maandag, april 25, 2022

Cyprus




Lieve Stella,


Twintig jaar geleden waren we op Cyprus, ik voor het eerst, jij voor de tweede keer, om mee te werken aan een serie radiouitzendingen van Teleac-Not. Cyprus was een van de landen die kandidaat waren voor het EU-lidmaatschap in 2004. Jij droeg aan de uitzendingen bij als tolk, ik als historicus. Dat uit die reis mijn boek Afrodite en Europa zou ontstaan en onze lijvige bloemlezing van Cypriotische literatuur Wij wonen in een taal (grotendeels het resultaat van jouw inspanningen) lag nog verborgen in de toekomst.


De eerste dagen logeerden we in Larnaca, aan de door palmen omzoomde boulevard. Daarna verbleven we in Paphos, waar we de restanten van Romeinse villa's met fraaie mozaïekvloeren zagen. We eindigden met de radio in Nicosia. Ondertussen was zo'n beetje de hele bijzondere, maar soms ook bijzonder tragische, geschiedenis van Cyprus voorbij gekomen. Het eiland waar we volop Grieks hoorden, maar dat nooit onderdeel is geweest van de moderne Griekse staat. Ze spreken een variant van het Grieks waar ik in het begin even aan moest wennen, maar die jij als Pontische gemakkelijk kon verstaan. Het Cypriotisch en het Pontisch staan beide nog dicht bij het klassieke Grieks en zijn dus redelijk nauw aan elkaar verwant. Jij hebt daar als taalkundige weleens over geschreven.


Het sinds 1974 door de Turken bezette noorden bezochten we toen niet. Jij mocht met je Griekse paspoort de bestandslijn niet over en zonder jou wilde ik daar niet heen. De radioploeg moest het maar even zelf oplossen. Een jaar later was de bestandslijn wel open, dat had te maken met politieke ontwikkelingen die ik in Afrodite en Europa beschrijf. Toen waren we opnieuw op Cyprus, ik voor mijn boek, jij voor onze bloemlezing. Op een dag bezochten we het bezette deel van Nicosia. We stapten in een andere wereld, of liever, in een andere, nog niet verstreken tijd. Ik herinner me een winkel in tweedehands boeken waar ik op aanraden van de schrijfster Niki Marangou een gids voor Cyprus uit de jaren 1920 kocht. Ze hadden er ook schilderijtjes. Jij kocht een gezicht op Kyreneia. Het spijt me dat ik dat bij het verlaten van het Schrijfhuis, in 2015, niet heb meegenomen naar Dordrecht.


Net als jij is Niki, een geweldige steun bij het leggen van contacten voor Wij wonen in een taal, inmiddels overleden. In 2013 omgekomen bij een verkeersongeluk in El-Fajoem in Egypte, waarvan de precieze toedracht nooit helemaal duidelijk is geworden. Dat is, denk ik, een van de redenen waarom ik nog nooit een reis naar Egypte heb gemaakt, naar Alexandrië, waar ik toch graag het huis van de grote Kavafis (jij kende bijna al zijn gedichten uit het hoofd) zou willen bezoeken. Een andere reden is te vinden in mijn ervaringen in Tunesië, lang voor ik jou leerde kennen. Al die vervelende, opdringerige mensen die je bijna met geweld hun prullen wilden slijten. De kinderarbeid die we zagen bij onder meer een bezoek aan een tapijtknoperij. De gidsen die niet van de vrouwen in het gezelschap af konden blijven. Die kutkinderen die ons in een oase in de buurt van de Chott el Jerid met stenen bekogelden. De plee in dat restaurant in Gabès waar ik bijna tot mijn enkels in de ronddrijvende drollen was gestapt als ik niet beter had opgelet. Misschien is het in Egypte heel anders en vergelijk ik appels met peren. Wie weet reis ik ooit Kavafis achterna, maar voorlopig nog even niet. Ik hoorde trouwens van Hero Hokwerda, die ook in belangrijke mate bijdroeg aan Wij wonen in een taal, dat hij werkt aan een nieuwe vertaling van Kavafis, maar dit geheel terzijde.



Ik weet nog waar wij op 6 mei 2002 waren, in onze kamer in hotel Cleopatra in Nicosia, toen we hoorden dat Pim Fortuyn was vermoord. Ik had niets met Fortuyn en zijn 'gedachtengoed'. Ik vond hem een irritante provocateur met een grote bek (de typisch Nederlandse grote bek uit Mijn Nederland van Geert van Istendael), waar je toch ook wel om kon lachen als hij weer eens een politicus publiekelijk voor joker zette. Soms terecht, vaak ook niet. Wat 'onze Pim' nou eigenlijk wilde met het land, behalve zelf opzichtig rondjes dansen op het politieke toneel, is me nooit helemaal duidelijk geworden. Een gewiekste volksmenner, ja, maar verder?


