tegen, evenals die typisch Nederlandse afzeikhumor.

Overmorgen is het Ochidag en hebben we weer die parades. Zojuist denderden er een paar straaljagers laag over de stad. Er moet namelijk worden geoefend. Onderwijs en gezondheidszorg zijn grotendeels ingestort door gebrek aan financiën, maar voor dat soort vertoon is altijd geld te vinden. Desnoods betalen we de ambtenarensalarissen maar wat later. Vlak voor ik aankwam hebben de buschauffeurs bijna twee weken achter elkaar gestaakt, omdat hun salaris te laat werd uitbetaald. Geweldig voor de taxibranche natuurlijk, maar je zal als arme, autoloze bejaarde maar hier in de bovenstad wonen.

De Grieken worden trouwens steeds zenuwachtiger door de agressieve, nationalistische taal van de Turkse president Erdogan. Ze hebben natuurlijk al decennia ruzie met de buren over het continentale plat en de afbakening van het luchtruim en al die tijd is Turkije de agressieve, provocerende partij. Je zou van een NAVO-bondgenoot goed nabuurschap verwachten, bereidheid tot overleg en tot het desnoods voorleggen van de conflicten aan het Internationaal Gerechtshof, maar niets van dit alles. Turkije gedraagt zich hufterig, zoals de grootste jongen op het schoolplein die alle anderen met zijn vuisten intimideert. Omdat de Grieken even akelig nationalistisch zijn als de Turken, kan er gemakkelijk een explosieve situatie ontstaan, vooral nu Erdogan wel wat afleiding voor zijn binnenlandse problemen kan gebruiken. Die prachtige Egeïsche Zee als het nieuwe kruitvat van Europa. Ik ben er niet gerust op.

Gisteravond heb ik in Baraka koffie en tsipouro gedronken met Haido, die het laatste jaar in Loxias werkte. Ze is erg aangedaan door de sluiting. Niet alleen omdat ze haar baan kwijt is, op zich al een ramp in het Griekenland van nu, maar ook voor haar was Loxias een thuis. 'Ik loop nog steeds niet door de straat,' zei ze met tranen in haar ogen. Ze is op zoek naar werk, maar voorlopig moet ze thuis voor haar inwonende grootmoeder en haar zieke moeder zorgen. Ze vertelde dat ze lid is van een vereniging die de feestdagen van de Olympische goden in ere houdt, met bijbehorende rituelen. 'Niet die extreem-rechtse fanatiekelingen,' haastte ze zich te zeggen, maar meer een soort van theatergezelschap. Later op de avond voegden zich nog twee Loxianen, Giorgos (de liefhebber van Engelse literatuur) en Yiannis (de zwager van jouw oud-leerling Aïdarinis, de wijnmaker), bij ons. Het was goed hen weer te zien.

Vanmorgen koffie gedronken met Menelaos, in de citadel, waar we een aardig kafeneion vonden, met een mooie tuin. net achter de Byzantijnse muren. Daar heb ik voor de zoveelste keer het verhaal van mijn hartstilstand verteld. Het wordt routine, met steeds dezelfde grapjes, want je moet zulke dingen een tikje luchtig houden. Ik hoorde van Haido, die ook aan EHBO doet, dat er hoop en al twee AED's in Thessaloniki zijn. Als het klopt is dat wel erg weinig voor meer dan een miljoen inwoners. Ik heb in ieder geval geluk gehad dat het me niet hier overkwam, want dan had ik het vrijwel zeker niet overleefd, zoals Sofronis twee jaar geleden.

Na de koffie naar het Agia Sofiaplein gegaan, waar ik geld moest trekken. Daarna heb ik een tijdje in het Varken zitten schrijven. Ik herinner mij de eerste keer dat ik bij het Varken kwam, toen de zaak anders heette en nog niet was verbouwd. Het was het sjofele kafeneion waar veel gepensioneerde onderwijzers kwamen. Nu is het een café voor het sjiekere segment. Ik ga er al jaren 's morgens koffie drinken als ik in de stad ben. Dan kocht ik onderweg een paar kranten bij Newsstand, maar daar hadden ze vorige week ineens niets meer. 'Ik ga sluiten,' zei de eigenaar, met wie ik vaak een praatje maak. 'Ik kan het financieel niet meer volhouden.' Ik zag de kop van Dijsselbloem voor me, die weer eens beweerde dat het beter gaat met de Griekse economie. Ondertussen kan ik straks nergens meer een Guardian en een Times Literary Supplement kopen.

