dinsdag, september 27, 2022

50% Korting




Lieve Stella,


Het is eigenaardig weer vandaag. Vanmorgen was het drukkend en benauwd. Het had me niet verbaasd als er een onweersbui was overgekomen, maar in plaats daarvan stak de wind op, woei de lucht schoon en werd het minder drukkend. Het werd boven zee zelfs zo helder dat je vanaf het terras van café Melkiades, hierboven, net buiten de stadsmuren, niet alleen de Olympos, maar vaag in de verte zelfs Athos, de Agion Oros, kon zien. Nu zijn de wolken weer terug, maar het blijft heerlijk, mild weer. Vanuit Nederland hoorde ik dat het daar twaalf graden is en zeiknat. Een beetje water kon het chaotisch vaderland wel gebruiken, maar dan moet het weer direct met bakken vol. Typisch Nederlands, altijd doorslaan van het ene uiterste naar het andere.


Ik zat met je broer Menelaos bij Melkiades aan de koffie. Je nichtje Marina zou ook meekomen, maar die lag ziek in bed. 'Een beetje kou gevat,' aldus Menelaos. Hij is gelukkig niet zo paniekerig als veel andere Grieken, die al een covid-zelftest doen als ze twee keer achter elkaar niesen. Het blijft me verbazen, die tegenstelling tussen bijvoorbeeld het roekeloos en onverantwoord rijden in het verkeer en die wijd verbreide hypochondrie. In vrijwel iedere straat vind je een apotheek en allemaal hebben ze klanten zat. Ik heb er vanuit mijn pied-à-terre in de bovenstad vijf die ik binnen tien minuten kan belopen. De dichtstbijzijnde rechts om de hoek: anderhalve minuut de helling op, een halve minuut de helling af.


Zelf ben ik aan het begin van de week met een flinke keelontsteking teruggekomen van Skyros. Ik heb het niet vaak, angina, maar vrijwel altijd als ik in Griekenland ben. Geen idee waarom. De laatste keer, als ik het me goed herinner, was toen ik het Schrijfhuis nog had, in 2014 of 2015. Toen ben ik ermee naar de dokter gegaan, een kno-arts in het gezondheidscentrum aan de Lambraki, die een of andere gorgeldrank voorschreef waarmee het vrij vlot overging. Ik kan me de naam van die vrouw niet meer herinneren, maar ik weet nog wel dat ze van Armeense afkomst was en overtuigend knap. Ik heb er ook weleens Broxil, een soort penicilline voor gehad. Even dacht ik naar een van de vijf buurtapotheken te lopen om dat spul te halen, maar toen realiseerde ik me dat ik geen idee had van de dosering en de lengte van de kuur en dat ik maar beter niet zelf kon gaan rommelen met antibiotica. Die wordt hier toch al veel te veel voorgeschreven en gebruikt. Er hoeft maar een scheet dwars te zitten, of een teennagel te zijn ingegroeid en hoppa, daar gaan we met de pillendoos.


Ik heb het maar bij paracetamol (dat heet hier Depon) en zoutspoelingen gehouden, alsmede enige dagen abstinentie van alcohol. Ook heb ik kafeneion en restaurant even gemeden en zie: na een week was ik er vanaf. Bijkomend voordeel: het was goed voor de portemonnee en de gedwongen rust heeft ook goed gewerkt tegen de ischias (al doen de oefeningen van Saskia, mijn terzake diligente beweegtherapeute, ook hun werk). Wat een mens in zeven dagen allemaal niet voor elkaar kan krijgen!


Tot zover weerbericht en ziekenrapport. Skyros was zonnig en warm, maar drie dagen voor terugkeer naar het vasteland begon die angina dus. Daardoor heb ik niet alles gedaan wat ik wilde doen. Nog wel met Roos en Nikos uit eten geweest in Linaria, de charmante haven van Skyros, en een paar gezellige avonden gehad in taverna O Lambros, maar dat was het wel. Ik ben maar één keer in het stadje (Chorio, ofwel Skyros-stad) geweest, waar ik toevallig Niko, een Nederlander die daar al jaren woont, tegen het lijf liep. We hebben samen gezellig geluncht. Chorio is een charmant plaatsje, maar om op de platia te komen, moet je een geweldig steile helling op, steiler dan de Muur van Geraardsbergen. Meestal laat ik me door een taxi afzetten bij de Platia en loop ik terug naar Aspous, een wandelingetje van veertig minuten, maar daar was ik dit keer te lui voor. Of de angina zat al een beetje te werken. Hoe dan ook, ik heb me na de lunch weer comfortabel laten terugbrengen naar het hotel.