Dat is allemaal geen reden om iemand dood te schieten vonden we toen en vind ik nog, maar je begrijpt dat die twintig jaar aanleiding zijn om 'de kale messias', zoals Maarten van Rossem hem noemt, weer eens postuum van stal te halen. Komt dat hele zootje opportunistische minkukels dat achter 'onze Pim' aanliep, zelden met enig positief politiek gevolg, weer voorbij op de buis, vrees ik. Tijd misschien om een poosje naar Cyprus te vertrekken.


Ik ben er na jouw overlijden nog een paar keer geweest. In 2009 voor een conferentie van Euroclio, de club van Europese geschiedenisdocenten, en voor het laatst in 2016 om een paar artikelen te schrijven voor het Griekenland Magazine. Die conferentie was georganiseerd in samenwerking met de Grieks en Turks-Cypriotische onderwijsbonden. Hij vond grotendeels plaats in het Ledra Palace hotel, hoofdkwartier van de VN-vredesmacht. Ik herinner me de eerste woorden die de voorzitter van een van de Turks-Cypriotische bonden sprak, nadat hij het gezelschap had begroet: 'Please keep in mind that we are living in occupied territory'. Ook toen al boterde het niet meer tussen een deel van de Turks-Cyprioten en hun 'beschermers'. Of die man nog vrij rondloopt, of hij nog leeft, dat weet ik niet. Wel dat onze vriend, de schrijver Mehmet Yashin, inmiddels zijn huis in bezet Nicosia heeft verruild voor een appartement in Athene, waar ik hem net voor het uitbreken van de corona-ellende heb ontmoet.


Tijdens die conferentie deden de gastheren en -vrouwen erg hun best om het de bezoekers naar de zin te maken. Overvloedige maaltijden en boeiende excursies naast de bijeenkomsten in het Ledra Palace. Zo heb ik toch een flink deel van het bezette gebied kunnen zien. Ik heb genoten van het indrukwekkende uitzicht vanaf het kasteel van Sint Hilarion, aan de strategische bergpas tussen Nicosia en Kyreneia en van de romantische pracht van de abdij van Bellapais. Ammochostos stemde minder vrolijk. Daar zagen we vanaf korte afstand het verlaten, afgegrendelde en in gestaag verval verkerende Varoshia, maar daar sprak ik ook een paar Turks-Cypriotische studenten die vurig hoopten op een hereniging van het eiland en een gezamenlijke toekomst in de EU. Hoe het verder is gegaan weten we. Alle onderhandelingen ten spijt is het er nog steeds niet van gekomen.


De tweede druk van Afrodite en Europa is bijgewerkt tot 2014. De derde druk kan ongewijzigd verschijnen. In de laatste acht jaar is er niets wezenlijk veranderd wat de 'kwestie Cyprus' betreft. Triest. Het wordt hoog tijd dat de Cyprioten, alle Cyprioten, zonder inmenging van anderen hun eigen weg kunnen bepalen. De enige keer dat hen dat was gegund was korte tijd in de veertiende eeuw, in de tijd van koning Peter I. Daar weet jij alles van, want jouw veelgeprezen vertaling van mijn boek ligt nog steeds op Cyprus en in Griekenland in de boekwinkels. 


Tijdens mijn laatste bezoek had ik ook weer een ontmoeting met onze vriend Michalis Pieris, theatermaker, dichter, hoogleraar en directeur van het cultureel centrum van de universiteit. Je weet wel, dat mooie, historische pand in de Axiothea. We hebben indertijd verschillende gedichten van hem vertaald voor de bloemlezing. In 2017 ontmoette ik hem weer, in Amsterdam, bij een voorstelling van zijn studententheater. Een paar maanden geleden kwam het bericht dat hij plotseling was overleden. Een hartstilstand. Hij had minder geluk dan ik. Ik zal hem missen, evenals Niki, Fivos Stavrides en Fikret Demirağ.


In gedachten, altijd,


Kees


Thessaloniki, 24 april 2022


Foto: auteur



donderdag, april 21, 2022

Eb & Vloed




 
Lieve Stella,


Ik vraag me af of ik niet een beetje te vroeg naar Griekenland ben gekomen. In de eerste plaats is het nog behoorlijk fris, terwijl ik een liefhebber ben van lange, zoele avonden. Ja, ik weet het, dan hebben we weer last van allerlei stekende insecten, maar avonden met acht graden zijn mij echt te koud. Toch zie je dan nog mensen buiten op de terrassen eten, maar zo stoïcijns ben ik niet. In de tweede plaats worden de coronamaatregelen pas op 1 mei versoepeld en op 1 juni afgeschaft. Als ik het had geweten, was ik in juni gekomen. Ik had het overigens kunnen bedenken, want dan begint het toeristenseizoen pas echt en maakt de covid-angst plaats voor de dringende noodzaak wat geld te verdienen.


