maandag, december 29, 2014

Uit het archief (2)




Dordrecht, 23 juni 2002.

Beste F.,

Bedankt voor je e-mail bericht. Ik begrijp dat jullie nog volop bezig zijn met de verkoop van het huis. Zit er een beetje schot in? Hebben jullie al iets op het oog in Brugge? Wij blijven nog maar even in dit huis, want met onze toekomstplannen heeft het weinig zin om nu nog veel geld uit te geven aan verhuis- en hypotheekkosten. Bovendien zijn we zeer tevreden met onze tuin. Heerlijk op het zuiden, al loopt het achterste deel gemakkelijk onder bij hevige regenbuien.

Het gaat ons wel behoorlijk op het ogenblik, al blijven de zorgen om mijn ouders. Mijn vader (86) zit tijdelijk in een verpleegtehuis, waar men met therapie probeert hem weer wat op te knappen. Geestelijk gaat het hem goed, maar het lopen wil niet meer. Mijn moeder is nog thuis, maar zou eigenlijk naar een bejaardenhuis moeten, want het wordt haar allemaal erg zwaar. Ze staan allebei ingeschreven, maar op de wachtlijst duurt het nog zeker een jaar. ‘Redelijk kort,’ noemt het sociaal werk hier dat!

Ondanks de drukte op school zijn we de afgelopen week naar de meeste avonden van Poetry International geweest. Voor ons is dat een hoogtepunt in het jaar. Ik weet dat jij poëzie meer om te lezen vindt dan om voor te dragen en in zekere zin ben ik het met je eens – ik wil voorgedragen poëzie achteraf graag nog eens op mijn gemak lezen en overdenken, maar het zien en horen van al die dichters, het horen ook van poëzie in andere talen, die je niet altijd verstaat, maar waarvan je soms wel de ‘muziek’ kunt horen, vind ik altijd een belevenis. Het vertaalproject, dit jaar voor een deel gewijd aan het werk van Jan Eijkelboom, was ook weer erg interessant. Kortom, een welbestede week.

Ik zit sinds januari in een dichtersgroepje, met ondermeer Jan Eijkelboom, waarin wij elkaars werk lezen en voorlezen. Soms schrijven we over een bepaald thema. Af en toe lukt zo’n gedicht, geregeld ook niet, maar het houdt je aan het werk. Ik ben weleens lui. Als ik een idee krijg, gebeurt het dat ik denk ‘dat komt nog wel’ en dan komt er niets van. Met de bijeenkomsten van dat groepje voor ogen (eens per twee weken), denk ik vaker: misschien is het iets, toch even proberen. Ik maak ook weer vertaalplannen. Met Stella ga ik aan de slag met Vrettakos en de Cyprioot Charalambidis, die Stella op Cyprus heeft ontmoet. Vanuit het Engels wil ik verder met John Burnside.

Heb ik je verteld dat we op Cyprus zijn geweest? Twaalf dagen, op uitnodiging van Teleac-not, de educatieve omroep. De eerste dagen hebben we ‘op locatie’ opnamen gemaakt voor het programma Talen en Culturen, waarbij ik voor historisch commentaar zorgde. Daarna hebben we er op eigen kosten een kleine vakantie aan vastgeknoopt. Een mooi eiland, Cyprus, maar met een tragische geschiedenis.  

Wat we, behalve schrijven en vertalen, in Griekenland gaan doen weten we nog niet. Ik bedoel, we hebben nog geen plannen gemaakt om het een of andere eiland te bezoeken. Dat bedenken we wel als we daar zijn. We nemen in ieder geval de draagbare computer mee. Thuis hebben we geen internetaansluiting, maar contact met de buitenwereld onderhoud ik via een nabijgelegen internet-café en de postbode.

Stella is bezig de laatste hand te leggen aan haar vertaling van Twee Vrouwen van Mulisch. We zijn benieuwd wat uitgeverij Kastaniotis ervan vindt. De vertaling is uitstekend, dat kun je Stella wel toevertrouwen, maar Twee Vrouwen is natuurlijk al een wat ouder en minder bekend boek, dus het is nog maar de vraag of ze er, na De Ontdekking van de Hemel en Siegfried, aan willen. Aan de andere kant ontstaat er door die succesnummers natuurlijk wel vraag naar andere boeken van zo’n schrijver.

Voor we naar Griekenland vertrekken hebben we nog een literaire bijeenkomst hier in de mooie tuin van het Dordrechts Museum, waar we met de dichtersgroep op zondagmiddag 7 juli uit eigen werk lezen. Dat valt samen met de Dordtse boekenmarkt. Een deel van die verzen is geïnspireerd door het werk van Aelbert en Jacob Cuyp. Van de eerste is er een grote tentoonstelling in Amsterdam, van de vader (Jacob) een in Dordrecht. Ik stuur je als bijlage het gedicht dat ik schreef op het schilderij van Cuyp over het Huis te Merwede, een veertiende eeuwse ruïne hier in de buurt. In het Stadsarchief is een tentoonstelling van hedendaagse kunstenaars die zich door Cuyp lieten inspireren. Daar is het gedicht ook te lezen.

Ik ga mij opmaken om de 86e verjaardag van mijn vader te vieren, vanmiddag in het restaurant van het verpleegtehuis. Er is daar een aardige kok die een maaltijd voor de familie verzorgt. Ik neem een paar nieuwe gedichten mee om voor te lezen, dat stelt mijn vader op prijs.

Voor nu een hartelijke groet, ook aan A., van Stella en mij,

Kees




zaterdag, december 27, 2014

Brieven aan Stella (34)




Lieve Stella,

Vannacht is de eerste sneeuw van deze winter gevallen. Toch nog onverwacht snel. Vanmorgen heb ik de laatste geraniums binnengehaald, want het is rond het vriespunt. Twee bloeiden er nog, want echt gevroren heeft het voor vannacht nog niet. Toen ik gisteravond uit Utrecht kwam, werd in de trein al omgeroepen dat 'morgen vanwege de verwachte sneeuw met een winterdienstregeling wordt gereden.' 'Be prepared,' was de leuze tijdens de blauwe maandag dat ik welp was en met zo'n groen petje op naar de Kuipershaven fietste, waar de bijeenkomsten waren. Samen met Japie van der Leer, die, zoals L.H. Wiener dat zo prachtig uitdrukt 'is verdwenen in de mist der mensen.' Ik ben er wel voor, voor prepared zijn, maar je kunt het overdrijven. Het leek erop dat de NS al in paniek was voor één vlok sneeuw op de rails lag. Vanmorgen was de sneeuwval hoofdonderwerp in het nieuws. Het hysterische roofstaatje aan de Noordzee wentelt zich in de nieuwste hype. Dat de tuin er heel even feeëriek uitziet, valt niet te ontkennen en dat het straks een gore, gladde blubberzooi wordt in de stad evenmin. Op de Pedagogische Akademie had ik les van de dichter Albert Donk. Hij publiceerde in die tijd een bundel met de titel Pik in, 't is winter. Nou, dat doen we vandaag dan maar.