Het was wat stil in Aspous. Ik dacht dat half september het vakantieseizoen nog niet geheel op zijn einde zou zijn, maar dat gold niet voor Aspous. Daar was men al aardig in de winterstand aan het raken. Na het weekeinde had ik het hotel geheel voor mezelf. Dat stelde wat teleur, maar ja, je kunt de mensen niet aan de haren naar binnen slepen. Ik bedoel, dat kan wel, maar dat bevordert de gezelligheid niet. Ook de strandbars waren al dicht, eigenlijk kon je alleen terecht bij O Lambros, die het hele jaar open is, want die trekt klanten van over het hele eiland, en het visrestaurant aan de overkant, maar dat is allemaal glas en ik eet graag vis, maar niet in een aquarium.


Je begrijpt dat ik het vliegtuig heb genomen. Dat mag eigenlijk niet van de milieumilitie, maar ik ga voor een verblijf van vijf dagen natuurlijk niet eerst die vijfhonderd kilometer met de trein naar Athene, daarna nog een paar uur in een bus naar Kimi en vervolgens ruim anderhalf uur op de veerboot, als ik er in vijfendertig minuten naartoe kan vliegen. Als ik in Athene had gezeten, was het anders geweest. Van daaruit is het over land en zee een leuke reis. Eerst met de KTEL, de lange afstandsbus, naar Evia, die je in Kimi naast de boot aflevert. De overtocht is net niet te lang, iets korter zelfs nog dan van Alexandroupolis naar Samothraki, en het binnenvaren van Linaria is een kleine belevenis. Ze zetten zelfs de muziek voor je aan. 


Nadat de keel was genezen, heb ik me naar de belastingconsulent (een oud-leerling van je broer Savvas) gerept om hem te betalen voor de aangifte van dit jaar. De aanslag zelf heb ik direct na aankomst al betaald, zodat we heel even, hoop ik, een paar maanden van de fiscus zijn bevrijd, al dreigt er nog iets te komen over 2015. Ja, ja, men is er hier als de kippen bij! Ik kreeg van zijn lieftallige secretaresse zomaar 50% korting. In april kreeg ik van 'meneer Ioannis' een fles heerlijke tsipouro mee en nu die korting. Geen idee waaraan ik het te danken heb. Die secretaresse heet ook Stella. Wie weet vandaar. 'What's in a name?' zou Shakespeare zeggen.


In gedachten, altijd,


Kees


Thessaloniki, 27 september 2022.


Foto: auteur



maandag, september 26, 2022

De nachten




Warnaar zit in het oude havenkwartier aan een cappuccino. Een bejaarde vrouw met een kruk bedelt om een euro, maar hij heeft geen los geld op zak. Hij zegt dat hij haar niet kan helpen, waarop de vrouw een boze tirade afsteekt, die hij gelaten ondergaat. 


Hij heeft medelijden met haar, maar werkelijk geen losse euro op zak en een briefje van tien gaat hem te ver. Hij is Sint Franciscus niet. De vrouw druipt af en laat hem achter met een schuldgevoel. 'Onzin,' mompelt hij even later, 'ik ben verdomme niet verantwoordelijk voor die armoede, maar de overheid.' Een onderbuikgevoel neemt bezit van hem, het woord 'zakkenvullers' spookt door zijn gedachten. Hij betaalt en heeft nu wel los geld. Hij gaat op zoek naar de vrouw, maar die is nergens meer te bekennen. 


Hij geeft het op en besluit naar huis te gaan, naar de rust van de bovenstad. In een apotheek koopt hij drie doosjes Depon (paracetamol). Nog goedkoper dan thuis. Bij het standbeeld van Venizelos neemt hij een taxi. Ze zijn de hoek nog niet om of ze stuiten op een vuilniswagen. De straat is te nauw om te passeren. De chauffeur moppert dat het nu de tijd niet is om, dat ze de rotzooi maar 's avonds moeten opruimen, of 's nachts. Hij denkt aan de Travessa da Trindade, waarop hij uitkeek in Lissabon. Tegen twee uur 's nachts kwam de vuilniswagen daar met veel kabaal doorheen. 'Nee', meent hij, 'de nachten bieden ook geen uitkomst'.