Toen ik gisteren een hapje ging eten bij Myrovolos Smyrni, kwam de baas tot mijn verbazing aan met een papiertje met Hebreeuwse woorden, die hij begon voor te lezen. Nu weet ik wel dat er regelmatig groepen Israëliërs komen eten, die hun wortels in Thessaloniki hebben, maar wat moet ík met Hebreeuws? Toen ik dat vroeg, bleek hij me te verwarren met een Israëliër die ieder jaar het filmfestival bezoekt en die nogal op mij schijnt te lijken. Ik word hier meestal wel voor buitenlander aangezien, wat ik ook ben, maar voor Israëliër, dat is nieuw. Ik droeg niet eens mijn zwarte, maar mijn bruine hoed. Ik vraag me af hoe lang deze zaak nog zal bestaan. Ze hadden wat tafels buiten (in de stoa), maar het binnengedeelte zat op slot. Van die tafels waren er maar twee bezet, terwijl het volop Griekse lunchtijd was. Het eten smaakte er niet minder om

In gedachten, altijd,

Kees

Thessaloniki, 25 oktober 2016

Foto: auteur




zondag, november 20, 2016

Lelijke eend




In de Agia Sofiastraat staat een lelijke eend geparkeerd. Als hij nog rijdt is dat een klein wonder. Hij zit vol deuken, is stevig verroest en de achterbumper hangt half los. Je ziet vaker zulke auto's in Griekenland, alleen niet van zo'n hoge leeftijd. Hij roept herinneringen op aan mijn studentenjaren. Aan de eend, een besteleend, waarmee we naar Parijs reden. Plankgas het avontuur tegemoet. Het avontuur was een vlinderachtig zigeunermeisje achter een flipperkast, in een café nabij het Gare St. Lazare. Het was een avontuur dat zich geheel in ons hoofd afspeelde. Harder dan tachtig kon de eend niet.

Een andere associatie dringt zich op: met een filmpje van Athene-TV, dat rondgaat op internet. Er wordt Grieks in gesproken, maar ook zonder kennis van die taal is het te begrijpen. Het is een aaneenschakeling van gruwelijke verkeersongelukken, met tussendoor beelden van een fulminerende man in een zaaltje, die roept dat wie door rood rijdt een boete van tienduizend euro verdient. Dat zal niet helpen, denk ik, maar ik begrijp hem wel. Het filmpje komt dicht bij de werkelijkheid van het Griekse verkeer. Ik denk aan de taxirit van het vliegveld naar het centrum van Thessaloniki, die ik noodgedwongen steeds weer riskeer. Het zijn niet alleen veel taxichauffeurs die zich op de weg beestachtig gedragen. In Griekenland spreekt men van 'de oorlog op het asfalt.'

Ik loop de straat uit naar het Agia Sofiaplein en krijg bijna pijn aan mijn ogen van de graffiti, die de gebouwen in dikke lagen bedekt. Het is één gore, caleidoscopische troep. Er is werkelijk nauwelijks een plek die niet is onder gekalkt. Zelfs in de schilderachtige bovenstad. Deze stad moet vol boze, puberale puistenkoppen zitten. Tegen de tijd dat ze zijn uitgespoten, hebben ze de leeftijd bereikt om auto te gaan rijden.

Ik kan niet vaak genoeg herhalen dat ik van Griekenland houd. Alleen al om haar geschiedenis en verbluffend natuurschoon. Het verbaast me steeds weer dat Griekenland zo haar best doet mij die liefde af te leren.

Foto: auteur


donderdag, november 17, 2016

Volksbuurt




In de zomer van 1974 ging ik met Annemarie in een klein, vervallen huis wonen in de Marcellus Schampersstraat. We hadden geen idee wie Marcellus Schampers was. Ik had het pandje voor een spotprijs gekocht van een Jehova, die meende dat de wereld toch eerstdaags verging. Het lekte hier en daar, de vloer veerde en een badkamer ontbrak, maar Annemarie had een goede smaak qua inrichten en al snel was het een zoete inval voor vrienden. Daar waren de buren niet altijd blij mee. De buren, dat waren een nurkse, vrijgezelle verpleegster aan de ene kant, een type dat nu alleen nog maar in karikaturen voorkomt, en aan de andere kant een duivenmelker die zijn vrouw sloeg en een vrouw die alleen maar tegen haar kind kon schreeuwen. Als het kind niet sliep, jankte het. Ik begreep al snel de heersende mode niet meer om als intellectueel in een volksbuurt te willen wonen. Toen het stel na een paar maanden vertrok, namen wij twee katten.

