zondag, juni 29, 2014

Twee boeken




In 2005 verscheen mijn boek Afrodite en Europa. Een beknopte geschiedenis van Cyprus, van de prehistorie tot heden. In de loop van 2011 raakte het uitverkocht, maar de vraag ernaar bleef. Op 15 juli aanstaande is het veertig jaar geleden dat het Griekse kolonelsbewind in samenwerking met lokaal extreem rechts een staatsgreep tegen president Makarios pleegde. De coup mislukte jammerlijk, maar was wel aanleiding tot de Turkse invasie van 20 juli 1974. Sindsdien is Cyprus verdeeld in een zuidelijk deel, de internationaal erkende Republiek Cyprus en een noordelijk deel, de Turkse Republiek van Noord-Cyprus, door niemand, behalve door Turkije erkend en in feite door Ankara bezet gebied. Ondanks vele onderhandelingen lijkt een oplossing voor deze deling nog ver weg. Op 20 juni jongstleden, in de maand voor het veertigjarig 'jubileum' van de fatale couppoging, is een tot recente datum bijgewerkte herdruk van het boek verschenen. Het boek richt zich, evenals de eerste editie, op belangstellende reizigers die iets meer willen weten van Cyprus dan de toeristenfolders doorgaans melden, en op studenten. Voor hen is het een inleiding tot verdere studie van het eiland en de regio.

De geschiedenis van Cyprus is veel meer dan die van de laatste veertig jaar. Het is een avontuur dat al zo'n negenduizend jaar duurt, vanaf de eerste keer dat bewoners van het vasteland naar het eiland overstaken. Afrodite en Europa, namen uit de Griekse mythologie, hadden al in de oudheid betrekking op Cyprus. Een rode draad in de geschiedenis is dat het voortdurend speelbal was van grotere machten in de regio. Dat leidde tot lange perioden van overheersing door Assyriërs, Perzen, Romeinen, Byzantijnen, Osmanen en meest recent de Britten. In 1960 werd Cyprus onafhankelijk, maar dat bracht grote problemen met zich mee, die culmineerden in het geweld van juli 1974 en de voortgaande nasleep daarvan.

Het boek is te bestellen via Boekscout.nl, bij de reguliere boekhandel of rechtsreeks bij mij, via het e-mailadres: keesklok(at)hotmail.com.

Bestelgegevens: Afrodite en Europa: ISBN 978 94 0220 884 9, prijs Є 18.45




Bij uitgeverij Liverse verscheen vorig jaar Balancerend op de rand van Europa. Aspecten van de moderne Griekse geschiedenis en actualiteit

In het eerste deel van dit boek heb ik een aantal artikelen bijeengebracht over de belangrijkste thema's uit de moderne Griekse geschiedenis. Deel twee bestaat uit een aantal columns over de situatie in het hedendaagse, door de economische crisis geteisterde Griekenland. Dit boek is te bestellen bij de uitgever, Liverse, via het e-mailadres info(at)liverse.nl of bij de reguliere boekhandel.

Bestelgegevens:

Balancerend op de rand van Europa: ISBN 978 90 76982 98 4, prijs Є 15.00





zondag, juni 22, 2014

Decolleté




Ik zit wat onthand aan de bar van een etablissement ter stede. Een café waar ik niet zo vaak kom, maar waar een aardig ogend meisje borden wast. Dat zie ik door een luik in de achterzijde van de bar. Het is een eetcafé. De bar wordt bediend door een ander aardig ogend meisje, maar ze moet van haar baas steeds vragen of ze nog iets voor mij kan 'betekenen.' Als ik daar eerlijk op zou antwoorden, word ik de zaak uitgezet en dient men misschien wel een aanklacht in. De baas zat in het jaar onder mij op de middelbare school. Hij heeft een baard en nog al zijn haar, maar hij herkent mij niet. Ik ben wat onthand omdat mijn stamcafé wegens vakantie gesloten is. Dat is een van de eigenaardigheden van mijn stamcafé. Gewoon midden in de zomer en het terrasseizoen een maand dicht. Dan hoeven er geen ingewikkelde afspraken te worden gemaakt over wie wanneer en er hoeft geen aardig ogend meisje te worden aangetrokken via het uitzendwezen om iets voor de klanten te betekenen.