Foto: auteur


zaterdag, september 24, 2022

Overkant




Hij vindt dat het niet meezit. Het is 'Stoptober', een idioot woord, uitgevonden door een infantiele grapjas die iets tegen het roken wil doen. Hij rookt al lang niet meer, maar denkt instinctief: 'Rot op met je gezeik, plofkop!' Het lijkt te werken: Scotch the Band en De Dijk stoppen. Niet met roken, maar als band. Hij ervaart dat als een verlies. Er zijn maar een paar middelen tegen de melancholie: een Irish reel, klezmer of Scotch, maar het krachtigste is Scotch. Hij begrijpt die jongens wel. Na tweeëntwintig jaar wil je weleens wat anders, ze zijn tenslotte bijna van middelbare leeftijd.


Als hij rustig wil werken, maar niet in het gezoem van stilte, luistert hij naar De Dijk. Twaalf jaar geleden heeft hij Huub van der Lubbe een keer ontmoet, bij Dichters in de Prinsentuin. Hij leek er verlegen mee te worden aangekondigd als 'dichter', wat hij volgens Warnaar ten voeten uit is. Hij herinnert zich een barmeisje dat erg zenuwachtig werd van hun gezelschap. Hij herinnert zich vooral café Wolthoorn & Co., waar Jean Pierre Rawie een vaste stoel heeft. Zover heeft hij het in zijn stamcafé nog niet geschopt.


Het voelt alsof zijn wereld afbrokkelt. Al dat gestop, vriendinnen die teleurstellen, niet meer bellen, niet meer appen, vrienden die naar ongure streken verhuizen; ziek worden op een Grieks eiland waar een tandarts de honneurs waarneemt als de dokter 'aan de overkant is'. De overkant, denkt hij, als het definitief stopt, dan ga je naar de overkant.


Foto: auteur


vrijdag, september 23, 2022

Dromen




Lieve Stella,


Zojuist zag ik op Facebook een filmpje van een kudde schapen die ergens bij een dorp in Noord-Griekenland aan het grazen was. Ik hoorde dat zachte, zoete geluid van tinkelende bellen, waarmee wij de hele dag waren omringd als we een tijdje in Theodosia, waar jij nu voor altijd rust, verbleven. Ik moest denken aan die onbezorgde, zomerse dagen, de adembenemende sterrenhemel 's nachts en de vele plannen die we toen nog voor de toekomst hadden. Toen kwamen de tranen. Bijna vijftien jaar geleden rukte de kanker je uit het leven, ik dacht dat ik langzamerhand een modus had gevonden om daarmee te leven en nu ineens, ik wil niet larmoyant zijn, je weet hoe ik ben, was alle pijn weer terug. Ik kon het filmpje geen tweede keer zien, hoewel de herinneringen aan die tijd ook meteen weer troostend zijn. Een soort balsem voor de ziel. Toen ik kind was vond ik dat de mensen van de oudere generatie het wel heel veel over vroeger hadden, ook al was dat lang niet altijd in de zin van 'vroeger was alles beter'. Nu heb ik daar alle begrip voor. Ik merk dat ik steeds meer terugval op herinneringen en dat ik mij vaker afkeer van het heden. Dan gaat Radio1 uit en Spotify aan.


Ik had deze brief anders willen beginnen. Met een droom, gisternacht, waarvan ik me een gedeelte herinner. We waren in Minneapolis, het moet dus in de jaren tachtig zijn geweest. We verbleven in een appartement in een straat waarvan ik de naam ergens had genoteerd, want ik ging met een taxi boodschappen doen in een gigantische shopping mall. Jij bleef thuis. In de mall had ik een gesprek met een vrolijke beambte die postzegels verkocht achter een loket. Toen ik terug naar jou wilde, kon ik nergens een uitgang vinden, tot ik na lang zoeken bij een lift kwam die me afzette bij een aflopende helling naar een straat. Ik kon nergens meer het boekje vinden waar de naam van die straat in stond. Toen werd ik wakker. 


