dinsdag, december 31, 2019

Burgeroorlog



Nog geen maand geleden werd mijn boek Met gemengde gevoelens op reis. Brieven aan Stella in mijn stamcafé Visser gepresenteerd. De tijd vliegt, luidt het cliché. 'Nee,' placht stadsdichter Jan Eijkelboom te zeggen op bijeenkomsten van de Dordtse Dichterskring, 'niet de tijd vliegt, wij stormen door de tijd.' Inmiddels zijn we aanbeland op de laatste dag van het tweede decennium van de eenentwintigste eeuw. Over een paar uur zullen er weer honderden gewonden vallen en zullen misschien ook wel meerdere mensen sneuvelen in de veldslag die de Nederlander van de jaarwisseling maakt. Het hele land, waar je anders voortdurend wordt lastiggevallen door anti-rookzeikerds en doorgeslagen milieulio's, een oorlogszone! Fascinerend zoals een toch al tot doorslaan geneigd, matig beschaafd en matig opgevoed volk een op zich aardige traditie (het met lawaai en licht verjagen van boze geesten, de Germanen deden het al) volkomen uit de hand heeft laten lopen. 

Zo volkomen dat het hoog tijd wordt om in te grijpen. Niet alleen omdat tijdens het hoogtepunt van de burgeroorlog idioot veel slachtoffers vallen, nee, onder meer ook omdat de dwaasheid al eerder begint. De eerste ernstig gewonden vielen enkele dagen geleden al. Vannacht om vijf uur werd mijn buurt opgeschrikt door een of andere a-sociaal die nog steeds liep te knallen. Ik begrijp de fascinatie voor dat vuurwerk wel en met een goede balans van beschaving, opvoeding en gezond verstand zou een verbod niet nodig zijn. Die balans ontbreekt echter bij een deel van de inwoners van ons land. Dat pubertjes over de schreef gaan, voilà, dat doen pubertjes vaker, maar dat volwassen kerels als idioten te keer gaan is goed beschouwd behoorlijk zielig. Ook zielig is dat verwende-kinderen-gedrag van Haagse onruststokers die hun vreugdevuur niet mogen houden, omdat ze die 'traditie' vorig jaar tot bijna rampzalige proporties uit de hand hebben laten lopen. Overigens onder de gesloten ogen van de gemeente Den Haag, die wat dat betreft vele kilo's boter op het hoofd heeft. Dit jaar dus op het strand geen polonaise. Wie niet horen wil moet maar voelen. Doe een keer normaal, dan mag je volgende jaar je fikkie misschien weer stoken.

Ik had willen stilstaan bij die afgelopen twee decennia. Bij alles wat er in mijn leven veranderde door sterfgevallen en geboortes in de familie- en vriendenkring, door nieuwe vriendschappen en ervaringen, zoals het verlaten van het onderwijs en de publicatie van een aantal boeken. Bij al die kleine en grote gebeurtenissen die hun invloed hebben gehad. Ik had willen stilstaan bij menselijke kwaadaardigheden als de aanslagen van 11 september 2001, de onverstandige, Westerse interventies in het Nabije Oosten, waardoor met name de VS, zoals Maarten van Rossem terecht beweert, ongewild een terreurbeweging als IS heeft geschapen, bij de Brexit, die naar het zich laat aanzien een ramp voor het Verenigd Koninkrijk gaat worden. De wereldmacht van weleer leed vergeleken bij imperia als het Perzische, het Romeinse of het Chinese, al een kortstondig bestaan, maar de reductie tot wat het eigenlijk in de aard is, een klein eiland voor de westkust van Europa, gaat nu door eigen blindheid wel supersnel. Ach, ze komen wel weer terug, die Engelsen, ooit, met hangende pootjes, nadat de Ieren zich hebben verenigd, de Schotten zich hebben afgescheiden en de Welsh misschien ook wel dat voorbeeld hebben gevolgd. Als een sneu, berooid volk. Triest want hoe je het ook wendt of keert en of ze het willen of niet, het zijn wel onze vrienden. Ik laat dit alles verder echter onbesproken. Het is elf uur in de ochtend, overal wordt alweer geknald en ik ben daar schijtziek van. Ik denk dat ik tot volgend jaar maar met een kussen over mijn kop onder het bed ga liggen, net als de kat.