Toen ik vanmorgen de gordijnen opendeed en de sneeuw zag, moest ik denken aan mijn eerste kerstvakantie bij jou in Thessaloniki. Hoewel het in de stad zelf niet erg koud was, lag in de bergen volop sneeuw. Jij hield van skiën, een vermaak waar ik mij nooit aan heb gewaagd. Op een dag reden we naar een piste in de buurt van Serres, een ritje van maar anderhalf uur, waar jij ging skiën, terwijl ik mij met een boek, sigaren en een fles wijn vast bij een open haard ging voorbereiden op de après-ski. Be prepared! Op de heenweg stopten we ergens op een stille plek, waar we een poosje in de zon en de sneeuw hebben gelopen. Ik gewoon in mijn korte jasje, want het woei niet en het was verbazend mild. Ik heb er geen foto's van, maar zo mooi als je toen was, in dat indrukwekkende landschap, dat staat voor altijd op mijn netvlies gebrand.

Na jouw overlijden, ja, gisteren was dat alweer zeven jaar geleden, hebben je ski's nog een paar jaar op de vliering van het Schrijfhuis gelegen, tot je nichtje Marina oud genoeg was. Toen heb ik ze aan haar gegeven. Na die ene keer zijn we nooit meer 'samen' gaan skiën. Voor je naar Düsseldorf kwam, ging je nog weleens met Anastasia en Socrates, maar daarna was het ook voor jou afgelopen. Een paar keer namen we ons voor om in de kerstvakantie naar Oostenrijk of Zwitserland te rijden, maar het is er niet van gekomen, ook omdat ik onder geen voorwaarde zelf op die latten wilde staan. We hadden een keer het idee om naar de Ardennen te gaan, je had je ski's toen in Düsseldorf liggen, maar daar kwam ook iets tussen. We hebben een mooi reisje door de Ardennen gemaakt, later, met Vaso er bij, toen ze stage liep bij de EU in Brussel, maar dat was in het voorjaar, toen er al lang geen sneeuw meer lag. Dat reisje zou ik weleens over willen doen, maar niet alleen. Hoewel, ik zie altijd op tegen alleen reizen, maar achteraf bevalt het meestal wel. Je hebt snel aanspraak als je alleen bent en als je geen zin in een gesprek hebt, is het gemakkelijk om je afzijdig te houden.

De kerst is voorbij, nu maar hopen dat de dagen gauw gaan lengen. De tijd raast bloedstollend snel voort, maar het winterse duister lijkt altijd lang te duren. Een voorbode van wat iedereen te wachten staat: ooit onherroepelijk terug de duisternis in. Dat is geen prettige gedachte, daarom dromen we van paradijzen met hemels licht, schone maagden en noem maar op. Daar is niets op tegen, als je maar niet gaat geloven in je dromen en fantasieën, want dat kan leiden tot moord en doodslag. Ik geloof wel in kerstengelen. Ik heb er woensdagavond twee gezien. Ik was uitgenodigd bij Bart en Claudia in Amsterdam, waar we een heerlijke, sfeervolle kerstavond beleefden. Je kent dat wel, lekker eten, goede wijn, een mooie sigaar en leuke, lieve mensen om je heen. Ook Marienke was er, net als Bart oud-leerling van mij. Iedereen was op zijn mooist gekleed, want wij zijn niet van de lorren. Claudia en Marienke zagen er prachtig uit: kerstengelen bestaan! De korte wandeling na afloop, naar hotel Casa-400, was een beetje ontnuchterend vanwege storm en regen, maar ik heb er prima overnacht. 'Was ik maar dertig jaar jonger,' dacht ik, toen ik 's morgens wat stram opstond uit het reusachtige bed, dan had ik ook een kerstengel, huppelend in de sneeuw op een berghelling in Griekenland.

Voor Cor Bal, een docent geschiedenis die ik via FC Dordrecht heb leren kennen (hij voetbalde tot voor kort bij Telstar), ben ik op zoek in mijn archief naar bruikbaar lesmateriaal dat ik misschien nog heb liggen. Dan kom je weleens wat onverwachte dingen tegen, zoals een pak brieven van rond de eeuwwisseling. Ze lijken mij de moeite waard om iets mee te doen, maar ik werk op het ogenblik al aan drie boeken tegelijk. Iets voor later misschien. Ik zal er eens een paar op mijn weblog zetten, om te zien wat voor reacties erop komen. In een van die brieven gaat het over ons bezoekje aan Athene, in januari 1999, toen wij bezig waren om Yannis Kontos te vertalen. We bezochten hem bij uitgeverij Kedros, waar hij als redacteur werkte. We hadden al eens iets van hem gepubliceerd in Maatstaf, dat kort daarna door de Arbeiderspers werd geliquideerd. De gedichten waaraan we toen werkten kwamen in 2000 in De tweede ronde, dat inmiddels ook om zeep is gebracht. Liquideren, het is een Amsterdams volksgebruik geworden. Van Kontos hebben we na die ontmoeting nog een bedankje gehad, nadat we een exemplaar van DTR hadden opgestuurd, maar daarna is het contact verwaterd. Ik heb geen idee of hij nog leeft en als dat zo is, dan zal hij ons langzamerhand wel zijn vergeten.

De radio meldt dat het treinverkeer in het zuiden van het land grotendeels stilligt vanwege de sneeuwval. Opa Klok, tot zijn pensionering machinist op zo'n stoere stoomlocomotief, zou verbijsterd zijn als hij het hoorde.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 27 december 2014

Foto: auteur





vrijdag, december 26, 2014

Uit het archief




Dordrecht, 18 januari 2000.

Beste W.,

Toen ik ‘s morgens 28 december 1999 wakker werd en de luiken van het hotelraam opende, merkte ik dat we uitzicht hadden op de Akropolis. Dat is prettig wakker worden. De avond ervoor waren we pas laat in Athene en in het donker zie ik niet goed. Half nachtblind. Ik rijd ‘s avonds daarom ook weinig of geen auto, een activiteit waaraan ik trouwens ook overdag een instinctieve hekel heb. Ik ben iemand uit de tijd van de stoomtractie. Het werd die dag bijna twintig graden. Een verademing na de stormen in Nederland. Ik vond het ook erg prettig om weer de rotsgrond onder mij te voelen, in plaats van de zompige zoden thuis. Jammer dat die rotsen nu en dan beven, maar je moet iets op de koop toe nemen. Er zijn ook landen waar kilo’s ijs uit het onbekende naar beneden zeilen. Daar hebben ze vast ook een halvegare die roept dat zoiets ‘Gods wil’ is.

Gaat het jullie goed? Wij hebben de jaarwisseling zonder kleerscheuren doorstaan, maar het was dan ook een zeer beschaafd feestje bij m’n zwager thuis, in een stad waar de overheid voor het vuurwerk zorgt en niet de laveloze puistenkoppen. Een paar duizend drachmen gewonnen met kaarten, maar dat zegt weinig in een land waar iedereen miljonair is. Voor de zekerheid en de rust hebben we de draagbare computer in Nederland gelaten en heb ik het internet-café gemeden. Even geen informatie, internet, e-mail en dwangmatig staren naar het scherm. Prachtige dingen allemaal, maar als Stella haar auto net zo vaak stil bleef staan als mijn computer vastloopt, dan ging er een brandbom bij de garage naar binnen, want dat schijnt tegenwoordig in Nederland normaal te zijn. Als iemand zijn kop je niet aanstaat sla je hem gewoon dood en als de auto niet goed werkt fik je de garage af. 