Hoe dan ook, vooruit denken is niet mijn sterkste kant, ik kijk liever naar het verleden. Als ik uit het raam van mijn pied-à-terre kijk, zie ik de Turken, die in de negentiende eeuw deze buurt bewoonden, bij wijze van spreken voorbij lopen. Er staan nog heel wat huizen uit die tijd, want ik zit net boven het gebied dat in 1917 bij de grote stadsbrand is verwoest. Jammer dat er na de Tweede Wereldoorlog toch wat onsmakelijke nieuwbouw is ingeslopen. Tegenwoordig zijn ze een stuk voorzichtiger geworden. Althans in de bovenstad. Beneden in het centrum wordt soms maar raak gebouwd is mijn indruk.


Twee dagen geleden ben ik van Syros, via Athene, naar Thessaloniki gevlogen. Een luchtreisje van eerst twintig minuten en daarna eentje van een half uur. Toch heeft dat me een hele dag gekost. Oorspronkelijk zou ik om half elf van Syros vertrekken en om twee uur in Thessaloniki zijn, maar vorige week kreeg ik bericht dat het vluchtschema was veranderd. Ik vertrok nu om één uur en mocht in Athene drie uur op mijn aansluiting wachten, die ook nog eens vertraging had. Om half acht leverde de taxi me af bij het appartement. Gelukkig op tijd voor de buurtsuper, zodat ik de volgende morgen niet meteen de deur uit hoefde om mijn ontbijt te halen.


Toen ik hier eind september was, maakte ik me ernstige zorgen over buurman Dimitris en zijn charmante, traditionele restaurant. Na de boodschappen en nadat ik me in het appartement had geïnstalleerd, ben ik er gaan eten. Gelukkig trof ik de normale situatie. Je kon weer binnen eten, er klonk weer rebetika en nu en dan zong Dimitris weer uit volle borst mee. Ik werd hartelijk begroet en mocht niet vertrekken zonder nog een karafje wijn van het huis op te drinken. Het was een soort thuiskomen, een gevoel dat ik ook de volgende dag had toen ik bij Rita binnenstapte in kafeneion Odysseas. Dat heeft zo te zien de corona-ellende ook overleefd, al is die nog niet helemaal voorbij. Er mag nog steeds maar een beperkt aantal mensen binnen verblijven.


Kennelijk zijn er een of meerdere routers bij gekomen. De wifi is stabieler dan de vorige keer, maar ik heb weer allerlei problemen met de e-mail. Het gewone programma werkt niet op de laptop. Ik krijg steeds een melding dat de server onbereikbaar is. Inmiddels doet de mail op de iPad het ook niet meer. Iets met een certificaat van de KPN dat niet wordt vertrouwd. Ik heb daar allemaal geen verstand van en heb al helemaal geen zin om uren te gaan tobben met die krengen, dus laat maar. Ik gebruik de webmail wel. Die liet het in Athene ook afweten. Door de slechte wifi, denk ik. Waarom op mijn telefoon alles wel normaal werkt ontgaat me. Het is een wonderbaarlijke wereld, dat cyberspace, maar ook nogal kwaadaardig. Soms denk ik: waar zijn de postduiven gebleven?


De avond na aankomst ben ik langs je oudste broer en zijn vrouw gegaan. Normaal gesproken heb je op de Egnatia, bij het standbeeld van Venizelos, zo een taxi, maar nu was het moeilijk omdat Paok thuis voetbalde tegen Olympic Marseille. Uiteindelijk vond ik samen met twee Paok-fans, aardige jongens, een taxi met een vrolijke, vrouwelijke chauffeur, die hen eerst afleverde bij het stadion en mij een eindje verder voor de deur van banketbakker Dimitris in de Lambraki. Ik kwam daar al in de tijd van het Schrijfhuis. Het winkelmeisje, dat er ook al jaren werkt, herkende me direct. We hadden een leuk gesprek terwijl ze het doraki (cadeautje) voor Fotini vulde met zoetigheid. Ze is heel aardig, maar snoept volgens mij meer van haar koopwaar dan gezond is.


