Sportpark Reeweg, Dordrecht, 2 juni 1945. Geheel rechts mijn
oom, Harold Lord, met links van hem Jeanne Bekker, zijn latere
schoonzus. De andere personen zijn mij onbekend. De foto
vermeldt verder: 'C. Flight R.A.F.'
In
1949 trouwde een zus van mijn moeder met een Engelse militair, die
aan het einde van de oorlog gelegerd was in Dordrecht. Tot aan haar
overlijden, eind jaren negentig, onderhielden mijn moeder en haar zussen een wekelijkse briefwisseling met 'Engeland.' Van de
ontelbare brieven die over en weer zijn gegaan, is voor zover ik weet
geen enkel exemplaar bewaard gebleven. Ik vind dat een ramp.
Misschien komt er ooit nog eens een doos ergens van een zolder, maar
bij de afwikkeling van de nalatenschap van mijn ouders en mijn
moeders jongste zus, heb ik er geen enkele kunnen vinden. Ook in
Engeland zijn ze niet meer, anders had ik het zeker vernomen van mijn
oudste neef, evenals ik historicus en sterk gebrand op het bewaren
van brieven en documenten. De eerste brief die hij mij schreef, ik
was toen acht, hij tien, zit keurig in mijn archief, evenals mijn
antwoord in het zijne.
Nu
is niemand in onze familie zo prominent dat er ooit een biografie
over zal worden geschreven, denk ik, behalve misschien het nichtje
dat op het ogenblik promoveert in Cambridge, maar die biografie ga ik
gezien mijn lichtgevorderde leeftijd niet meer meemaken. Als ik haar
zeg dat ze ooit een wereldberoemd historica wordt, lacht ze mij uit
en zegt dat ik als geschiedkundige beter moet weten om de toekomst te
voorspellen. Geschiedenis is ons familievak, al zijn de twee
hoogleraren in de familie beiden taalkundigen.
De
liefde voor de geschiedenis is, net als de liefde voor
(brieven)schrijven, voortgekomen uit de oudere generaties, die van
onze ouders en grootouders. Mijn moeder en haar zussen hielden zich
druk bezig met corresponderen. Sommigen van mijn neven en nichten en
ikzelf doen dat nog steeds, vaak gewoon lekker met de vulpen. Mijn
vader schreef cursieven, net als ik. Van mijn moeders oudste zus is
bekend dat ze een dagboek bijhield en regelmatig reisverslagen
maakte, als ze op vakantie was. Mijn grootvader, in zijn jonge jaren
zeeman, schreef ooit een verslag van zijn wereldreis aan boord van
het s.s. Sloterdijk. Dat is in mijn bezit. Ik koester het. Hij was
geen hooggeletterd man, maar je merkt het plezier dat hij had in het
schrijven. Niet verwonderlijk. Hij heette Bekker, de meisjesnaam van
Betje Wolff.
Onlangs
vroeg iemand zich op de radio af wat er gebeurt met de miljarden
e-mails, die jaarlijks de wereld rondsuizen. Heel veel daarvan zullen
de moeite van het bewaren niet waard zijn, maar heel veel andere wel.
Hoeveel is met geen mogelijkheid te zeggen. Dat een overgroot deel
daarvan vermoedelijk vervluchtigt, vind ik als historicus met een oog
op de toekomst, bijzonder verontrustend. Ik sla de e-mails die ik van
enig belang vind daarom voor de zekerheid maar ergens op.
Eerste pagina van C. Bekker, 101e reis van het S.S. Sloterdijk H.A.L.,
1921.
Foto's:
archief auteur