Lekker gelezen en geschreven. Het prachtige boek van Geert Mak, De eeuw van mijn vader. Een bestseller en toch een voortreffelijk boek. Sinds lang ook weer eens wat van Lawrence: Sons and Lovers. Hier en daar een beetje zeikerig, maar van die heerlijke landschapsbeschrijvingen. Ik ken de streek redelijk goed, mijn familie komt er niet zo gek ver vandaan. Als kind keek ik ook de hele zomer uit op een kolenmijn en toch heeft het gebied zoveel moois, dat ik er met wat weemoed aan terugdenk. Ik word heel de dag al een beetje gekweld door mijn saudade, droomde tijdens mijn middagdutje van Lissabon en dwaal nu werkelijk af, geloof ik.

Bijgaand stuur ik je vier vertalingen van Yannis Kontos, door Stella en mij, die in het decembernummer van De tweede ronde stonden. Nu Maatstaf ter ziele is heb ik mij er meteen maar op geabonneerd (Op De tweede ronde, bedoel ik). Laat maar eens horen wat je ervan vindt. 

Dat Maatstaf opgeheven is vind ik een trieste zaak. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het min of meer kapot geschreven is door het NRC-Handelsblad. Sinds de redactiewisseling van een paar jaar geleden, toen onder andere Martin Ros vertrok, heeft het NRC-H er geen goed woord meer voor over gehad, hoewel het blad in kwaliteit alleen maar vooruit ging. Het zal niet alleen daaraan gelegen hebben, de uitgeverij had zich wel wat meer mogen inspannen om abonnees te behouden en te werven. Ik vermoed dat de verdelers van de subsidiepot wel de krant, maar zelden het blad zelf hebben gelezen. Het is een beetje sinister, het heeft iets van een afrekening. 

Ik vind het kwalijk dat een uitgeverij van naam als De Arbeiderspers zo’n fraai uithangbord als Maatstaf direct van de deur schroeft als de subsidie ophoudt. Karakterloos, eigenlijk. Als ik Ronald Dietz zie bij een van de volgende bijeenkomsten van de Dickens Fellowship zal ik hem dat toch eens toefluisteren. Neem nou Kruispunt. Daar krijgen we al jaren, zeer ten onrechte, geen subsidie meer voor en toch ploeteren we voort. We hebben zelfs aanzienlijk meer abonnees dan Maatstaf in zijn nadagen. Het komt natuurlijk wel goed uit dat de hoofdredacteur een man van calvinistische zuinigheid is, anders waren we nooit gekomen tot waar we nu zijn. Ik ben benieuwd hoe lang Kruispunt het volhoudt. Heel lang, hoop ik, maar je weet het nooit. Alle huizen waarin ik tot nu toe woonde zijn afgebroken. Misschien is er wel een natuurwet die zegt dat alle tijdschriften waarin ik publiceer(de) op de fles gaan. De wereld is vol mysteriën. Misschien moet de Maatstaf-redactie op excursie naar Lourdes.

Voor nu alle goeds,  

Kees



maandag, december 22, 2014

Staalkaart der Dordtse Poëzie


    Peter M. v.d. Linden in gesprek met Henk Verweerd van Liverse.

Dank, Peter M. v.d. Linden, voor het opnieuw organiseren van een geslaagde Staalkaart. In een behoorlijk gevulde bovenzaal van Merz in Dordrecht las een keur van dichters, deels begeleid door de net zacht genoeg van beneden doordringende muziek. Dat gaf een bijzonder, maar zeker geen onaangenaam sfeertje.

De voordrachten werden verzorgd door Josse Kok, Klaas Blokhuis, oud-Dordtenaar Jan Wagenaar, Jan v.d. Geer, Maria Ros, Jacoline de Heer, Machteld Teekens en Kees Klok, met als speciale gast Job Degenaar. Presentator Peter M. v.d. Linden vertoonde een hilarisch filmpje met als rode draad 'geloven' in Dordrecht, de stad van de Dordtse Synode, tenslotte.

Het is bijna traditie dat uitgeverij Liverse op de Staalkaart een nieuwe dichtbundel presenteert. Dit keer een boek van oud-Dubbeldammer Job Degenaar. Job las bevlogen voor uit dit unieke boek met gedichten bij foto's uit het Amerika van begin twintigste eeuw door de Noorse amateurfotograaf Thorleif-Cooke. Het boek, getiteld Thorleif. Beeld en poëzie is te verkrijgen in de betere boekhandel, of rechtsreeks bij de uitgeverij (info@liverse.nl).

Rest ons nog even te vermelden dat drie van de deelnemende dichters door zijn naar de tweede ronde van de Turing-poëzieprijs: Peter M. v.d. Linden, Josse Kok en Kees Klok. Of ze ook de volgende ronde halen zal de toekomst leren.






                                          Job Degenaar signeert.

                                            Job Degenaar draagt voor uit Thorleif.


                                           Oud-Dordtenaar Jan Wagenaar aan het woord.

                                          Geanimeerd in gesprek tijdens de nazit.



vrijdag, december 19, 2014

Brieven aan Stella (32)





Lieve Stella,

Begin jaren negentig van de vorige eeuw brak er ruzie uit tussen Athene en Skopje over hoe de pas onafhankelijk geworden Joegoslavische deelrepubliek Macedonië zich wel of niet mocht noemen. Ik zocht in die tijd naar een onderwerp om op te promoveren en was uitgekomen bij de Macedonische Kwestie, een onderdeel van de Oosterse Kwestie, kort door de bocht: de vraag wat te doen met het stervende Osmaanse Rijk, dat bekend stond als 'de zieke man van Europa.' Het onderwerp leek mij wel iets, tot ik na twee jaar onderzoek doodziek was geworden van het nationalistische geloei uit alle hoeken van de Balkan en ik besloot die hele promotie uit mijn hoofd te zetten. Ik had het toch al druk genoeg met mijn onderwijsbaan en mijn literaire activiteiten. Ondertussen had ik wel een aantal artikelen over het onderwerp gepubliceerd in verschillende tijdschriften en in het dagblad Trouw. Ook het NRC-Handelsblad nam een stuk van mij op. Dat was waarschijnlijk de aanleiding voor een telefoontje van de redactie van de Tros Nieuwsshow, die mij uitnodigde op een zaterdagochtend naar de radiostudio te komen om te praten over dat geruzie over de naam Macedonië.

Ik zat vroeg in de uitzending. Ik geloof dat er daarom al om half zeven 's morgens een taxi voor de deur stond om mij naar Hilversum te brengen. Jij bleef nog even lekker in bed tot het tijdstip waarop mijn stem uit de luidspreker zou komen. Toen was je diep in slaap, waardoor je mijn verhaal nooit hebt gehoord, want terugluisteren op het internet was er nog niet bij. Geen van onze vrienden luisterde trouwens op dat vroege uur. Later op de dag kreeg ik alleen van de kaasboer op de Reeweg te horen: 'Was u vanmorgen niet op de radio? Ik dach al, da ken toch nie? Nou u was wel ingewikkeld, hoor.' Die kaasboer is een paar jaar geleden failliet gegaan, maar dit terzijde.