Savvas stelde voor uit eten te gaan. Dat deden we bij Ev Zein in de Gkouka net boven de Lambraki. Daar kom ik ook al jaren. Er werkt een ober die een tijdje in Holland heeft gewoond en een paar woorden Nederlands spreekt. Het eten is er doorgaans prima en de prijzen zijn mild, ook voor Griekse begrippen. Een van de twee eigenaren is specialist in een of ander ziekenhuis, endocrinoloog volgens Fotini. Soms helpt hij op drukke avonden mee in de bediening. Een merkwaardige combinatie, maar als je weet dat de eigenaren broers zijn, wordt het wat minder vreemd. Sommige dames op leeftijd raken een beetje opgewonden bij de gedachte door een dokter te worden bediend. Het blijft een enigszins magisch beroep, net als pastoor, maar die bedient alleen als het niet meer hoeft. Een flauwe grap, ik weet het, maar het is dit weekeinde Pasen in Nederland en het weekeinde daarop hier en dan hoor je wel meer flauwe verhalen.


Onderweg naar Odysseas liep ik gisteren langs de Experimentele School. Hoeveel herinneringen hebben we daar niet liggen? Jij als lerares, wij samen als organisatoren van de scholenuitwisseling in de jaren negentig. Van de collega's uit die tijd werkt er niemand meer. Met pensioen of inmiddels overleden. In de eerste jaren na jouw overlijden ging ik er nog weleens langs. Dan werd ik als een oude vriend begroet. Als ik nu zou binnenstappen zou de conciërge (de oude Stefanos is ook al jaren met pensioen) zich hoogstwaarschijnlijk ernstig afvragen wat die rare snuiter met dat malle accent komt doen.


Ach, zo gaan die dingen. Ook van de school in Dordt ben ik behoorlijk vervreemd. Er werkt nog maar een handvol collega's uit 'mijn' tijd. Gelukkig hebben we nog het Genootschap ter Bevordering van Eb & Vloed, de borrelclub van oud-collega's en een enkele uitzondering die nog werkt. In mijn archief heb ik nog de foto's uit de begintijd, toen we soms fameuze etentjes hielden, waarbij jij altijd stralend aanwezig was. Een van de fijne herinneringen die ik koester.


In gedachten, altijd, 


Kees


Thessaloniki, 16 april 2022


Foto: archief auteur


donderdag, april 14, 2022

Winterjassen en ijsmutsen




Lieve Stella,


Zelfs in Athene word ik op straat herkend. Ik liep langs de Agia Ekaterini in Plaka toen ik opeens 'Kees!' hoorde roepen. Iemand van het Nederlands Instituut Athene. Even een praatje gemaakt. Verteld dat ik op weg ben naar Syros. Als ik een volgende keer wat langer in Athene ben kom ik langs. Misschien ga ik in dat geval wel weer bij het NIA logeren, want ik kan daar beter werken dan in een hotel, ook al is het zo luxe als het Herodion. Ik was op weg naar een apotheek, om oogdruppels te halen, die ik in Griekenland zonder doktersrecept en goedkoper kan krijgen dan in Nederland. Vooraf koffie gedronken bij een zaakje in de Makrigianni, met uitzicht op de Akropolis. Het was nog vroeg, net na mijn ontbijt, maar het kamermeisje vroeg of ze kon schoonmaken en ik wilde haar niet voor de voeten lopen. 


Het is daar een aardige plek om mensen te kijken. Veel toeristen zijn er nog niet, hoewel je in Athene nooit helemaal zonder zit, maar het is het Griekse schoolreisseizoen. Er liep om de haverklap een klas langs, die de vele bezienswaardigheden af moest, met een luid roepende gids of leerkracht. De meeste scholieren droegen maskers. Ik vrees op bevel van de juf of de meester. Een vorm van kindermishandeling als je het mij vraagt. Vlakbij zat een groepje Amerikanen. Studenten vermoed ik. De jongens allemaal in korte broek, want ja, we zijn er eens uit en dan moet dat, ook al was het bewolkt en zo vroeg in de morgen nog akelig fris. Ik heb niets tegen meisjes in korte rokjes, maar mannen in korte broek wekken mijn lachlust op, dat weet je, ook al trok ik bij zeer warm weer in Griekenland ook weleens zo'n ding aan. Dan waren we op een strand of een vakantie-eiland, maar in de stad, nee, dan zag je me niet in korte broek. Nog steeds niet. Ik heb één keer, toen het in Dordrecht zevenendertig graden was, een korte broek aangedaan naar Visser. Ik voelde me daarmee zo voor lul zitten, dat het me niet meer zal overkomen. Het zal wel aan mij liggen. Zelfs mijn beste vrienden vinden het tegenwoordig normaal om bij het magerste straaltje zon in korte broek te verschijnen. Als ze het maar niet doen als ze bij mij op het eten komen. Dan kan ik niet garanderen dat ik niet per ongeluk uitschiet met de peper.


