woensdag, september 28, 2016

Waterpijp




Na jaren ben ik terug in Lefkosia. In de tijd dat ik weg was, lijkt de stad in de ban van de waterpijp geraakt. Op zoek naar een aardig kafeneion moet ik slalommen tussen de nargilehs, die als pilonen naast de terrasbezoekers staan. Waterpijp en ijskoffie strijden om populariteit. Ik vind een plek op een terras met een televisiescherm. De wedstrijd Anorthosis-Apoel wordt met aandacht gevolgd, terwijl de waterpijpen een aangename, zoetige geur verspreiden.

De Cyprioten roken niet in cafés en restaurants en parkeren hun auto's niet bij voorkeur op straathoeken of andere onmogelijke plekken. Het zijn een soort model-Grieken, al hoorde Cyprus nooit bij Griekenland, waar men geen boodschap heeft aan rook- en parkeerverboden. Of er op Cyprus ook model-Turken zijn, weet ik niet. De meeste Turkstaligen wonen aan de andere kant van de Groene Lijn. Die ga ik voorlopig liever niet over. De Turkse president Erdogan heeft er er bijna veertigduizend soldaten gelegerd en ik ben niet zo van het soort democratie dat hij voorstaat.

De Turks-Cyprioten hebben in eigen huis niets te vertellen. 'Wij leven in een bezet gebied,' hoorde ik een Turks-Cypriotische vakbondsvoorzitter zeggen, zeven jaar geleden, op een conferentie in de bufferzone, waar de VN de baas zijn. Misschien is de waterpijp over de Groene Lijn even gewild. Dat zou een gunstig voorteken kunnen zijn. De wedstrijd eindigt in 0-0. Ik ga terug naar mijn hotel, waar ik hoor dat FC Dordrecht de bekerwedstrijd tegen Sparta met 1-3 heeft verloren. Mijn club heeft wat pech, dit seizoen. Misschien kan een waterpijp uitkomst brengen.


Foto: auteur


zaterdag, september 24, 2016

Voor de klas




Op een dag zag ik een oude man omvallen. Ik was op weg naar de mavo waaraan ik toen lesgaf. Met een collega die net aan kwam fietsen heb ik hem opgeraapt. Hij was niet gewond, rook niet naar drank, maar sloeg wartaal uit. Wat moesten we met een man die zijn naam niet wist?

In een nabije bloemenzaak mocht hij op een stoel zitten. Ze zouden een taxi bellen. Mij wachtte een overvolle klas. Daar zat een verlegen, tenger meisje in met bruin haar. Jaren later werd ze veroordeeld voor het doden van haar kind, dat was gevonden aan de rand van het Veluwemeer. In dezelfde klas zat ook een vrolijk, Spaans meisje dat naar een open dag ging en op het metrostation Zuidplein door een amokmaker werd doodgestoken.

Ik was nog op tijd op school, net bij het rinkelen van de bel. Ik hield mijn leerlingen weleens voor dat ze hard moesten werken. Dat zou leiden tot een diploma en een goede baan. Er werd veel gelachen. Ik schoot krijtjes in het rond en klopte de bordenwisser uit op de blonde krullen van Anne. Zij kneep een spons uit boven mijn hoofd, toen ik iets op het bord schreef. Anne, een stoere, hartverwarmende meid, die dagelijks haar kinderen aflevert op de school waar ik tegenover woon.

Foto: Facebook Mavo-Krispijn


dinsdag, september 20, 2016

Korte broek




Ik zit in de lobby van mijn Amsterdamse hotel, waar net een buslading toeristen arriveert. Ik neem aan dat het toeristen zijn. Er is, voor zover ik weet, geen conferentie gaande. De bar op de eerste verdieping is verlaten en onbemand. De inrichting lijkt op die van het net met ontoereikende middelen opgeknapte collegezaaltje waar we Koude Oorlog kregen van Maarten van Rossem. Het is alleen niet rokerig, zoals in die dagen. Halverwege werd gepauzeerd en gingen de ramen open om te luchten. Die colleges werden ook bezocht door studenten Engels, veelal meisjes, die ik graag uitlegde waar Warschau lag, of Praag, want er hing nog wel iets van een IJzeren Gordijn, maar aardrijkskunde was al als verplicht vak uit het eindexamenpakket.