Een van de presentatoren was toen Wim Bosboom, niet alleen bekend om zijn nogal rechtse opvattingen, maar ook van zijn opvallend gesnuif in de microfoon als hij presenteerde. De andere was een jongedame van wie ik mij de naam niet meer herinner. Ik heb dat meer met namen. Daarom was ik er wel voor mijn leerlingen een nummer te geven, want nummers onthoud ik met gemak, maar daar wilden de jongelui niet aan. In een telefonisch voorgesprek had ik met de redactie doorgenomen waar het interview ongeveer over zou gaan, zodat ik mij daar op kon voorbereiden. Geheel buiten die lijn om kwam Bosboom met de vraag hoe het zat met de paidomazema, het wegvoeren van duizenden kinderen naar het Oostblok door het zogenaamde Democratisch Leger tijdens de Griekse burgeroorlog. Nu had ik net een artikel over die oorlog geschreven voor een tijdschrift van de Universiteit Gent (Tetradio) zodat ik hem adequaat van repliek kon dienen, maar sindsdien ben ik altijd op mijn hoede als ik met het journaille heb te maken.

Ik moest daaraan terugdenken toen ik zondag per taxi onderweg was naar het Mediapark om daar in Met het oog op morgen vragen te beantwoorden over de Griekse presidentsverkiezingen, waarvan de eerste ronde vandaag wordt gehouden. Toen ik bij Wim Bosboom op bezoek ging, was dat mijn eerste ervaring met een directe uitzending. Ik heb in 1976 een keer meegewerkt aan een radioprogramma van de NCRV over dromen, maar die bijdrage werd bij mij thuis opgenomen, door Janny Groen, die tegenwoordig voor De Volkskrant schrijft. Janny kende ik als klasgenote van de middelbare school. Na ons eindexamen ging zij naar de school voor journalistiek en ik een paar maanden werken bij rederij Koenigsfeld, die toen aan de Rotterdamse Willemskade zat, maar ik dwaal af. Wanneer je onderweg bent naar Hilversum, wil je niet eindigen aan de Nieuwe Maas.

Intussen ken ik enigszins de weg in het labyrint op het Mediapark waar de radiostudio van de NOS is gevestigd. Er was een periode dat ik er met zo'n grote regelmaat kwam dat Tijs van den Brink, die net met een banaantje van zijn middagpauze zat te genieten, eens vroeg: 'Ben je er nu alweer?' De aandacht voor Griekenland gaat, net als de beursindex, overigens sterk op en neer. Tussen zondag en de voorgaande keer dat ik in de ether wat zei over de rafelrand van Europa zit een paar maanden. Het merkwaardige is dat mensen in mijn omgeving vrijwel automatisch gaan denken dat alle problemen in je geboorteland zijn opgelost als ze er een tijdje niets meer over horen, terwijl ik mij almaar zorgen maak over de sociale puinhoop waarin de bakermat van de democratie is veranderd. Het was ondanks mijn bezorgdheid een prettig gesprek met presentator John Jansen van Galen, die ondermeer een aantal uitstekende boeken heeft geschreven over Suriname. Daarnaast is hij een groot poëzieliefhebber. Hij besluit zijn uitzending altijd met een gedicht, waardoor het contrast met het aansluitende programma, het platvloerse, stupide gebral van de 'Echte Jannen,' niet groter kan zijn.

We zijn inmiddels tweeëntwintig jaar verder. Nog steeds maken Athene en Skopje ruzie over de naam Macedonië. Nog steeds waait er nationalistisch geloei over de Balkan en nog steeds stuit mij dat zeer tegen de borst. Als ik weer zo'n stel schreeuwlelijkerds te keer hoor gaan, moet ik altijd denken aan wat Paul Léautaud schreef in zijn Literair Dagboek, in een aantekening uit 1908: 'Er zijn nog steeds idioten die warm lopen voor al dat gebral over het leger, de vlag en het vaderland. Dergelijke ideeën zijn al even ongezond als die over de godsdienst.' Ook komt mij een uitspraak van C. Buddingh' voor de geest: 'Patriottisme is een degeneratieverschijnsel.' Ik las hem onlangs op pagina 202 van het door Wim Huijser bezorgde Het Engeland van C. Buddingh' (2005). Net als mijn eerste optreden in een directe uitzending, zul je ook deze aan Met het oog op morgen nooit horen. Dat stemt mij verdrietig.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 17 december 2014





maandag, december 15, 2014

Brieven aan Stella




Lieve Stella,

Het was druk, gisteren bij de lezing van professor Jenny Hartley bij de Haarlem Branch van de Dickens Fellowship. Het was de traditionele kerstbijeenkomst, met de traditionele toasts, waaronder de Immortal Memory op de grote schrijver zelf. Dit jaar niet in Trou moet Blijcken, want daar is brand geweest op de bovenverdieping. Men is nog doende de schade te herstellen. We kwamen bijeen in restaurant De Ripper, vlakbij het station, een leerbedrijf voor de horeca in een voormalig schoolgebouw. Een heel andere sfeer dan in de rederijkerskamer, maar we hebben er evenzeer aangenaam vertoefd. De wijn was zelfs van uitzonderlijke kwaliteit. Gelukkig maar, want het voorgerecht bestond uit vrijwel rauwe tonijn en het hoofdgerecht uit zeer rode steak en voor beide gerechten is mijn maag ongeschikt. Dat is de kok niet aan te rekenen, maar in zo'n geval is het prettig dat de wijn in ieder geval de smaakpapillen streelt.

Professor Hartley, een innemende dame, die voor haar emeritaat doceerde aan de universiteit van Roehampton, sprak over Dickens en zijn bemoeienis met Urania Cottage. Daarover publiceerde zij in 2009 een vol lof ontvangen boek getiteld Charles Dickens and the House of the Fallen Women. Ze deed dat met de nodige humor en zonder overbodige uitwijdingen, zodat ik van de weeromstuit niet heb zitten knikkebollen. Het is traditie, dat weet je, dat op de kerstbijeenkomst iemand uit het Verenigd Koninkrijk, liefst een vooraanstaand lid van de Fellowship, komt spreken. Zo hadden we vorig jaar Michael Slater, Dickensautoriteit bij uitstek, die jij ook weleens in Haarlem hebt ontmoet. Professor Slater was echter snipverkouden, wat misschien de reden was voor een wat slap verhaal over Dickens en het kerstfeest. Ik vond professor Hartley spiritueler, maar ze was dan ook niet verkouden.

Dickens en het kerstfeest hebben, zo werd mij vorig jaar wel duidelijk, weinig van doen met het als Scrooge uitgedost rondlopen op een kerstbraderie, zoals die dit weekeinde weer in Dordrecht plaatsvond. Dat is heel veel drukte om weinig inhoud voor iemand als ik, die niet van braderieën houdt, of ze nu kerstmarkt heten of niet. Vrijdag werd het afgelast vanwege de weersverwachting. Het zou gaan stormen en de organisatie wilde geen risico nemen. Stel dat een kraam omwaait en er paniek uitbreekt in de overvolle binnenstad, want de mensen komen op die markt af als mieren op een schotel suikerwater. We zijn tegenwoordig weleens te snel in paniek, maar goed, ook al heeft het niet zo hard gewaaid als was voorspeld, ik kon er in alle rust door naar Visser wandelen. Doordat De Ripper zo dicht bij het station was, liep ik gisteren zelfs twee kerstbraderieën mis. Vandaag ben ik pas de deur uitgegaan tegen het einde van de heisa. Toen was de drukte al aardig aan het luwen. Bij Visser was het gezellig, maar niet overvol. Ik ben niet zo lang gebleven, want om kwart voor tien word ik opgehaald door een taxi om naar het Mediapark in Hilversum te gaan. Ik ben te gast in Met het oog op morgen, om te praten over de Griekse presidentsverkiezingen en de toestand van het land. Vervelend om laat op de avond nog de deur uit te moeten voor een flinke autorit, maar ik ben wel blij dat er eindelijk weer wat aandacht is voor Griekenland.