Afbeelding: archief auteur


zaterdag, december 28, 2019

Gekrompen wereld



Tegen het einde van het jaar worden we min of meer geteisterd door al die terugblikken in de media op wat veelal nog steeds de waan van de dag is, om niet te spreken van al die lijstjes van beste boeken, beste liedjes en meer van die flauwekul. Als historicus blik ik voortdurend terug, maar wel met een zekere distantie door de tijd. Om iets te kunnen overzien moet je de nodige afstand nemen. Het is een oude waarheid, die nog altijd geldt. Ooit, in een grijs verleden, toen ik nog lesgaf, zei ik, als zich iets wereldschokkends had voorgedaan, weleens schertsenderwijze tegen mijn leerlingen: 'Over vijfentwintig jaar lever ik er commentaar op.' 

Als ik vijfentwintig jaar terugkijk, beland ik in 1995. Stella leefde nog en stond op het punt zich definitief in Nederland te vestigen. In die jaren organiseerden mijn school en haar voormalige school in Thessaloniki een succesvolle leerlingenuitwisseling, die in '97 de nek werd omgedraaid door een kortzichtige, net aangestelde rector, die ook weer snel het veld ruimde, maar toen was de schade al aangericht. Ik denk er nog vaak met genoegen aan terug. Niet aan die rector, aan die uitwisseling. Stella en ik zaten vol plannen om te gaan reizen, maar die stelden we uit tot na mijn pensioen, want dan hadden we de tijd aan onszelf. Tegen de tijd dat ik, voor mijn pensioen, want ik had dingen te doen die ik nog belangrijker vond dan jonge mensen over de geschiedenis der mensheid te onderwijzen, het onderwijs verliet, was Stella overleden en daarmee mijn reislust behoorlijk bekoeld.

Overigens niet alleen door het wegvallen van Stella, maar ook omdat de wereld in de afgelopen vijfentwintig jaar op een bepaalde manier kleiner is geworden. Ik bedoel: het aantal landen in de wereld is niet verminderd, maar het aantal landen waar ik met goed fatsoen naartoe kan, of wil, is almaar aan het afnemen. Zo wil ik niet naar landen waar een regiem heerst dat kritische journalisten en burgers met onwelgevallige opvattingen opsluit. Ik wil niet naar landen waar theocratische regiems, per definitie vijandig aan de mensenrechten, het voor het zeggen hebben. Ik wil evenmin naar landen waar men elkaar de tent uit vecht of waar mensen wonen die op een nogal agressieve manier hun toeristische prullaria uitventen. Ik heb het niet op fanatieke moralisten, maar ook voor mij zijn er grenzen. Dat betekent dat bijna al die landen waar als historicus mijn belangstelling naar uitgaat, landen zijn waar ik op dit ogenblik geen voet wil zetten. Het komt dus eigenlijk wel goed uit dat ik een toenemende hekel heb aan vliegen. Niet alleen die paar uur in die sigaar, vooral het gedoe ervoor, maar het blijft triest dat ik steden als Constantinopel, Smyrna, Alexandrië en Aleppo, om er maar een paar te noemen, waarschijnlijk nooit zal bezoeken. Behalve in mijn eigen bibliotheek, op mijn eigen eiland.

Foto: auteur


maandag, december 23, 2019

Advent



Hoe zal ik mijn donkere dagen 
voor kerst besteden?
Lijstjes met de beste liedjes van het jaar,
of de beste boeken,
de lekkerste wijnen,
de willigste meisjes,
de glimmendst gepoetste schoenen,
de kruidigst riekende hondendrollen,
de sneuste voetbalclubs,
de kortzichtigste stadsbesturen,
de domste terreurboeren,
of de engste dierenactivisten?