Er kwam een vrouw naast ons. Een stokoude vrouw. Zo'n vrouw die op vooroorlogse prentbriefkaarten over een dijk loopt, in een schilderachtig Zeeuws dorp. Altijd in het zwart. Wij wasten ons aan de gootsteen in de keuken. Douchen deden we bij mijn ouders, in een betere buurt. Mevrouw F. rook alsof ze geen gootsteen had, laat staan een douche. Haar meevragen naar mijn ouders ging wat ver. Onder de douche had ik genoeg aan Annemarie. Ik droom nog weleens van het inzepen van haar borsten, wat op mijn lichtgevorderde leeftijd gemakkelijk tot hypertensie kan leiden, maar dit terzijde. We verwachtten dat mevrouw F. spoedig dood zou gaan. Aan die verwachting voldeed ze, maar niet vanwege haar veronderstelde ouderdom. Ze bleek bij haar verscheiden even oud te zijn als ik nu. Ze moet een hard bestaan hebben gehad, of een geheime ziekte. Ze werd opgevolgd door meneer B. Die brak de duiventil af en zette er een mooie wietplant voor in de plaats.

Annemarie hield het krap een jaar vol. Een tijdje later kwam Marion. Haar borsten waren ook een genot om in te zepen en als er lekkage was klom ze onvervaard met de kitspuit het dak op. Achter in de straat begon Klein Istanbul. Naarmate de economie groeide, breidde Klein Istanbul zich uit. Ik kon het huisje met dikke winst verkopen aan een Turkse meneer, die er een paleisje van maakte. Wij zochten iets met een douche, want mijn ouders werden ook een dagje ouder. Marion bleef nog een jaar of twee bij me, daarna trok de volksbuurt haar weer en moest ik voortaan de loodgieter bellen. Wie Marcellus Schampers was, weet ik nog steeds niet. Wel dat de straat middels sloop en nieuwbouw tot bedroevende karakterloosheid is vervallen.

Foto: archief auteur


maandag, november 14, 2016

Ambulante handel




'Ik heb broeken, schoenen, jasjes!' klinkt ineens een luide, metalen stem. Ik kijk over de rand van het balkon. Er komt een zeer bescheiden personenautootje aan. Stapvoets. Op de motorkap zit een luidspreker geschroefd, op het dak staan drie paar schoenen, op hun plaats gehouden door een draad. Aan de geopende achterklep bungelt een handvol klerenhangers met jasjes en broeken. Een groepje buurtbewoners komt het aanbod bekijken. Ik heb niets nodig en lees verder in mijn boek: De stamhouder. De opzienbarende en prachtig geschreven familiekroniek van Alexander Münninghoff. Als ik het uit heb, blijft het achter op Skyros, zodat Roos, de gastvrouw van hotel Achilleion het kan lezen. Geeft me een aanleiding om nog eens te komen: even mijn boek ophalen. Ook zonder die aanleiding kijk ik al voorzichtig uit naar mijn volgende retraite op dit eiland.

Wij hebben geen familiekroniek. Wel een familieboek, over de families Klok en Van der Klok, wat hetzelfde is, of liever was, tot een geboorteaangifte op een onoplettende ambtenaar stuitte. Het is een genealogie. De verhalen die in de familie de ronde doen, moeten nog worden opgetekend. Misschien gebeurt dat nog eens, maar wij hebben geen gravinnen in de familie. Wel een baron, maar dat is aan mijn moeders kant. Daar loopt ook een schout van 's-Gravendeel tussen de voorouders en de legendarische Betje Wolff, die er als jong meisje met een dominee vandoor ging. Die kant van de familie heeft zelfs geen familieboek. De verhalen die rondgaan, zijn er niet minder om.

De stamhouder begint bij de grootvader van de schrijver, een puissant rijke ondernemer. De eerste Klok in ons familieboek was matroos bij de admiraliteit van Amsterdam. Hij kneep er ergens in de jaren zestig van de achttiende eeuw tussenuit, waarop hij werd genoteerd als voortvluchtig crimineel. Sindsdien is het tussen de familie en Amsterdam nooit meer helemaal goedgekomen. Zijn verhaal zou een mooi begin van een familiekroniek kunnen zijn. Er lijkt werk aan de winkel, maar ik kan natuurlijk ook rustig hier op Skyros blijven en in de ambulante handel gaan.