In de afgelopen dagen heb ik hard gewerkt aan het literair dagboek. Soms is dat confronterend, want ik heb mensen weleens kwalijk behandeld. Het is even slikken om te lezen hoe ik abrupt een einde maakte aan de relatie met een verpleegster die buitengewoon lief en zorgzaam was en voor mij door het vuur ging. Ik voelde mij meer tot andere, onbereikbare, meisjes aangetrokken en ik vond mij qua ontwikkeling boven haar staan. Ik heb haar bot behandeld, veel verdriet gedaan en het is akelig om met de neus op dat feit te worden gedrukt. Zij is later heel goed terechtgekomen, maar toch. Soms is het ook vermakelijk om aan dingen te worden herinnerd. Het door zijn stoel zakken van Kees Buddingh', bijvoorbeeld, tijdens een literaire avond in het oude Bibelot, dat toen nog naast de rechtbank was gevestigd. Ook de manier waarop Lupius, Peter Bonte en ik dachten een verhaal van Jules Deelder te verfilmen. Kostelijk amateuristisch en een tikje naïef. De film is er nooit gekomen.

Ik vraag mij af wat ik moet met het relaas over de eerste keer dat ik het met een meisje deed. Op de versleten pers naast het bed in mijn kamer, want dat bed kraakte en mijn ouders mochten natuurlijk niets in de gaten krijgen. Dat meisje is inmiddels een bekende functionaris in het onderwijs. Moet ik maar gewoon naam en toenaam noemen, of de passage anonimiseren, al weet onze (ruime) wederzijdse kennissenkring toch wel om wie het gaat? De daad zelf viel trouwens enigszins tegen, want van al die technieken die seks zo leuk maken, waren we toen nog niet zo heel erg op de hoogte. Het is een literair dagboek, waarin geen hoofdrol voor de werkelijkheid is weggelegd, maar het berust natuurlijk wel ergens op. Spannend allemaal en soms verwarrend.

Na de borrel bij Visser was ik van plan om ergens een hapje te gaan eten, maar ik kon niet besluiten waar. Tenslotte ben ik naar huis gelopen, waar ik een omelet met kaas heb gebakken, om die bij Studio Sport op te eten. Armoe troef, maar ik mag na de avond in Haarlem niet klagen en ik had gistermorgen eerst boodschappen moeten doen, voor ik weer in het dagboek dook. Ik zorg over het algemeen goed voor mijzelf, te goed misschien, gezien mijn welvaartsbuikje, maar soms wordt een zekere indolentie over mij meester. Of nee, dat is het woord niet, want ik ben hard bezig met schrijven en ik doe daar nog van alles bij. Er zijn echter van die ogenblikken dat ik een aversie krijg tegen het gesjouw door kou en regen naar de supermarkt of naar de winkels op de Reeweg, tegen het beddengoed verschonen, koken, de vaat, de was. Dingen die wij vroeger meestal samen deden en die nooit een probleem vormden. Het moet maar snel zomer worden, dan lijkt die routine een stuk minder vervelend en kunnen we bij de voorjaarsbijeenkomst van de Dickens Fellowship weer lekker buiten zitten bij Kraantje Lek.

In gedachten, altijd,

Kees


Dordrecht, 14 december 2014

Foto: auteur


donderdag, december 11, 2014

Dordrecht




Ze kan alleen maar
als een kameleon meekleuren
met de tijden:
een glimlach op schaarse
dagen zonlicht
een broedende blik wanneer
het schier eindeloze grauw
weer heerst.

Bij zonsondergang laat zij
haar rolluiken zakken
en wordt een nurks wijf
met altijd hoofdpijn.

Mijn geboortestad schurkt zich tegen
ontoegankelijkheid en gezichtsbedrog
en is – dat spreekt -
de eeuwig verongelijkte
de moeder van klaagzang
en verontwaardiging

met soms een klaterend geschater
wanneer zij zwicht voor wat er
meer is dan sleur en kleurverschiet.


©Kees Klok

Foto: auteur


maandag, december 08, 2014

Brieven aan Stella




Lieve Stella,

Op 21 december 2007 schreef je dit gedicht:

Kerstdagen

Laat het liever sneeuwen.
Ik kan nergens heengaan,
alleen maar kijken
door mijn raam.
Dankzij mijn ogen
kan ik een beetje
van de kerstsfeer genieten.
Laat het sneeuwen.
Ik wilde melomakarona
maken, ik wilde een echte
kerstboom versieren.
Ach, ik wilde, ik wilde...
maar laat het sneeuwen.

Vijf dagen later overleed je. De sneeuw die je zag door het raam van de ziekenhuiskamer waarin je je laatste dagen doorbracht, was inmiddels gesmolten. De luchten waren egaal grijs, het miezerde voortdurend. Het waren in alle betekenissen des woords de donkere dagen voor kerstmis. Ik dacht aan die dagen toen ik gisteren het huis ontvluchtte, omdat het om vier uur alweer zo donker was dat de lichten aan moesten. Het was weer zo'n traditioneel sombere, Nederlandse zondag. Ik stond voor mijn doen laat op, verschoonde het bed, zette de wasmachine aan, ontbeet en begon daarna aan het literair dagboek te werken. Ondertussen luisterde ik naar Onvoltooid Verleden Tijd, het radioprogramma van de VPRO over geschiedenis. Een goed, informatief programma, dus ik vrees dat het zijn langste tijd heeft gehad, nu populisten en onnozelaars, die steeds meer invloed krijgen in de politiek, weer eens een aanval op de publieke omroep hebben ingezet. Ik werkte door aan het dagboek tot de lichten aan moesten, met als enige onderbreking een bezoekje aan iDordt op internet, waar ik als redacteur het verslag van de wedstrijd FC Dordrecht-PSV on-line moest zetten.

Naarmate het almaar donkerder werd begon de melancholie die mij weleens belaagt, zich aan te kondigen. Tijd om naar Visser te gaan, ondanks dat het goot van de regen. Even dacht ik aan Merz, waar levende muziek was, maar ik was bang dat het te veel kabaal zou zijn en daar had ik geen zin in. De sfeer in de stad was ronduit troosteloos, ondanks de koopzondag. Weinig mensen op straat, opvallend veel winkels (al) dicht. In Visser was het evenmin erg druk, maar ik heb daar meestal wel een aardig gesprek. Het was warm en gezellig, maar om zeven uur ging Jaap sluiten. Logisch, want toen waren er nog maar twee gasten over. Ik ben naar Kreta gelopen, waar ik altijd geniet van de muziek die Lambros draait en van zijn gastvrijheid. In zelf koken had ik geen zin. Dat gaat bij mij met vlagen. Soms beleef ik veel genoegen aan het koken, soms moet ik er niet aan denken. Brood en koekjes bakken doe ik altijd met plezier en dat kun je tussen ander werk door doen. De melomakarona uit je gedicht zijn mij nog te ingewikkeld, maar wat mis ik de geur die in huis hing wanneer jij ze aan het maken was. Heel soms ruik ik die geur onverwacht, als een sterke herinnering, zoals ik weleens in dromen jouw stem hoor.