Het is buiten amper zestien graden, maar het aantal mannen in korte broek is moeilijk te tellen. Ik begrijp niet wat een man bezielt om in een korte broek te gaan lopen. Het maakt infantiel, evenals het dragen van een honkbalpetje of een capuchon. Vooral die drie samen, wekken medelijden, al zegt Claire dat ik bevooroordeeld ben en dat een korte broek mij best zou staan. Claire, met haar modellenbenen, ziet er geweldig uit in korte broek.

Een van de toeristen, een middelbare man, wil de lift nog in terwijl de deuren al dicht gaan. Zijn kop raakt een tel beklemd. Als de deuren terugschieten, klettert zijn bril op de grond. Ik moet ineens denken aan het bijbelverhaal over de Onnozele Kinderen. Gisteren is een jonge vriend en oud-leerling getrouwd. Ik was getuige. Het was een verblijdende plechtigheid. Een rooms-katholieke, met muziek en nu en dan applaus van het publiek. Ik was niet in korte broek en geraakte na het feest niet met mijn kop tussen de liftdeuren.

Foto: auteur





dinsdag, september 13, 2016

Tempo Doeloe




Er is een hete nazomerdag voorspeld, met ongewoon hoge temperaturen voor september. Daarom ben ik vroeg aan mijn dagelijkse wandeling begonnen. Die voert bijna altijd naar het historische centrum en het oude havenkwartier. Daar is Dordrecht op zijn mooist. Ik ben er dichtbij opgegroeid. Ik loop altijd eerst langs het huis waar ik van mijn achtste tot mijn drieëntwintigste woonde, om de krant van gisteren te bezorgen. Als ik die uit heb, gaat hij naar mijn zwager, in plaats van in de papierbak.

Het is bijna windstil. De Oude Maas ligt er gladgestreken bij. Vrijwel geluidloos komt een groot vrachtschip stroomopwaarts van onder de Zwijndrechtse brug. Diep geladen, de hydraulische luiken open. Geen blauwe driehoeken, dus geen giftige of brandbare stoffen aan boord. Het leven op de rivier boeit me. Ik wil er alles van weten. Daarom ben ik bezig met mijn vaarbewijs, maar nadat ik dat aan iedereen heb rondgetetterd, betwijfel ik of ik ook het examen ga doen. Ik zal nooit een boot kopen. Weten is genoeg, misschien kan ik het examengeld beter doneren aan een dierenasiel.

Bij de scheepsmotorenfabriek is het koffietijd. Een rij mannen in werkkleding zit op de stoep, in de schaduw tegen de muur geleund. Iedereen staart op zijn telefoon, behalve een man van mijn leeftijd. Hij leest een krant. Allemaal dragen ze een honkbalpet, cap moet je tegenwoordig zeggen. Honkbalpetten maken dom. Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die er, met zo'n pet op, intelligent uitzag. In tegenstelling tot de ouderwetse, op degelijk vakmanschap duidende, platte pet. Een tweedjasje er onder en je bent een landjonker. Onder hun cap maakt het rijtje telefoonstaarders een troosteloos gedegenereerde indruk, ook al weten ze ongetwijfeld honderd keer zo veel van technische zaken dan ik.

Kwart over tien, zie ik op de toren van de Grote Kerk, de mastodont die zich liefdevol liet bekloppen door de dichter J. Eijkelboom. Het is nu al Grieks warm. Nog even. Voor het einde van de week is de herfst voorspeld en begint de beroerde, koude, natte winter op te doemen. Nog even leven bij de dag, genieten van het ogenblik. Ik loop naar huis Roodenburg in de Wijnstraat, waar het in het petit café, in het middeleeuwse keldergewelf, aangenaam koel is. De deuren naar de beschaduwde binnentuin staan open, maar we mogen er niet in. Een omwonende maakt bezwaar. Bijna veertig jaar geleden woonde ik in deze buurt. Boven een kroeg, met op vrijdagen en zaterdagen vanaf vijf uur 's morgens marktkooplui voor de deur. Ik ben er alleen maar weggegaan omdat ik voor een leuke prijs mijn huidige woning kon kopen. Met een tuin en vooral die heerlijke veranda, die herinnert aan Tempo Doeloe en Ons Indië.