Foto: auteur

vrijdag, november 11, 2016

Brief aan Stella vanaf een Grieks eiland




Lieve Stella,

Het is een heerlijk zonnige zaterdag. Ik heb net een lekkere wandeling achter de rug. Ik moest aan het einde een indrukwekkende helling op, want ik ben weer op Skyros, in het hotel van Roos en Nikos. Gisteravond aangekomen, na drie dagen Athene, waar ik Vaso en Alexis heb gezien en ons Australische nichtje Helen met haar man Pablo. Ik weet niet of jij Helen ooit hebt ontmoet. Dat zou dan moeten zijn geweest voor wij elkaar leerden kennen. Helen en ik hadden regelmatig e-mail contact, als collega's geschiedenis. Jarenlang heb ik in de TTO-klassen materiaal van haar gebruikt. Ze heeft duidelijk de trekken van een Timonidae. Mooi en slim. Ze lijkt op jou, nog meer dan nichtje Eleni, de dochter van Soula. Het was fijn om met haar over jou te praten, al dreigde ik soms even vol te schieten. Wijt dat maar aan de wijn van Zorbas. Ik heb daar overigens matig van gedronken, je kent me, omdat ik de volgende morgen vroeg met Vaso en Alexis naar Marathon zou gaan.

Herinner jij je dat we begin jaren negentig eens naar Athene zijn gegaan omdat ik voor Lychnari een stuk ging schrijven over de Amerikaanse school? Ik kreeg daar een Comeniusbeurs voor. Het was een buitenkansje om er een paar dagen tussenuit te kunnen. Het was wel een eliteschool en op geen enkele manier representatief voor het Griekse onderwijssysteem, maar daar zaten Comenius en ik niet mee.. Terwijl ik naar die school ging, waar ik overigens met alle egards werd ontvangen, bezocht jij verschillende uitgevers met het oog op je vertaalplannen. De collega die mij rondleidde en ons op een avond mee uit eten nam, nodigde ons uit om een paar dagen met zijn familie mee te gaan naar hun zomerhuis in Marathon. Wij moesten echter weer terug naar Nederland (en jij naar Düsseldorf), waardoor ik pas vele jaren later op de plek stond waar de Atheners de Perzen in de pan hebben gehakt.

Het was als met veel van dit soort historisch getroffen plekken: je kunt er beter een boek over lezen. Je weet: hier is het gebeurd, maar je merkt er weinig van. Er stond een treurig hokje, waarin een eenzame mevrouw om aan de schaarse bezoekers, oktober tenslotte, kaartjes te verkopen. Er was een aardige maquette van het terrein ten tijde van de slag en er lag natuurlijk de grafheuvel waarin, naar men zegt, de Atheense gesneuvelden zijn begraven. Verder zagen we veel dor gras en olijfbomen. Er heerste een aangename rust. Er was een jonge hond, zonder baas, die voortdurend met ons wilde spelen, maar er was geen Pers te bekennen. Ik moest denken aan de Perzische leerlingen die ik in de klas heb gehad. Gevlucht uit Iran vanwege de haatbaarden en vastbesloten de kans die Nederland hen gaf ten volle te benutten. Een ervan is onlangs gepromoveerd tot doctor in de medicijnen. Ze doet nu een tijdje vrijwilligerswerk op Lesbos, om het lot van de vluchtelingen, die daar uitzichtloos zijn gestrand, enigszins te verlichten.

Wij zijn al snel bij het strand koffie gaan drinken. 'Hier zijn ze dus geland,' dacht ik nog, maar al snel ging het gesprek over op Charles Dickens, Thomas Hardy en Elizabeth Speller. Alleen Elizabeth heeft iets met Griekenland. Ze verblijft vaak op Paxos. Weet je nog dat we op een dag vanuit Parga overvoeren naar dat charmante mini-eilandje? We verkenden het met een gehuurd brommertje. 's Avonds voeren we weer terug. De schipper was een hork van een vent. Van een Duits echtpaar was de vrouw al aan boord, de man stond om een of andere reden nog op de steiger. De schipper gooide de trossen los en vertrok, Oost-Indisch doof voor de vrouw. Een Italiaan, die met zijn jacht in het haventje lag, zag het en bracht de Duitser met zijn volgboot aan boord. Het was winderig weer. De boot slingerde nogal, waardoor jij je niet erg gelukkig voelde. Ik geloof dat ik toen het idee om in Griekenland een boot te kopen uit mijn hoofd heb gezet.

Na de koffie bezochten we een Romeinse tempel, althans wat ervan over was. Een hoop stenen. Ik vind het altijd razend knap wat de archeologen daarvan weten te maken. Ik kan dat niet. Daarom ben ik historicus en geen archeoloog. Ook hier weer een eenzame ziel in een hokje, al was de toegang gratis, omdat we op het slagveld reeds hadden betaald. Hier en daar stond nog een Egyptisch aandoend beeld overeind. Kopieën, de originelen staan in het plaatselijk archeologisch museum. Daar zouden we ook naartoe gaan, maar onderweg kregen we trek en besloten we maar rechtsreeks naar het stuwmeer bij Marathon te rijden. Daar vonden we een restaurant met een panoramisch uitzicht, waar ik een omeletje heb genomen. Daarna zijn we teruggereden naar Athene, waar ik 's avonds bij Zorbas heb gegeten met Bruno Tersago, Dini Petrakis en Shereen el Sherbini. Dat was opnieuw heel geslaagd, maar erg laat heb ik het niet gemaakt, omdat ik de volgende dag moest vliegen. Twee uur van tevoren aanwezig zijn voor een flutstukje van nauwelijks een half uur.