Inmiddels is het weer aan het regenen. Dat heeft wel het voordeel dat ik er gedisciplineerder door schrijf. Ik ben geen depressief type, al drukt de grauwheid buiten mij soms wat terneer. Als dat het geval is, is schrijven een probaat medicijn. In de maanden na jouw overlijden heeft mijn dagboek mij flink geholpen om op de been te blijven. Zoals het schrijven van gedichten jou kracht gaf tijdens je ziekte. Kerstdagen hebben we opgenomen in je bundel Eindeloze nachten, een boek dat je zelf niet meer in druk hebt gezien, maar waarmee je mij iets heel dierbaars hebt geschonken.

Vanuit Griekenland bereiken mij weer akelige berichten over rellen in Athene. Savvas en Fotini gaan er de kerstdagen met Vaso en Alexis doorbrengen. Ik hoop maar dat de rust dan is weergekeerd. Waar het met Griekenland heen moet, weet ik niet meer. Ik heb mij altijd verbaasd over het feit dat Grieken in het buitenland steevast behoren tot de succesvolste immigranten, terwijl ze er in Griekenland zelf steeds weer een puinhoop van maken. Dat begon al tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. Verdeeldheid, onderlinge strijd, corruptie, inefficiëntie, gebrek aan een lange termijnvisie, bureaucratie, nepotisme, noem maar op. Het was er allemaal en het is in 193 jaar weinig veranderd. Ik ben blij dat ik één keer jouw raad in de wind heb geslagen. Jij vond dat ik na mijn afscheid van het onderwijs het beste in Griekenland kon gaan wonen. Dat heb ik niet gedaan. Het is een land met een heerlijk klimaat en een gastvrije bevolking. Prima als je als toerist komt, de Atheense troebelen kunt vermijden en er eens een keer niet wordt gestaakt, maar raak niet verwikkeld in de samenleving. Ik ben dat maar heel ten dele en dat levert al een hoop narigheid op. Een paar weken in het Schrijfhuis, zolang ik dat nog tot mijn beschikking heb, is mooi genoeg. En af en toe naar een eiland, zoals Skyros, want het moet wel 'far from the madding crowd' zijn.

Nu we het toch over 'the madding crowd' hebben: vrijdagavond was het weer een heksenketel in het stadion van FC Dordrecht. Vooral toen Dordt met 1-0 voor kwam te staan. Het is met een 1-3 verlies geëindigd, wat wil je tegen de koploper, maar ik kon achteraf bij RTV-Dordt zeggen dat we een sprankelende wedstrijd hebben gezien. Jammer alleen dat er op zo'n ongelukkig tijdstip werd gespeeld, om kwart voor negen. Het was ook verrot koud, daarom heb ik in de fanshop, want aanhangerswinkel klinkt niet, zo'n lekker warme muts gekocht. Ik zie er niet mee uit, maar dat is daar ook de bedoeling niet. Dordt staat nog steeds dramatisch onderaan, maar we blijven er in geloven. Misschien blijkt het in mei 2015 allemaal zelfbedrog te zijn geweest. Dan wordt het langs de lijn bij Achilles '29 vast weer heel gezellig. Tot het zover is, blijven we optimistisch.

Een paar jaar geleden, toen de donkere dagen mij iets te veel werden, ben ik een lang weekeinde naar Lissabon gegaan. Ik zou dat wel weer willen doen, of naar Florence of Rome vliegen, maar ik wil even niet alleen op reis. Vorige week ben ik uit eten geweest met een ontzettend aardige omroepster van RTV-Dordt. Ik zou haar wel willen uitnodigen voor een reisje, maar ja, ze heeft de zorg voor kinderen, wat het niet makkelijk maakt en ze is ook nog eens dertig jaar jonger dan ik. Die gaat niet met die ouwe kaalkop met dat welvaartsbuikje op reis. Ook al schrijft hij de mooiste verhalen en gedichten. Ik ben er daarom ook maar niet over begonnen. Kees Buddingh' zei het al: 'Een mens moet zich niet belachelijker maken dan hij van nature al is.'

Komend weekeinde woekert de kerstmarkt weer in Dordrecht. Jij vond die altijd al een aanfluiting, je was de kerstmarkt van Düsseldorf gewend. In de loop der tijd is hij almaar groter en vervelender geworden. Veel meer een ordinaire braderie dan een kerstmarkt, maar hij trekt ongehoord veel bezoekers. Dat zegt wat van de smaak van het vulgus. Wat ik wel leuk vind, is de ijsbaan, al denk ik er niet aan om zelf te gaan schaatsen. Dat heb ik voor het laatst gedaan in de winter van 1974-75, met mijn klas op een singel in Hendrik-Ido-Ambacht. De kinderen vonden het prachtig, want ik schaatste gewoon in mijn lange winterjas, met een hoed op, terwijl ik mijn pijp rookte. Ik meen mij te herinneren dat we dat jaar een wel witte kerst hadden.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 8 december 2014

Foto: archief auteur


zaterdag, december 06, 2014

Het Meedogenloze Meisje




Hij schrikt wakker als er een sms-je binnenkomt. Dat gebeurt zelden. Er moet iets aan de hand zijn. Hij tast naar zijn telefoon en opent het bericht. Dat zegt dat hij honderdduizend pond heeft gewonnen in de UK-lottery. Hij kent de UK-lottery niet en verwijdert het bericht. De wekker staat op 06.43. Het internationale oplichtersgilde is er vroeg bij vandaag. Gelukkig neemt het meestal contact op per e-mail. Voor een spamfilter is zijn mobiel te bejaard.

Soms staat hij vroeg op, maar vandaag niet. Dat komt door Madelief. Madelief wil nooit Madelief worden genoemd. Het is Maatje of Lieve. Dat laatste vindt hij het mooist. Gisteravond nam hij Lieve uit eten. Een met wijn besprenkeld diner. Koffie en calvados na. Daarna moest ze naar huis. Ze heeft het kind. Thuis schonk ze hem nog een cognac in, daarna volgde een ijskoude wandeling naar zijn huis. Vanwege het kind.

Als Madelief het kind niet heeft, slaapt ze soms bij hem. Ze heeft weelderig, rood heksenhaar, waarin hij graag zijn kale kop verbergt. Madelief geurt naar haar naam. Hij is altijd weer verbaasd als ze 's morgens naast hem ligt. Alsof hij wakker wordt in zijn zelfverzonnen verhaal. In de fantasie van een heer van zekere, licht gevorderde leeftijd. Lieve is van zijn leeftijd, maar eenendertig jaar jonger. Als hij die grap maakt, zegt ze dat hij te veel Gerard Reve heeft gelezen. Dat zij het Meedogenloze Meisje is.