Voor ik eruit ben valt de avond,
ontvlucht ik mijn huis 
naar de stamkroeg.
Ik moet ook het lijstje
voor de kerstboodschappen nog:
een kribbe, een koe, een geit en 
misschien nog zoiets 
als een maagd
met engelen 'bij nachte 
in het veld.'

Foto: auteur


donderdag, december 12, 2019

Visbank



Als ik over het Bagijnhof loop, onderweg naar de bibliotheek, de loempiakraam van collega dichter Xuan Tran, of mijn stamcafé Visser en ik denk aan afbeeldingen als deze, springen figuurlijk de tranen in mijn ogen. Hoe mooi het ooit was en hoe lelijk het is geworden. Daar zit een vleugje nostalgie in, die met mijn leeftijd heeft te maken, daar zit een vleugje persoonlijke smaak in, waarover niet valt te twisten, maar de echte pijn zit in het feit dat het 'op de schop nemen' van de stad ter wille van de 'vooruitgang' zowel in de negentiende eeuw als in de jaren zestig van de twintigste eeuw is gebeurd met een verbijsterende ongevoeligheid voor het verleden. 

Natuurlijk, rond 1950 verkeerde een deel van de Dordtse binnenstad in verkrotte staat. Dat daar iets aan moest worden gedaan, stond als een paal boven water. Ik denk dan ook dat de gemeenteraad die tot het beruchte Saneringsplan besloot, dat met de beste bedoelingen deed, maar dat volkomen gebrek aan historisch besef, waardoor overambitieuze bouwheren en handenwrijvende projectontwikkelaars hun verwoestende werk konden doen, waarbij en passant een belangrijk, overwegend minvermogend, deel van de binnenstadbewoners werd verbannen naar de buitenwijken, waar komt dat vandaan? En wat voor onherstelbare wonden heeft dat niet veroorzaakt? 
Ik hoop dat de zittende raad goed doordrongen is van de kaalslag die de grootste stedenbouwkundige blunder van de eeuw veroorzaakt heeft. Een stad is per definitie in beweging en nog altijd hangt boven de historische binnenstad van Dordrecht de dreiging van lieden die het heil der mensheid uitsluitend verwachten van 'verandering' wat niet zelden wordt gelijkgesteld met 'verbetering'. Dat is absoluut geen wet van Meden en Perzen, maar ik ben weleens bang dat we te vaak te maken hebben met mensen op invloedrijke posities die geen notie hebben van wie die Meden en Perzen waren.

De, inmiddels afgeschoten, plannen voor de Visbrug, samengevat in de term 'de put van Piet', zijn zo'n voorbeeld van hoe het niet moet. Er zijn nu andere plannen voor de Visbrug, die er een stuk acceptabeler uitzien, maar ook die hebben weer een bedenkelijk randje. Dat randje is het in mijn ogen malle, zo niet gewoon onverantwoordelijke, idee van de 'shared space' in het verkeer. Je moet dat zo noemen, anders snapt de jeugd niet dat het om 'gedeelde ruimte' gaat. Het idee is dat 'de auto te gast is' en dat voetgangers, fietsers en wie nog meer met elkaar het plaveisel delen. Weg met de trottoirs. Die zijn niet meer nodig, want, zo hoorde ik vanuit het Stadskantoor, er is een dertig kilometer zone en de pollers worden vervangen door camera's, dus met de handhaving zit het wel goed. 
Laten we het hopen. Wie ziet hoe vooral bij mooi weer motoren en quads over de Visstraat en de Groenmarkt razen, weet dat politie en handhaving tot nu toe hebben gefaald. Het is nog maar de vraag of de gemeente in staat is alle overtredingen die de camera's gaan registreren op adequate wijze te verwerken. 