Gisteren, aan het eind van de middag, na een paar uurtjes werken, heb ik ergens op een terrasje in Plaka een borrel gedronken met nichtje Vaso en haar man Alexis. Ik heb altijd moeite om Alexis te verstaan. Hij praat zacht en nogal binnensmonds. Een beetje zoals mijn belastingman in Thessaloniki, maar die zegt alleen maar 'alles komt goed', waarna er maanden niets gebeurt. Behalve dat de belastingrente almaar oploopt. Ik denk dat ik tegen zijn advies in de rekeningen toch maar ga betalen, in de hoop dat het onwettig afgedragen geld ooit wordt teruggestort, als we ons beroep hebben gewonnen. Het kantoor van de Alphabank in Plaka is met de noorderzon vertrokken. Ik ga wel naar mijn eigen bankkantoor in Thessaloniki, nadat ik eerst nog maar eens de stand van zaken met hem heb doorgenomen en gehoord heb dat ik me geen zorgen hoef te maken, want dat alles goed komt.


Ik dwaal af, net als vroeger, toen ik lesgaf. Dan begon ik met de slag bij Heiligerlee, waarna ik binnen de kortste keren eindigde onder een pinadakje in het oerwoud van Suriname. Onlangs sprak ik een oud-leerlinge die zei: 'Van geschiedenis weet ik niet veel meer, maar al die verhalen van jou staan me nog goed bij'. De naam van dat terrasje ben ik vergeten, maar er tegenover zat een bar met de naam Yasemin. Ik moest denken aan dat Cypriotische lied Yasemin, Yasemin op die CD die we kochten toen we voor het eerst op Cyprus waren. Dat is volgend jaar twintig jaar geleden, al lijkt het pas eergisteren.


De borrel duurde niet lang, want ik had om acht uur een eetafspraak bij Zorbas. Vanavond neem ik Vaso en Alexis mee uit eten. Uiteraard ook bij Zorbas. Ik blijf die zaak een warm hart toedragen. We hebben er zoveel herinneringen liggen. Een van de eerste dingen die ik doe als ik aankom in Athene, is naar de Lysiou lopen om te kijken of Zorbas er nog is. Je weet maar nooit met de ene crisis na de andere. We moesten op dat terras trouwens zowel ons coronabewijs als onze legitimatie laten zien. Roomser dan de paus of extreme virusangst? Wie zal het zeggen. Ik wilde de sfeer niet verpesten, dus heb ik braaf alles laten zien. Bij O Glykys moest ik gisteren ook mijn coronabewijs tonen. Ik kom er al jaren, maar er is steeds ander personeel dat geen idee heeft wie ik ben. Bij Zorbas is dat anders. 



We zijn een paar dagen verder. Ik zit in Caffe Luigi, een stijlvol café in het centrum van Ermoupolis, de hoofdstad van Syros en van de Cycladen. Vrijdag de achtste ben ik aangekomen, met een flinke klap in een bejaard propellervliegtuigje op een erg korte landingsbaan langs een ravijn. Even de andere kant op gekeken, maar we hebben het gehaald. Anke en Lienke van Nugteren wachtten me op en brachten me met een taxi naar mijn hotel. Hermes, prachtig gelegen aan de haven. Een marmeren paleis waar het Herodion wel drie keer uit kan. Voor en achter de zee. In de nabije verte het eiland Tinos. Ik heb niet alleen een mooie, comfortabele kamer, maar er is ook een goed werkende wifi. Dat was in Athene wel anders.


Na vele bezoeken aan Skyros heb ik deze keer de k maar eens geschrapt. Syros is qua oppervlakte slechts een derde van Skyros (en vijftien vierkante kilometer kleiner dan het Eiland van Dordrecht), maar het heeft ongeveer acht keer zoveel inwoners. Ermoupolis maakt een levendige indruk, zelfs al is het toeristenseizoen nog niet echt begonnen. Ook hier worden klassen op schoolreis door de straatjes vol neo-klassieke gebouwen gedreven. Nu ja, gedreven, sjokken is een beter woord. 