©Kees Klok



woensdag, december 03, 2014

Omtrent het literair dagboek


    Gerrit de Wolf (L) en Kees Klok 1971

In overleg met mijn uitgever heb ik besloten dat het eerstvolgende dagboekdeel dat uitkomt (nog) geen vervolg zal zijn van Mijn koffers gepakt, maar dat nu eerst de eerdere dagboekaantekeningen, waarvan de vroegste dateert van 26 augustus 1975, zullen worden verwerkt tot literair dagboek. Ik werkte in die tijd op de Openbare Lagere School nr. 3 te Hendrik-Ido-Ambacht, waarheen ik mij meestal per fiets vanuit Dordrecht repte. Eind 1974 trouwde ik met Annemarie, maar nog geen jaar later leed dit huwelijk scheepbreuk op de rotsen van onze onbezonnen jeugdigheid en waren wij verwikkeld in een scheiding, zonder dat die overigens afbreuk deed aan onze vriendschap, die tot op de dag van vandaag voortduurt. Ik studeerde inmiddels in deeltijd geschiedenis MO en had ambitieuze literaire plannen. Hoewel het boek naar het zich laat aanzien pas in 2016 zal verschijnen, hier vast een voorproefje, voor de aardigheid. De laatste aantekeningen van het jaar 1975.

27 december:
Om 10 uur bij Gerrit de Wolf koffie gedronken en daarna via Rotterdam met de trein naar Assen gereden. Tot Amersfoort in de restauratiewagon, met koffie en bier dat naar sinaasappellimonade smaakte. Om drie uur waren we in Rolde, dat onder een grauw wolkendek lag en waar een ijzige wind ons bij het verlaten van de bus tegemoet woei. De bagage in het hotel gebracht, informatie ingewonnen bij de VVV en het hunebed bezocht.

Rolde is wel mooi, maar we hadden een vervelende, saaie avond. Wat er aan cafés was, en dat was niet veel, troffen we vrijwel leeg. Het hotel is iets te pseudo-voornaam, met een zalvende ober, die een beetje een karikatuur van zichzelf is. Morgen gaan we naar Groningen, want van schrijven komt hier niets.

29 december:
Tweede dag in Groningen. We logeren in De Doelen aan de Grote Markt. Gisteren rustige dag. Een paar door nicht Machteld aanbevolen kroegen bezocht, waarvan De Blauwe Engel ons het best beviel. Op zoek naar Machteld's kamer vroegen we de weg in wat een logement voor Hindoestanen bleek. Een enorm kabaal van kletterende pannen, jengelende kinderen en druk door elkaar schreeuwende mensen. Wij vroegen een man die op de beheerder leek naar de Muurstraat, midden in de hoerenbuurt. Hij lachte ons uit toen ik vertelde dat daar een nichtje van me woont, maar wees ons wel de weg.

Na het ontbijt geschaakt in Café 1672. Daarna gegeten in De Drie Gezusters, vlak naast het hotel. Anderhalf uur rondgelopen bij De Slegte: J.W. Holsbergen, Ab Visser en Jeroen Brouwers gekocht. De rosse buurt bekeken, die weinig voorstelt: vijf rode lichten en drie hoeren in bedrijf. Geëindigd in de Londoner Pub aan de Herestraat. Daar ons toneelproject doorgenomen, dat nu, na twee jaar, zo goed als af is. Bediend door een Engelse juffrouw in een strak t-shirtje zonder bh. Een beetje kleur aan deze regendag.

30 december:
Zag bij mijn ouders een documentaire over het verzet tegen de fascistische dictatuur in Chili. Je kunt je beter druk maken over wat er tegen zo’n bewind valt te doen dan zeuren over de toename van het roken en het alcoholgebruik.

31 december:
Ons persbericht over de aanstaande literaire avond van Bobby Kinghe met Simon Vinkenoog is in De Dordtenaar verhaspeld tot een waardeloos niemendalletje in erbarmelijk Nederlands. Dat is al de zoveelste keer.

Ik ga niet helemaal gerust feestvieren. Je weet nooit wat er met dat vuurwerk kan gebeuren en de katten blijven hier alleen.

Eindelijk is Letteriek gereed. Terwijl wij in Groningen waren heeft Han van Gorkom hard gewerkt. Vrijdag komt hij uit.


Foto: archief auteur


dinsdag, december 02, 2014

Stella's recept




Omdat ik al jaren mijn eigen brood bak en dat weleens ter sprake komt, krijg ik regelmatig vragen naar het recept. Ik gebruik het recept dat ik van Stella leerde. Ik heb geen idee waar zij het vandaan heeft, of dat zij het zelf heeft verzonnen, maar dat doet niet ter zake. Ik zeg altijd gul toe dat ik die en die het recept zal sturen. Meestal vergeet ik dat, ik heb meer aan het hoofd, zoals het lezen van boeken. Daarom zet ik het recept op mijn weblog, voor iedereen te gebruiken. Ik heb zojuist twee verse broden uit de oven gehaald. Ze smaken weer voortreffelijk.

Ik gebruik geen broodmachine, maar kneed het deeg met de hand.

Nodig voor twee broden:

600 gram volkorenmeel en 300 gram witte bloem
of 900 gram volkorenmeel
50 gram gesmolten boter of een halve kop olijfolie (ik doe meestal het laatste)
6 dl. lauw water
3 zakjes gist (van ongeveer 11 gram)
3 afgestreken theelepels zout
naar keuze zonnepitten/sesamzaad/pompoenpitten of niets

1. Los de gist op in het water.
2. Voeg alles bij elkaar in een kom en kneed het tot een bal. Laat het deeg 30 minuten warm rusten en rijzen (bedekt door een deken).
3. Kneed het deeg nogmaals, verdeel het in tweeën en vorm twee broden, cq. doe het in twee bakvormen. Laat het daarna afgedekt nogmaals 30 minuten rijzen.
4. Voorverwarm de oven ongeveer tien minuten voor het brood er ingaat op 180 graden
5. Zet het brood in de oven, middelste trede, en bak het op 180 graden gedurende 45/50 minuten


Foto: archief auteur


vrijdag, november 28, 2014

Brief aan Stella




Lieve Stella,

Gisteren was het je naamdag. Ik ben opgegroeid in verlicht protestantse kring. De enige heilige die wij vereerden, tot op zekere leeftijd, was St. Nicolaas. Ook St. Juttemis werd weleens door mijn moeder genoemd. Bij mijn tante Christien, die rooms was, stond een beeld van St. Antonius in de kamer. Die werd aangeroepen als er iets was zoekgeraakt. Meestal hielp dat, al werd het voorwerp in vele gevallen ook wel zonder die heilige teruggevonden. Van naamdagen had ik wel gehoord, maar om je verjaardag te vieren op de dag van de heilige waarnaar ze je hebben vernoemd, vind ik nog steeds een merkwaardige gewoonte. Daar komt in jouw geval nog bij dat je naamdag eigenlijk helemaal je naamdag niet is. Je doopnaam is Stella, niet Styliani. Je had een even grote hekel aan Styliani als ik aan Cees. Je vierde je verjaardag gewoon op 26 juli, maar berustte er in dat allerlei mensen toch op 26 november belden om je te feliciteren met je naamdag. Zoals ik er ook in berust dat een van mijn allerbeste vrienden, die ik dit jaar precies vijftig jaar ken, mij voor mijn verjaardag altijd een kaart stuurt gericht aan Cees Klok. Soms nemen verkeerde aannames of vergissingen de vorm van een natuurwet aan.