Het voelt als een kleine ramp. Horeca genoeg in Dordrecht, waarover de stamgasten zich verspreiden. De een gaat hier, de ander elders zijn borrel halen, of blijft thuis. Ik ben mijn vertrouwde praatje kwijt, met de vertrouwde mensen, op mijn vertrouwde tijd, in een vertrouwde omgeving waar ik al meer dan veertig jaar kom. Ik kan daar slecht tegen. Het is alsof een stukje van mijn wereld uiteen is gevallen. 'Kom Kees, het is maar tijdelijk,' houd ik mezelf voor. En dat ik niet zo moet overdrijven. Ik heb tenslotte een meisje dat iets voor mij wil betekenen.

Hoe vertrouwd de stamgasten ook zijn, ik heb van vrijwel niemand een telefoonnummer. Een enkeling heeft zelfs geen mobiele telefoon. Afspraken van tevoren hebben we niet gemaakt. Het is alsof je een tornado ziet aankomen en denkt: dat kan niet, dat gebeurt hier niet. Daardoor wacht je lijdzaam af en tref je geen enkele voorbereiding. Mijn stamkroeg gaat iedere zomer een maand dicht, maar wij blijven denken: dat kan niet, dat gebeurt hier niet. Het meisje buigt zich naar mij toe en gunt mij gul een blik in haar decolleté. Op ietwat samenzweerderige toon vraagt zij: 'Kan ik nog wat voor u betekenen, meneer?' Van al die onmogelijkheden raak ik in de war. Ik vraag de rekening.

©Kees Klok

Afbeelding: Eduard Manet - A Bar at the Folies-Bergeres (detail). The Courtauld Institute of Art, London.


donderdag, juni 19, 2014

Pseudoniem




Zal ik mij toch maar een pseudoniem aanmeten, vroeg ik mij onlangs af. Aanleiding waren enkele e-mails die ik ontving van een mevrouw uit een raadsfractie in Hoogezand-Sappemeer. Gericht aan Kees Klok. Een naamgenoot die in het hoge noorden optreedt als lokaal politicus. Ik vermoed dat de dame na de recente verkiezingen als nieuweling is toegetreden tot de raad en dat zij als onafhankelijke, geëmancipeerde vrouw niet om het e-mailadres van haar Kees Klok wilde vragen. 'Dat zoek ik zelf wel uit,' heeft zij wellicht gedacht, daarbij de rug rechtend, zodat haar borsten even de druk voelden van haar emancipatoire tuinbroek, die zo populair was in de jaren zeventig en waarvan een bepaald soort voorvechtster van vrouwenrechten zich nimmer heeft willen bevrijden. Zij vond niet haar Kees Klok, maar de kandidaat-president van de Republiek Dordrecht.

De tuinbroek, de geplette, bh-loze borsten, het rood gesausde stekelhaar en het onvermijdelijke pakje zware shag, achteloos tussen de tieten en het bovendeel van voornoemd kledingstuk. Ik droom er soms nog onrustig van. Er liepen nogal wat van die types rond op onze Pedagogische Akademie (in de jaren zeventig dwangmatig met een k gespeld). Als het aan de borreltafel te hard gaat, wil ik weleens roepen dat de tuinbroek aan de wieg heeft gestaan van de hedendaagse, van hysterische angsten, preutsheid en heksenwaan doordesemde samenleving. Dat is iets te gewaagd, maar de vraag blijft hoe het komt dat het stel veertigers dat nu in de politiek de dienst uitmaakt een cultuur van verbieden, verbieden, verbieden en van infantiele bedilzucht heeft geschapen. Mijn generatie moet iets fout hebben gedaan en misschien is dat toch een beetje begonnen bij de tuinbroek.