De eerste avond met Anke en Lienke gegeten in een zaakje dat To Mikraki heet. Ze draaiden er sfeervolle rebetika. Daarna gingen we naar een nabij café, Laoutari, dat direct mijn hart heeft gestolen. Opgezet door een paar enthousiaste jongelui, die ook al van rebetika bleken te houden. Misschien dat het door de decoraties kwam, of door de bediening, maar ik voelde me direct thuis. Een soort 'Vissergevoel'. Als ik ooit voor langere tijd naar Syros kom, wordt Laoutari mijn stamkafeneion voor de zoele avonden. Voorlopig zitten zoele avonden er nog niet in. Het is droog, zonnig, maar fris en winderig. Gisteren hebben we nog wel buiten gezeten, maar nu zit ik binnen. Ik ben niet van het coûte que coûte buiten zitten, desnoods met winterjassen aan en ijsmutsen op zodra maar even de zon schijnt.


Ermoupolis doet een beetje denken aan Kerkyra. Langs de Plateia Miaoulis, bij het stadhuis, heb je ook van die bogen, met daarin wat eettentjes, maar een deel is in ernstig verval. Een van de panden is half ingestort. Een pijnlijk gezicht. Je vraagt je af hoe het zover heeft kunnen komen. Soms komt het door ruzie tussen erfgenamen, die de boel liever laten instorten dan dat ze elkaar een duimbreed toegeven. Of de eigenaren zitten in het buitenland en interesseren zich niet voor zo'n pand, of er is simpelweg geen geld. In Dordt hebben we ook eens zo'n geval gehad op de Voorstraat. Daar hadden twee broers, meen ik, een paar panden geërfd, maar geen geld of geen zin om ze te onderhouden of er ook maar iets mee te doen. Na jaren leegstand donderde het balkon van een van die huizen op een dag de Voorstraatshaven in. Toen heeft de gemeente ingegrepen.


Ik geloof dat ik weer aardig afgedwaald ben. Gisteren hebben we met zijn drieën Syros per taxi verkend. Een cadeautje van Anke en Lienke, die al meer dan twintig jaar een huis hebben op het eiland. In hun boek Are you Twins? vertellen ze dat ze ooit in Ano Syros, een ruïne kochten en hoe ze die hebben gerestaureerd tot een charmant huis met een geweldig uitzicht over Ermoupolis en de zee. Bij helder weer kun je zelfs Mykonos zien liggen. Ano Syros, de naam zegt het al, ligt op een heuvel hoog boven Ermoupolis. Het huis is alleen te bereiken via een wirwar van steegjes en trappen. Alleen zou ik het met geen mogelijkheid hebben gevonden. 


In het centrum van Ermoupolis weet ik al aardig de weg. Dat wil zeggen ik weet de juiste cafés te vinden. Natuurlijk alleen maar nadat Anke en Lienke mij zaterdag een rondleiding hebben gegeven. Die leidde onder meer naar de wijk Vaporia, het Aerdenhout van Syros, waar reders, rijk geworden kapiteins en telgen uit de oude handelselite wonen. Men zegt dat zanger Yorgos Dalaras er ook een optrekje heeft. In die wijk speelt een novelle, Tales of Vaporia. Konstanza, met op het omslag de naam Kalliopi Vardaka, maar geschreven door Lienke (Paulina van Nugteren) en, zoals de titelpagina vermeldt: 'Inspired by: Anna van Nugteren & Maria and Kalliopi Yatrakis'. Ik heb een exemplaar cadeau gekregen en ga, voordat we elkaar vanmiddag ontmoetten, daar een tijdje in lezen. In Café Stella (!), naast het stadhuis. Als het open is, want ik heb geen idee of op Syros op maandag ook de halve horeca dicht is, net als in Dordrecht. Ik merk het wel.


In gedachten, altijd,


Kees


Ermoupolis, Syros, 11 april 2022


Foto: auteur


dinsdag, april 12, 2022

Warnaar: Gouden Eeuw




Het verbaast hem hoe klein het eiland is, ondanks de reputatie van belangrijk handelscentrum in de Cycladen. Vijftien vierkante kilometer kleiner dan zijn eigen eiland in de zompige moerasdelta van Rijn, Maas en Schelde. Wel anders van vorm, bergachtig en niet bijna overbevolkt. Hij herinnert zich een artikel in de plaatselijke krant: ondanks dat men de laatste polders onbebouwd wil laten, streeft het bestuur van zijn stad uitbreiding van 120.000 naar 160.000 inwoners na. Hij vraagt zich af of de bestuurders van dit eiland ook zulke nare ambities koesteren. Hij vraagt zich ook af wie er in zo'n mierenhoop wil wonen en of het silhouet van zijn stad straks even akelig zal ogen als dat van Rotterdam.