De stuwdam die op Skyros wordt aangelegd, omdat het eiland altijd tobt met watertekort, vordert, al blijft het de vraag of het reservoir dat uiteindelijk zal ontstaan ook bruikbaar zal zijn. Het komt niet ver van de vuilnisbelt te liggen en daar kan watervervuiling door ontstaan. Onlangs is het provinciebestuur op bezoek geweest, zonder dat dat, volgens iemand die ik in het café sprak, tot enige verandering heeft geleid, maar toeristisch gezien was het een beter jaar dan 2015, al is het aantal chartervluchten vanuit Frankrijk gehalveerd. Ook op Skyros doet de invloed van het internetwinkelen zich gelden, vandaar dat de laatste kledingwinkel dreigt te sluiten. Je zal tijdens een bezoek maar uit je broek scheuren.

De avond is inmiddels gevallen. De avond valt snel en vroeg. Om zeven uur is het al donker en je merkt dat de herfst nakende is. Vanmiddag kwam ik druipend van het zweet terug van mijn wandeling, ik kon rechtsreeks de douche in, maar als ik over een uurtje bij O Lambros ga eten, moet ik een colbert aan of een windjack. Ik heb daar straks uiteraard wel enige aanspraak, ik kom er niet voor niets al jaren, maar toch ben ik alleen en op de een of andere manier vind ik het altijd heel vervelend om op zaterdagavonden alleen te zijn. Op andere avonden kan het mij niet schelen, is het soms heel prettig niemand om je heen te hebben, maar niet op zaterdag. Misschien omdat de zaterdagavond onze uitgaansavond was? Gisteren heb ik bij Roos en Nikos thuis gegeten, wat ik heel leuk vond, maar ik kan uiteraard niet verwachten dat ze mij iedere avond uitnodigen. Dan zou ik mij ook gegeneerd voelen. Ach, ik kom die zaterdagavond wel weer door. Juist de avonden waarvan je het niet verwacht, worden het gezelligst.

Vanmorgen heb ik De stamhouder. Een familiekroniek. van Alexander Münninghoff uitgelezen. Een fascinerend boek. Het leest als een roman, maar hij kreeg de stof dan ook via zijn eigen familie, die is het onderwerp, hij is zelf de stamhouder, op een zilveren blaadje aangereikt. Knap om dan toch de nodige afstand te bewaren, zeker omdat hij uit een, zacht uitgedrukt, opmerkelijke familie komt. Nu ja, anders kun je er ook geen kroniek over schrijven, dan wordt het fictie. Ik ben nu begonnen aan De ontdekking van de wereld van Clarice Lispector. Dat is even omschakelen. Ooit was ze de beroemdste schrijver van Brazilië, maar ik had nog nooit van haar gehoord. Je kunt niet van iedereen in de wereldliteratuur op de hoogte zijn. Hoeveel Brazilianen hebben van mij gehoord, al heb ik inmiddels achttien boeken gepubliceerd, die dingetjes in eigen beheer niet meegerekend? Het doet me denken aan wat Hans Warren schrijft op bladzijde 163 van Geheim Dagboek 1984-1987 (2004): 'Tenslotte is de hele Nederlandse literatuur niet meer dan een binnentuin in een provinciestad.' In denk dat Ilja Leonard Pfeiffer maar beter in Genua kan blijven wonen, willen we ooit nog eens een Nobelprijs voor literatuur krijgen.

Het is tijd voor O Lambros. Zal alles er nog hetzelfde zijn? Je weet het maar niet in dit jaar met al die rampspoed: Visser dicht, evenals Loxias, FC Dordrecht aan een zijden draadje in de biercompetitie, maar DFC, na lang tobben, koploper van de vierde klasse zaterdagamateurs! Het zou C. Buddingh' deugd doen. Waardoor ik me weer afvraag waar de Griekse tijdschriften met jouw Buddingh'- en Eijkelboomvertalingen zijn gebleven. Ik moet daar in je werkkamer toch eens naar op zoek gaan.

In gedachten, altijd,
Kees

Aspous, Skyros, 8 oktober 2016

Foto: auteur