Nee ik ben niet tegen vrouwenemancipatie. Ik ben voor het homohuwelijk, voor abortus, voor het afschaffen van de opiumwet, voor naaktlopen op de Paasheuvel, voor een snelle blowjob in de bezemkast, voor roken en drinken op je zestiende, voor onbeperkte openingstijden, voor alle trossen los, voor de pil van Drion, maar tegen de tuinbroek. Ik hoop dat ik mij wat die mevrouw uit Hoogezand-Sappemeer betreft vergis. Je eigen Kees Klok met die andere verwisselen zonder dat je het door hebt, lijkt mij al erg genoeg.

©Kees Klok (Dordrecht)






dinsdag, juni 17, 2014

Huisvrouwvijandig




Veel cursieven die ik schrijf zijn in de ik-vorm. Eendimensionale lezers denken dat wat ik schrijf daarom altijd autobiografisch is. Ze mochten het willen. Uiteraard tap ik geregeld uit het vat van mijn belevenissen, maar niet zelden hanteer ik bij het tappen mijn duimen. U begrijpt. Of niet. De ik-figuur in een cursief is al vijftig jaar op zoek naar een meisje van ongekend oosterse schoonheid. Hij ontmoet zo'n meisje en wordt reddeloos verliefd. Gelukkig is ze van zijn leeftijd, alleen veertig jaar jonger, waardoor zij alweer snel verdwijnt in de mist der mensen. In deze zin gebruik ik twee vondsten die niet van mij zijn. De eerste die mij kan vertellen welke vondsten dat zijn en van welke schrijvers, wint een gesigneerde dichtbundel van mijn hand, maar dit terzijde.

Ooit schreef ik een verhaaltje waarin de ik-figuur zich nogal grof en denigrerend uitliet over Hollandse huisvrouwen. Dat verhaaltje kwam in 1978 in een boekje terecht. Sindsdien verwijt een eendimensionale lezeres ter stede mij huisvrouwvijandig te zijn. Ieder jaar kom ik haar tegen bij gezamenlijke kennissen en dan begint het wijf er weer over te zeiken. Inmiddels is ze uitgedijd tot het prototype van de door die ik-figuur verafschuwde huisvrouw. Wie wil weten waarover ik het heb moet proberen mijn bundeltje Centre Ville te pakken te krijgen, ooit uitgegeven door de Culturele Raad Dordrecht.

Het was vandaag een sombere dag met af en toe een spetter regen. In de stad hing een grafstemming. Op maandag is de halve horeca gesloten en lopen er veel zure koppen rond, te chagrijnen dat ze weer een dag hebben moeten werken na een weekeinde fuiven. Ik zag het aan vanaf een terras en dacht aan zonniger dingen. Aan de jaren dat ik jong en onbedorven Hare Majesteits belangen diende in het verre Suriname. Ik kreeg het een beetje warm van de herinnering aan tochten per korjaal over de Surinamerivier, of de Corantijn. Aan de andere kant van de Corantijn lag Guyana, dat een stuk oerwoud had ingenomen waarop wij ook aanspraak maakten. Het was nog in de tijd dat Suriname deel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden, zij het een autonoom deel, onder het bewind van een massieve meneer die Jopie Pengel heette. Het vliegveld heette nog gewoon Zanderij, een zeer toepasselijke naam, en soms schoten wij een leguaan uit een boom. Goed klaargemaakt smaakt leguaan naar kip. Terwijl ik terugdacht aan het bosbivak liepen er twee prachtige Surinaamse vrouwen voorbij. Zij schonken mij een gulle lach, maar zulke toevalligheden passen niet in een cursief. Als iets echt waar is gelooft geen lezer het.

©Kees Klok

Foto: archief auteur



zaterdag, juni 14, 2014

Veerboot




Een schilderachtige en vooral onvermoede binnentuin in het centrum van het stadje. Een oase tussen de markt en het grote, overbevolkte horecaplein. Zij zit naast mij, fragiel, nog wat bleekjes, in een prachtig afkledende zomerjurk. Ze is kwetsbaar en tegelijkertijd een sterke, onafhankelijke, jonge vrouw die niemand iets wijs hoeft te maken. Byzantijnse ogen, weelderig lang, zwart haar. 