Ermoupolis maakt enerzijds een voorname indruk, met zijn havenfront vol neo-klassieke gebouwen. Anderzijds wordt de haven ontsierd door een scheepswerf waaruit lawaai en fijnstof komen als pus uit een steenpuist. Het is wel een belangrijke bron van werkgelegenheid, evenals de gif uitstotende chemische industrie op zijn eigen eiland. Dan kun je je iets veroorloven.


De reputatie als belangrijke handelsstad ligt in het verleden, toen de Osmanen nog de dienst uitmaakten. Zijn eigen stad beleefde zijn Gouden Eeuw nog verder in het verleden. Wat rest zijn weemoed en verlangen. Dat is de romanticus die in hem schuilt. Die zou best terugwillen naar die tijden, maar alleen als hij rijk en vooral kerngezond was. Hij is een vluchtige bezoeker, een gast die zo weer vertrekt na een paar snelle indrukken te hebben opgedaan. Hij zit in een café dat een kruising lijkt van Louis XV en Art Nouveau. Het zou zomaar een Heerensociëteit uit de tijd van sultan Abdul Hamid II kunnen zijn. Zoiets vind je op zijn eiland nergens.


Foto: auteur


zondag, april 03, 2022

Cirkel




Lieve Stella,


Wij zijn allebei opgegroeid met de verhalen van onze ouders over de oorlog, jij zelfs met die over twee oorlogen: de Tweede Wereldoorlog en de Griekse burgeroorlog. Ik ben bang dat de kinderen van de huidige generatie gaan opgroeien met verhalen over de oorlog die Poetin in Oekraïne is begonnen. Die oorlog lijkt overigens slecht voor de Russen te verlopen, maar zeker weet je het nooit. List, leugens, bedrog, nepnieuws, het tiert alom welig. Op Youtube zie je voortdurend filmpjes waarin de Russen een of andere nederlaag lijden met een Amerikaanse commentaarstem die het gebruikte wapen, een 'stinger', een 'javelin' of een drone van Turkse makelij aanprijst. Omdat ik niet weet wat ik ervan moet denken, kijk ik er niet meer naar. Ik verdiep me liever in de geschiedenis. 


Gisteren heb ik het vuistdikke boek The Greek Revolution 1821 and the Making of Modern Europe van Mark Mazower opgehaald bij mijn Dordtse boekhandelaar. Ik hoop dat het afrekent met al die romantische heldenverhalen over 1821 en met een objectiever beeld komt. Dat weet ik pas als ik het heb gelezen, maar Mazower kennende zit het wat dat betreft wel goed. Weet je nog dat jouw Griekse vertaling van mijn geschiedenis van Cyprus in Thessaloniki werd gepresenteerd? De uitgever, University Studio Press, had een drietal hoogleraren in de geschiedenis bereid gevonden iets over het boek te zeggen. Een daarvan, ik zal zijn naam niet noemen, had eerder gewerkt bij het Museum voor de Macedonische Strijd, een verzamelplaats voor de meest abjecte, nationalistische propaganda. Hij viel over mijn gebruik van de alom geaccepteerde term 'de zieke man van Europa' voor het zieltogende Osmaanse rijk in de negentiende en vroege twintigste eeuw. Dat moest 'de zieke man zijn', zonder Europa, want het rijk was niet Europees. Geklets, vond en vind ik. Dat waren de twee andere professoren met mij eens, maar dat was niet het opvallendste aan de druk bezochte presentatie. Dat was het volledig ontbreken van hapjes en drankjes, waar ik mij toen nogal aan heb gestoord. 


Later heeft USP het goedgemaakt door een prachtige postume dichtbundel van jou uit te geven, die goed werd ontvangen in Thessaloniki. Uit de Nederlandse editie, die iets eerder verscheen bij Liverse, wordt weleens geciteerd in overlijdensadvertenties. Altijd zonder dat het mij, als rechthebbende, wordt gevraagd, maar omdat ik het mooi vind dat je na zoveel jaar nog wordt gelezen, val ik daar niet over. Vooral de laatste reeks gedichten, die je kort voor je overlijden schreef in het Albert Schweitzer Ziekenhuis, valt in de smaak.


In mijn vorige brief schreef ik dat de lente leek aangebroken. Afgelopen maandag zaten we nog met een clubje vrienden lekker in de zon op het terras van Centre Ville, maar een dag later al konden we onze winterkleren weer aan. Donderdag kwam de hovenier om enig snoei- en bemestwerk in de tuin uit te voeren en het nodige onkruid te wieden. Toen was het nat en koud, maar nog te doen, vrijdagmorgen werd ik wakker en lag er sneeuw. Dat was geen aprilgrap, maar niets veranderlijker dan het weer en dat precies in een tijd dat de regering ons oproept de kachel een paar graden lager te zetten vanwege dreigende gasproblemen door de oorlog. 