Over Bagijnhof en Visstraat fiets ik liever niet, vanwege de onduidelijke en onoverzichtelijke verkeerssituatie (shared space!) en dat hoeft ook niet, want je kunt gewoon door het wandelgebied peddelen. De pakkans is daar ook gering. Gelukkig houdt iedere automobilist zich aan de dertigkilometernorm. Nu ja, iedereen, in elk geval die naïeve ambtenaren die zich met het verkeersbeleid bezighouden en een paar brave burgers. Hij wordt vast mooi, die bank bij de Visbrug, ik zal er graag een Vietnamese loempia nuttigen, maar liever niet in die 'gedeelde ruimte'. 

Foto: Beeldbank Regionale Archiefdienst Dordrecht (552_400134)


dinsdag, december 03, 2019

De bus kwam zo



Hij vond plaats op zondagmiddag 16 september 1984, de literaire busrit met Dordtse schrijvers. Met een dubbeldekker, want er moest ook publiek mee. Ik weet niet precies meer wie de organisator was, in ieder geval niet de Culturele Raad Dordrecht, want die was een jaar ervoor opgeheven. Als gevolg van een kortzichtig besluit van de Dordtse gemeenteraad, die daarmee de ontwikkeling van het plaatselijke culturele leven in niet geringe mate wist te frustreren. Sinds de oprichting van de CR in 1968 en in zijn voetspoor die van de stichting Produktiegroep Bobby Kinghe en de stichting Perspektief had het culturele leven in de Merwestad een opmerkelijke opleving doorgemaakt, maar kennelijk vonden de vroede vaders en moeders het wel weer mooi geweest. Dat is opmerkelijk bij veel plaatselijke culturele initiatieven. Zodra die een succes worden, lijkt de belangstelling van het stadhuis weg te ebben. Kijk maar naar het Belcantofestival, de Dordtse Dag van de Poëzie en de Debutantenprijs, om enkele voorbeelden te noemen.

Het kan zijn dat Kunstmin de rit organiseerde, omdat ik mij meen te herinneren dat boekverkoper Cees Groesbeek (voorin in het midden), die het programma presenteerde, in die periode ook voor Kunstmin de literaire avonden in het Hof organiseerde, die oorspronkelijk door Bobby Kinghe waren opgezet. Het was in ieder geval een organisatie die betaalde, want volgens mijn dagboek uit die tijd ontving ik voor mijn bijdrage, een kwartier gedichten lezen, een honorarium. Zo hoort het ook, maar dat is niet vanzelfsprekend, zoals iedere dichter, zeker de beginnende dichter, weleens heeft ervaren. Dan belt iemand of je wilt optreden voor een fles wijn of een bosje bloemen, omdat het toch zo goed is voor je naamsbekendheid en omdat optreden 'toch leuk' is. Dat soort gelul waarbij ik tegenwoordig onmiddellijk de verbinding verbreek. 

Het is lang geleden en ik herinner mij niet precies meer wie er allemaal optraden. Dat vermeldt mijn dagboek niet. Wel dat het zomers weer was en mooi in de polder, al weet ik ook niet meer precies welk polderland we allemaal doorkruisten. Op de foto leest Jaap Romijn, die na een periode als directeur van het Prinsessenhof in Leeuwarden in Dordrecht was komen wonen. Ook Kees Buddingh' en Jan Eijkelboom lazen voor en ik vermoed dat Wim de Vries en Wim Valk erbij waren. Ook Ger Brillemans, prominent links vooraan, trad op. Hij was een speciaal geval. Met enige regelmaat gaf hij het geheel door hemzelf volgeschreven blad Pridoproeza uit, dat gratis in de Dordtse boekhandel was af te halen. Een geschrift van gering literair belang, maar een aardig initiatief waar soms weleens iets grappigs in stond. Brillemans, ik weet niet of hij nog leeft, was in de tijd dat ik hem kende een aardige en soms grappige man, die ook vinnige kritiek kon uiten. Dat mocht ik wel.

Foto: Ad Molendijk/Beeldbank RAD (552_300867)