Ik weet het zo gauw niet te bedenken zonder in clichés te vervallen, maar ik weet het zeker. Zij is het meisje, de reïncarnatie van het meisje, uit dat kinderboek dat ik vijftig jaar geleden las. Van schrijver en titel heb ik geen idee meer, ook het verhaal is mij ontglipt, maar voor altijd is het beeld van dat meisje blijven hangen. Dochter van een hoveling in het paleis van een oosterse sultan, een leven vol bedreigingen en gevaar, uiteindelijk de redding door een vlucht in den vreemde.  

Ze vertelt mij haar levensverhaal. Ze vertelt mij haar wederwaardigheden in dit bijna westerse land, ver van de stoffige stegen van de stad waar ze opgroeide, van de pleinen, de paleizen, de weelderige boomgaarden, de melancholieke muziek van de streek. Kapotgeschoten door warlords, gebombardeerd door drones, overlopen door haatpredikende fanatici. De verboden muziek, de verwoeste, eeuwenoude beelden, het stof van de oorlog, het puin van de oorlog. De oorlog tegen de vrouwelijk schoonheid, tegen de menselijke waardigheid. De oorlog van ongeletterde verontwaardiging tegen poëzie, dromen, fantasie en liefde.

In een Renoirachtig lichtspel van bladeren en zon spreekt ze over haar teleurstellingen, haar ambities, de gevaren die zelfs hier, op dit vredige eiland, op de loer liggen. Ik zwijg over het boek, over de dochter van de hoveling. Dan is het tijd om afscheid te nemen. Ik zie haar verdwijnen tussen de mensen op de markt. Nog even een glimp van haar jurk, een snel opgestoken hand. Ik wandel naar de haven. Misschien is de veerboot die op vertrekken ligt wel de allerlaatste.

©Kees Klok

Foto: auteur



woensdag, juni 11, 2014

Door Pignon tot Buddingh'




Ik zit waar ik hoor te zitten: op een terras aan de rand van mijn eiland. Voor mij de brede watervlakte die wordt gevormd door het bijeenkomen van de Beneden Merwede, de Noord en de Oude Maas. Het is warm, drukkend zomerweer, er is nauwelijks wind, behalve op de ogenblikken dat ik mijn pijp wil aansteken. Tweede Pinksterdag. Wie van de mensen om mij heen weet nog wat Pinksteren betekent, vraag ik mij af. Er gaan stemmen op om die tweede Pinksterdag maar af te schaffen. Ik ben niet in loondienst, dus het zou mij niet direct raken. Iedereen die niet naar Pinkpop is ligt aan het strand of zit net als ik op een terras. Ik mag zo'n traditie wel. Ik ben als de dood dat we toegroeien naar 'het Aziatisch model,' zoals een of andere econoom waarvan ik de naam niet heb onthouden, voorspelde. Jezelf de pleuris werken voor de heilige baas en de rest van de afbrokkelende democratie op een gegeven ogenblik door het riool spoelen. Ik kies liever voor de heilige geest dan voor een systeem waarin wij ons alleen nog maar als mieren hebben te gedragen.

Het drukste rivierenkruispunt van Europa wordt voornamelijk overgestoken door speedboten in allerlei soorten en maten. Ik gun de mensen hun plezier, maar hoe iemand bevrediging kan putten uit het zo snel mogelijk in een onaanzienlijk bootje over het water scheuren, is mij een raadsel. Dat iemand zich wil voortbewegen op een waterscooter vind ik nog onbegrijpelijker. Ik ben meer het type voor een waterfiets. Een ouderwetse roeiboot, nog mooier. Toen ik een jaar of twintig was, nog onbedorven en onbezonnen, fietste ik op mooie zomerzondagen weleens met enkele vrienden naar de Brabantse Biesbosch. Voorbij de Spieringsluis kon je roeiboten huren. Van die ouderwetse roestbakken, waarin je voor een habbekrats een dagje kon dobberen. Uiteraard ging er een voorraad bier mee. Naarmate die slonk steeg de kans dat iemand van ons, meestal Lupius, op luide toon 'Fiod!' begon te roepen als er een groot jacht met een paar driekwart ruitbroeken voorbij kwam.