Poetin tegenwerken door in de kou te gaan zitten. Ik denk er zo het mijne van, maar ik heb toch maar het 'Griekse systeem' ingevoerd, uit de tijd dat we in ons appartement in Thessaloniki nog afhankelijk waren van de blokverwarming in het gebouw. De huismeester zette dan om een uur of zeven 's morgens de kachel aan, tot een uur of tien, en daarna ging hij omstreeks vijf uur weer aan. Winterkou of niet. Hier gaat hij om zeven uur even flink aan tot een uur of negen, daarna kan hij een stuk lager, want het koelt maar langzaam af, voordeel van een tussenwoning, en zeker als ik boven werk kan dat tot aan het eind van de middag duren. 's Nachts staat de thermostaat al jaren op 15 graden, ook in jouw tijd deden we dat al. Veel in de kroeg zitten is trouwens ook een adequate oplossing om gas te sparen, maar financieel pakt dat iets anders uit.


Ongeveer een jaar geleden publiceerde columnist Kees Thies zijn boek 10 Jaar Thies in 250 columns. Ik heb het toen direct aangeschaft, want ik lees Kees graag. Door alle coronatoestanden duurde het tot gisteren voor hij het boek eindelijk kon presenteren. Dat gebeurde in de Trinitatiskapel in de Vriesestraat, waar ook vaak de lezingen van de vereniging Oud-Dordrecht worden gehouden. Je denkt misschien dat het een beetje mosterd na de maaltijd was, maar ik vond het een goede manier om het boek opnieuw onder de aandacht te brengen. Het was aangenaam druk, Kees las enkele boeiende columns en Ilona Snip (Thisgirlslife Ilona) zong een aantal liederen (waarvan een met haar vader) en dat vond ik het hoogtepunt van de middag. Ik ben een groot fan van Ilona. Niet alleen een geweldige liedjesschrijfster en zangeres, maar ook een ontzettend aardige vrouw. Ik weet nog dat ze mij opzocht kort nadat ik uit het ziekenhuis kwam, na mijn hartstilstand, en het huis ineens vol bloemen stond. Na afloop was er een gezellige borrel (koster Jan Lokhorst is een uitstekende gastheer), waarna ik, het zal je niet verbazen, samen met Gerrie Edelman, die ook aanwezig was, nog gezellig ben gaan naborrelen in Visser. 


Donderdag kreeg ik een minder prettig bericht: de Annual Conference van de Dickens Fellowship, die in juli in Haarlem zou plaatsvinden is afgelast. Reden: er zijn te weinig inschrijvingen uit het buitenland. Vooral de Amerikanen, Australiërs en Nieuw-Zeelanders laten het afweten. Wij vermoeden dat dat komt door angst voor eventuele nieuwe coronamaatregelen en vooral door de oorlog in Oekraïne. Erg jammer want de Haarlem Branch zou de conferentie eerst in 2021 organiseren, wat niet kon doorgaan door de pandemie en nu valt hij weer in het water. Ik had me verheugd een aantal internationale leden terug te zien. 


De laatste keer dat ik bij een Annual Conference was, was alweer in 2015 in Bristol. Daarna zou hij in Christchurch in Nieuw-Zeeland zijn, dat was me te ver, en vervolgens in Aberdeen, Boulogne-sur-Mer, Eastbourne en nog wat verder gelegen plaatsen waar ik geen gelegenheid had om naartoe te gaan. Tijdens corona werd een 'Zoom-conferentie' gehouden, waar ik helemaal geen zin in had, dus je begrijpt dat ik me op Haarlem had verheugd, te meer daar er ook een 'buitendag' in Dordrecht zou worden gehouden, die ik samen met de andere Dordtse leden al bezig was te organiseren. Het museum, de stadsgidsen en Visser, waar de bezoekers koffie met poffertjes zouden krijgen, heb ik inmiddels afgezegd. Het hotel in Haarlem heb ik voor de tweede keer moeten afzeggen, want daar had ik eerder geboekt voor een familieverjaardag die door corona niet kon doorgaan. Zo krijgt een mens ongewild toch een beetje een slechte naam, al gaat die 'buitendag' er nog wel een keer komen, alleen voor de leden van de Haarlem Branch. 


Uit een van de columns in 10 Jaar Thies blijkt dat Kees een liefhebber is van het werk van Godfried Bomans, die in 1956 met enkele vrienden het initiatief nam, zoals je weet, tot het oprichten van de Haarlem Branch en zo is de cirkel toch weer een beetje rond.


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 3 april 2022


Foto: auteur