Sinds je bent overleden zwijgt de telefoon op 26 november. Gisteren is voorbij gegaan zoals veel bewolkte novemberdagen. De gebruikelijke routine van opstaan, ontbijten, een paar boodschappen en de krant halen, koffie met een pijp of sigaar en dan een paar uur op de werkkamer. Ach, wat heeft het voor zin dingen te schrijven die je toch al weet en die eigenlijk te banaal voor woorden zijn? Het zal je niet verbazen dat ik tegen zonsondergang naar Visser ben gewandeld om daar en comité de wintertijd het hoofd te bieden. Daarna heb ik thuis nog vlijtig aan mijn literair dagboek gewerkt, omdat de wijze waarop Atlético Madrid Olympiakos van het veld tikte mij te veel werd. Ik ben de dag tenslotte geëindigd in bed met Maan Leo. Dat wil zeggen, met haar tweede roman Huwelijkse voorwaarden. Aan je naamdag dacht ik pas vanmorgen, toen ik de tuin in ging om een verse roos te plukken voor bij je foto. De rozen bloeien nog steeds, evenals de geraniums, al is de tuin zelf nu een treurig moeras vol afgevallen bladeren. Ik moet snoeien, maar ik stel het uit tot februari, in de hoop dat de tuinkabouter het dan inmiddels voor mij heeft gedaan.

Jouw naamdag is, evenals de verjaardag van mijn moeder, 25 november, verbonden aan die naargeestige periode die men de donkere dagen voor kerst noemt en aan de laatste weken van jouw ziekte. De weken waarin je je mooiste gedichten schreef en daarin opbloeide, tot die verschrikkelijke ochtend van 26 december, die ik steeds, met wisselend succes, uit mijn gedachten probeer te bannen. Dordrecht in november is daarvoor niet echt de ideale achtergrond, maar Thessaloniki, waar wij ooit voorgoed wilden gaan wonen, inmiddels ook niet meer. In Griekenland gaat de sociale ontreddering van kwaad tot erger. Omdat de crisis almaar voortduurt, is er bij de Nederlandse media, vooral hypegericht, nauwelijks belangstelling meer en dan treedt de natuurwet 'geen nieuws, goed nieuws' in werking. Veel Nederlanders denken daardoor dat het weer de goede kant op gaat in je geboorteland, terwijl er nog steeds een maatschappelijke explosie dreigt. Ik ben geneigd de zaken bij bewolkt weer wat somber te beoordelen. Ik hoop krachtig dat ik ongelijk heb, maar toen ik gisteren op het internet het botte geweld tussen oproerpolitie en studenten in Athene zag, hield ik mijn hart vast.

Ik ben geen misantroop, geen hypochonder en ik heb geen depressieve neigingen. Guus de Landtsheer, voor wie ik nog een geleerd stuk over de Grootste Schrijver Ooit moet fabriceren, dat hij dan publiceert in The Dutch Dickensian, noemde mij ooit 'een calvinistische Bourgondiër.' Treffend, vind ik zelf. We hebben tegenwoordig iedere zondag koopzondag in Dordrecht, maar ik doe op die dag geen boodschappen. Dat heeft niets met religie te maken, maar de zondag is voor mij een dag voor musea, voor het theater, voor rode wijn drinken op een terras of in de kroeg, voor romantisch hand in hand met jou over een zonovergoten Pottenkade lopen. Niet om te winkelen, een bezigheid waaraan ik zo'n bovenmatige hekel heb, dat ik het altijd aan jou overliet om kleding voor mij te kopen. Jij wist precies mijn maat en je kende mijn smaak (geen spijkerbroek, in 's hemelsnaam niet). Ik ben hard aan een paar nieuwe broeken toe en aan een winterjack, maar de gaten vallen nog net niet in de oude, daarom heb ik de gang naar Canossa, het pashokje, weer even uitgesteld.

Dat 'Bourgondiër' trekt mij wel, al is het minder goed voor de lever. In het afgelopen weekeinde heb ik er behoorlijk werk van gemaakt. Dat begon vrijdagavond toen ik borrelde met het plaatselijk journaille. Dat is vaak dolgezellig en je hoort nog eens wat over de achtergronden van ter stede vigerende kwesties. Op zaterdagmiddag was ik uitgenodigd bij een huisconcert bij de ouders van een oud-leerling, inmiddels bevriend historicus, waar ik mij bijzonder heb vermaakt. Niet vaak heb ik zo'n muzikale familie meegemaakt. Bij ons thuis was alleen mijn vader muzikaal. Hij speelde piano, viool en orgel en was tenor in, en dirigent van, verschillende koren. Hij las moeiteloos het notenschrift dat voor mij altijd onbegrijpelijk is gebleven. Als puber leerde ik een paar gitaarakkoorden en speelde daarna enige tijd in een bandje, maar ik bleef vals zingen en het lukte mij nooit om die gitaar helemaal zuiver te stemmen. Ik kon wel aardig trommelen, maar mijn maatje Thijs kon het veel beter, dus op een gegeven ogenblik ben ik het leven maar gaan opschrijven in plaats van er over te zingen. In het gezin van Bart zijn ouders is iedereen getalenteerd, ook de aangetrouwde leden. Het was wel zoeken om het huis te vinden. Het staat in zo'n buitenwijk waar iedere logica in de huisnummering ontbreekt, een deel van de stad waar ik zelden kom en dat eigenlijk zo'n beetje losstaat van het echte Dordrecht. Vroeger was het een moeras en een rimboe van grienden. Op zomerse zondagmiddagen fietsten wij er weleens met een boog omheen.

Na het concert heb ik met Bart en zijn vriendin Claudia gegeten bij De Grote Griek. Het zijn beiden Griekenlandliefhebbers. Bart heeft klassieke geschiedenis gestudeerd, met als bijvak Nieuwgrieks. We konden even ons Grieks oefenen met de bediening. Daarna vertrokken zij naar Amsterdam en ben ik naar de Jazz Sociëteit gefietst, waar de debuut-CD van Savoy Room werd gepresenteerd. Een begaafd jazzcombo, waarin twee oud-leerlingen, Casper en Lotte, meespelen. Muziek van hoog niveau, technisch en qua oorspronkelijkheid. Lotte heeft een wereldstem. Ze kunnen het ver brengen, heel ver. Er waren volop bekenden, waaronder Jeannette, met wie ik ooit in dat zo net genoemde bandje speelde. Het werd een spetterend optreden en het regende rode wijn, maar toen ik collega Peter M. v.d. Linden op een gegeven ogenblik in drievoud binnen zag komen, greep de calvinist in en bedacht ik dat het tijd voor thuis was.

Op zondag ben ik een uurtje in ons heerlijke bad gaan liggen. Daarna heb ik gelezen tot het weer tijd voor Visser was. 's Avonds woonde ik in Theater 450 (van Marieke van Leeuwen) de voorstelling Frederic & de katoenvelden bij van Daan Hofman en zijn begeleidingsband. Ook erg goed en soms ontroerend. Bij Mijn moeder is mijn naam vergeten, een lied op het beroemde gedicht van Neeltje Maria Min, moest ik denken aan de middag dat jij met je gedichten optrad bij Marieke. Toen had ze het theater nog in haar huis op Dordwijk. Wat een mooie najaarsmiddag was dat en wat deed je het goed!

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 27 november 2014

Foto: auteur