Op de kaderand zijn drie kinderen, een jongen en twee meisjes, waarvan de oudste nog geen zes lijkt, in de weer met zelf in elkaar geknutselde nephengels. De twee ouderparen waar ze bijhoren zitten druk te kakelen en letten nergens op. Ik zie er zo dadelijk eentje in het water tuimelen, gegrepen worden door de stroom en dagen later kilometers stroomafwaarts aanspoelen. Wat te doen als dat gebeurt? Ik heb geen zwemdiploma, al geef ik toe dat ik desondanks aardig kan zwemmen. Om niet in gewetensnood te komen verdiep ik mij in Er gebeurde o.a. niets, een bundel zeer korte verhalen van Joubert Pignon. Er ontstaat een nieuwe traditie in de Nederlandse letteren: A.L. Snijders, Lammert Voos, Joubert Pignon..... of is dat schijn? Ook Kees Buddingh' schreef zeer korte verhalen. Hij noemde die 'miniaturen'. Ze zijn voor een deel gebundeld in Bij wijze van spreken, een uitgave van Liverse uit 2004. Toen ik het indertijd las, was ik er niet erg over te spreken, maar misschien is mijn oordeel aan herziening toe. Door Pignon tot Buddingh', wie weet. Ik sla het boek dicht en zie dat de kinderen verdwenen zijn. De ouderparen ook. Dat wordt geen ongewenste watersport vandaag.

©Kees Klok

Foto: auteur



zondag, juni 08, 2014

Zeker weten




Dordrecht is soms net klein Parijs. Ik mag die vergelijking niet maken van sommige zure Dordtenaren. Van die types die mentaal zijn blijven steken in de tijd dat het infame saneringsplan werd uitgevoerd en er veel onherstelbare kaalslag was. Toen was Dordt de culturele lulhannes van Nederland, misschien wel van West-Europa. De toen bijna almachtige PvdA vond het allemaal geweldig, hoe meer braak hoe beter, maar gelukkig kwam de gemeenteraad, met burgemeester Van der Lee voorop, tot inkeer voor het hele centrum onherstelbaar werd verwoest.

Ik moest daar aan denken toen ik een artikel in De Dordtenaar las over het boek Van kaalslag tot nieuwbouw van Bert te Kiefte, dat onlangs is verschenen. Ik moest er ook aan denken toen ik bij vrienden was die op zes hoog aan de Spuiboulevard zijn gaan wonen. Zes hoog is mij veel te hoog, ik woon liever platvloers, maar het geeft wel ruim uitzicht op gene zijde: het gebouw waar ondermeer de ANWB in zit. Ik vond dat van de begane grond af al van een knersende lelijkheid, van bovenaf is het helemaal schrijnend. Het is beledigend, zo lelijk dat het is. Als de harde kern uit 010 hierheen komt voor FC Dordrecht - Feyenoord (3-2, maar dit terzijde), zou ik het toejuichen als de jongelui eerst even dat kreng slopen, voor ze vreedzaam in ons gemoedelijke stadion de wedstrijd komen zien.

Klein Parijs. Daaraan moest ik denken toen ik vrijdagavond tegen middernacht op het Scheffersplein zat. Wat begon als een winderige vlakte met een massa terrasstoelen en -tafels is uitgegroeid tot een aangenaam en sfeervol verlicht horecaplein. Klein Parijs. Er zijn meer plekken in de stad waar die gedachte bij mij opkomt. Vooral als het weer meewerkt. Vrienden, wijn, in niemendalletjes rondfladderende ranke, Dordtse nimfen en soms een echte beroemdheid, zoals vrijdagavond dichter Josse Kok, die over een paar dagen misschien wel de C. Buddingh' Prijs krijgt. Kees Buddingh' noemde zichzelf dan wel 'een Dordtse Chinees,' maar klein Parijs zou hem goed zijn bevallen. Zeker weten.

©Kees Klok


Foto: auteur