Dordrecht, 23
juni 2002.
Beste F.,
Bedankt voor je e-mail
bericht. Ik begrijp dat jullie nog volop bezig zijn met de verkoop
van het huis. Zit er een beetje schot in? Hebben jullie al iets op
het oog in Brugge? Wij blijven nog maar even in dit huis, want met
onze toekomstplannen heeft het weinig zin om nu nog veel geld uit te
geven aan verhuis- en hypotheekkosten. Bovendien zijn we zeer
tevreden met onze tuin. Heerlijk op het zuiden, al loopt het
achterste deel gemakkelijk onder bij hevige regenbuien.
Het gaat
ons wel behoorlijk op het ogenblik, al blijven de zorgen om mijn
ouders. Mijn vader (86) zit tijdelijk in een verpleegtehuis, waar men
met therapie probeert hem weer wat op te knappen. Geestelijk gaat het
hem goed, maar het lopen wil niet meer. Mijn moeder is nog
thuis, maar zou eigenlijk naar een bejaardenhuis moeten, want het
wordt haar allemaal erg zwaar. Ze staan allebei ingeschreven, maar op
de wachtlijst duurt het nog zeker een jaar. ‘Redelijk kort,’
noemt het sociaal werk hier dat!
Ondanks
de drukte op school zijn we de afgelopen week naar de meeste avonden
van Poetry International geweest. Voor ons is dat een hoogtepunt in
het jaar. Ik weet dat jij poëzie meer om te lezen vindt dan om voor
te dragen en in zekere zin ben ik het met je eens – ik wil
voorgedragen poëzie achteraf graag nog eens op mijn gemak lezen en
overdenken, maar het zien en horen van al die dichters, het horen ook
van poëzie in andere talen, die je niet altijd verstaat, maar
waarvan je soms wel de ‘muziek’ kunt horen, vind ik altijd een
belevenis. Het vertaalproject, dit jaar voor een deel gewijd aan het
werk van Jan Eijkelboom, was ook weer erg interessant. Kortom, een
welbestede week.
Ik
zit sinds januari in een dichtersgroepje, met ondermeer Jan
Eijkelboom, waarin wij elkaars werk lezen en voorlezen. Soms
schrijven we over een bepaald thema. Af en toe lukt zo’n gedicht,
geregeld ook niet, maar het houdt je aan het werk. Ik ben weleens
lui. Als ik een idee krijg, gebeurt het dat ik denk ‘dat komt nog
wel’ en dan komt er niets van. Met de bijeenkomsten van dat groepje
voor ogen (eens per twee weken), denk ik vaker: misschien is het
iets, toch even proberen. Ik maak ook weer vertaalplannen. Met Stella
ga ik aan de slag met Vrettakos en de Cyprioot Charalambidis, die
Stella op Cyprus heeft ontmoet. Vanuit het Engels wil ik verder met
John Burnside.
Heb ik je
verteld dat we op Cyprus zijn geweest? Twaalf dagen, op uitnodiging
van Teleac-not, de educatieve omroep. De eerste dagen hebben we ‘op
locatie’ opnamen gemaakt voor het programma Talen en Culturen,
waarbij ik voor historisch commentaar zorgde. Daarna hebben we er op
eigen kosten een kleine vakantie aan vastgeknoopt. Een mooi eiland,
Cyprus, maar met een tragische geschiedenis.
Wat
we, behalve schrijven en vertalen, in Griekenland gaan doen weten we
nog niet. Ik bedoel, we hebben nog geen plannen gemaakt om het een of
andere eiland te bezoeken. Dat bedenken we wel als we daar zijn. We
nemen in ieder geval de draagbare computer mee. Thuis hebben we geen
internetaansluiting, maar contact met de buitenwereld onderhoud ik
via een nabijgelegen internet-café en de postbode.
Stella
is bezig de laatste hand te leggen aan haar vertaling van Twee
Vrouwen van Mulisch. We zijn benieuwd
wat uitgeverij Kastaniotis ervan vindt. De vertaling is uitstekend,
dat kun je Stella wel toevertrouwen, maar Twee
Vrouwen is natuurlijk al een wat ouder
en minder bekend boek, dus het is nog maar de vraag of ze er, na De
Ontdekking van de Hemel en Siegfried,
aan willen. Aan de andere kant ontstaat er door die succesnummers
natuurlijk wel vraag naar andere boeken van zo’n schrijver.
Voor we
naar Griekenland vertrekken hebben we nog een literaire bijeenkomst
hier in de mooie tuin van het Dordrechts Museum, waar we met de
dichtersgroep op zondagmiddag 7 juli uit eigen werk lezen. Dat valt
samen met de Dordtse boekenmarkt. Een deel van die verzen is
geïnspireerd door het werk van Aelbert en Jacob Cuyp. Van de eerste
is er een grote tentoonstelling in Amsterdam, van de vader (Jacob)
een in Dordrecht. Ik stuur je als bijlage het gedicht dat ik schreef
op het schilderij van Cuyp over het Huis te Merwede, een veertiende
eeuwse ruïne hier in de buurt. In het Stadsarchief is een
tentoonstelling van hedendaagse kunstenaars die zich door Cuyp lieten
inspireren. Daar is het gedicht ook te lezen.
Ik
ga mij opmaken om de 86e
verjaardag van mijn vader te vieren, vanmiddag in het restaurant van
het verpleegtehuis. Er is daar een aardige kok die een maaltijd voor
de familie verzorgt. Ik neem een paar nieuwe gedichten mee om voor te
lezen, dat stelt mijn vader op prijs.
Voor
nu een hartelijke groet, ook aan A., van Stella en mij,
Kees