Foto: auteur




vrijdag, september 09, 2016

Annus horribilis




Het lijkt alsof 2016 een annus horribilis gaat worden. Begin juli sloot mijn Dordtse stamcafé, poffertjessalon Visser, de deuren en vandaag hoorde ik dat mijn Griekse stamkroeg, Loxias, failliet is. Eén van de sfeervolste cafés van Thessaloniki. Een trefpunt van schrijvers, geleerden, musici, beeldend kunstenaars en studenten. Loxias was niet zomaar mijn stamkroeg. Het was mijn alternatieve woonkamer, waar ik vele, vele middagen en avonden doorbracht met vrienden of gewoon met een boek en een pijp. Waar de mensen die er werkten, allereerst Ioannis Kyprianidis, de eigenaar, en aanvankelijk Maria en Rita, later Sofia, Vassilis en Heidi, vrijwel familie van me zijn geworden. Mijn verblijf in Thessaloniki, soms drie maanden lang, draaide om Loxias. Het was een reden op zich om de stad te bezoeken.

Het aantal mensen dat ik in Loxias heb leren kennen, is bijna niet te tellen en ik ben bang dat ik veel vrienden niet of nauwelijks meer zal zien, als zij zich over de cafés van de stad, één miljoen inwoners, gaan verspreiden. Hoewel Thessaloniki veel mooie kroegen kent, is er niet één met de sfeer van Loxias, die sterk aan een Osmaans café doet denken. Ieder ogenblik verwachtte je dat er een verhalenverteller zou binnenstappen, iets wat soms ook daadwerkelijk gebeurde. Een van de hoogtepunten die ik meemaakte was de presentatie van mijn Griekse dichtbundel, met de ruïne van het paleis van de Romeinse keizer Galerius, direct achter de zaak, als decor. Andere hoogtepunten waren de spontane optredens van muzikale vrienden en de poëzieavonden, waaraan ik ook tweemaal deelnam.

Loxias was mijn schuilplaats, mijn grot van Plato. Ik kon er het verdriet om de dood van Stella verwerken. De ellende van de crisis en de op hol geslagen waan van de dag schenen er niet door te dringen. Tot vandaag. Niemand verdwijnt, luidt de titel van een dichtbundel van Jan van der Geer. Hij heeft gelijk. Loxias zal op verschillende manieren blijven voortbestaan, in verhalen, filmpjes en foto's, maar de deuren zullen niet meer open gaan. Claire is het niet eens met mijn annus horribilis. Ze zegt dat het eerder een geluksjaar is, omdat ik maar mooi ontsnapt ben aan de dood. Claire is nog nooit in Loxias geweest.

Foto: Olympia Vrakopoulou




zondag, september 04, 2016

Stilte




Over mijn stamcafé, poffertjessalon Visser, hangt al sinds begin juli diepe stilte. Gaat iemand de zaak overnemen en voortzetten? Of komt de boel in handen van een cultuurbarbaar die er een loungebar van maakt? Nog erger zou jarenlange leegstand zijn, met de aanklevende verpaupering van het pand. In afwachting van wat er gaat gebeuren, zwerven wij stamgasten van kroeg naar kroeg. Het Dordtse horeca-aanbod is groot genoeg, maar nergens is het Visser. Zolang het weer nog zomers is, is het te dragen. Terrassen zat, maar wat als de herfst invalt?

Eigenlijk zou Visser op grond van zijn geschiedenis tot cultureel erfgoed moeten worden verklaard. Dan kan Hendrik de Keijser het pand, desnoods met een subsidie van rijk en gemeente, kopen, restaureren en tegen een reële prijs aan een uitbater verhuren, mits die zorgt dat Visser de sfeer van Visser houdt.

Die oplossing zal wel een illusie blijven. Ik zie de gemeente hiervoor zo direct de portemonnee niet trekken, laat staan het rijk. Dat er een Dordtse traditie teloor gaat, ach. We krijgen straks 'contact met het water' bij de Visbrug, waar ze ons persé in de boot willen nemen, al zijn er steigers en opstappunten in de nabijheid te over.


Foto: auteur