Dromen, kun jij er iets van maken? Ik kon dat eigenlijk nooit, al heb ik het wel een tijdje geprobeerd. Toen ik studeerde had ik de gewoonte zodra ik wakker schrok uit een droom in een boekje, dat altijd naast het bed lag, te noteren wat ik mij ervan herinnerde. Dat heb ik een paar jaar volgehouden, daarna doofde de belangstelling omdat het eigenlijk tot niets leidde. Ik ben duidelijk geen Jozef die door een valse beschuldiging in de gevangenis van de farao terechtkwam en daar een naam kreeg als droomuitlegger. Er ligt nog altijd een notitieboekje naast mijn bed, je herinnert je dat wel, maar dat is nu voor als me een dichtregel invalt of een idee voor een verhaal. Als je die dingen niet onmiddellijk noteert, zijn ze 's morgens voorgoed verdampt. Klasgenote op de middelbare school Janny Groen, die later carrière maakte bij het NRC-Handelsblad, heeft nog weleens een uitzending over die dromenhobby van mij en onze vriend Herbert gemaakt voor de NCRV, toen ze als leerling journalist daar een tijdje stage liep. Ik weet nog dat we voor de uitzending vermaand werden niet te vloeken. In die tijd droomde ik nog weleens dat ik door de lucht kon zwemmen, zo van de ene kant van Dordrecht naar de andere. Het bandje dat ik van die uitzending heb, wanneer zal het geweest zijn, ergens begin jaren zeventig, ben ik allang kwijt, maar ik herinner me dat ik dat ook op de radio heb verteld. Wie weet is het wel ergens terug te vinden bij Beeld & Geluid?


Jozef en de vrouw van Potifar, dat was een van mijn favoriete verhalen uit de bijbel. Die verhalen werden verteld op de zondagsschool, waar ik iedere week naartoe moest. Mijn ouders waren niet streng in de leer, verdraagzame remonstranten, maar ze vonden het wel belangrijk dat ik iets van die verhalen meekreeg. Als je een goede verteller had, zoals juffrouw Van de Velde, of mijn vader, die er ook aan meewerkte, was de zondagsschool leuk. Dan was het smullen, niet alleen van wat dat vileine wijf Jozef aandeed, waarna hij toch maar mooi onderkoning van Egypte werd, maar ook van de schrik van die kutbroers van hem, toen ze hem in die functie tegenkwamen, smekend om hulp vanwege een hongersnood, nadat ze jaren eerder het ventje in een put hadden gegooid om het daarna aan een Egyptenaar te verkopen. Over dat soort slavernijverleden hoor je trouwens nooit iets in Nederland. Batseba en die geile koning David was ook zo'n smulverhaal, evenals het oordeel van Salomo. Toen ik later op de universiteit kunstgeschiedenis deed, als bijvak bij geschiedenis, kwamen ze bijna allemaal weer langs, maar nu als beeldverhaal. Toen bleek hoe nuttig dat uurtje op de zondagochtend was geweest. 


Van die kunstgeschiedenis heb ik trouwens nog steeds veel plezier, zeker als ik op museumbezoek ga. Soms is het een feest der herkenning. Je weet dat vooral de negentiende eeuw en de eerste jaren van de twintigste mijn aandacht hebben, maar ik merk dat mijn belangstelling van lieverlee breder wordt. Zo was ik nog niet zo lang geleden bij een overzichtstentoonstelling van Richard van den Dool (je weet, mijn vroegere uitgever, toen hij nog directeur was van uitgeverij Wagner & Van Santen) in het Dordrechts Museum. Ik vond het bijna magisch werk. In het begin zie je alleen maar een warreling van kleuren, maar als je de tijd neemt om te blijven kijken ontvouwt zich in het doek het landschap dat hij schilderde. Toen jij me vertelde dat je als bijvak bij je studie Engels op de universiteit kunstgeschiedenis had gedaan, beschouwde ik dat als een opmerkelijk toeval. Nu denk ik dat dat misschien wel een voorbereiding is geweest op het moment dat we elkaar ontmoetten in Minneapolis. Dat leek ook een toeval te zijn, zoals zoveel dingen in het leven. Bestaat het toeval? Ik ben meer praktisch dan filosofisch aangelegd, denk ik, ik stof liever in een archief documenten af dan dat ik me druk maak om allerlei geschiedfilosofische ideeën, al ontken ik het belang ervan niet. Toeval of niet, we vonden elkaar in Amerika in eerste instantie in de kunstgeschiedenis en naar snel bleek ook nog eens in de poëzie en dat leidde tot die prachtige zomerse weken in Theodosia, met op de achtergrond de bellen van de koeien en de schapen. 


In gedachten, altijd,


Kees


Vrijdag 23 september 2022.


Foto: auteur


donderdag, september 15, 2022

Ivanhoe




Hij loopt een boekwinkel binnen. Een grote zaak, in een voormalige bioscoop. Hij zoekt de Wordsworth Classics. Hij koopt Ivanhoe van sir Walter Scott. Dat heeft hij niet eerder gelezen. De enige Ivanhoe die hij tot nu toe kent, is die van de serie. Jaren geleden, bij de buurman, tijdens het kinderuurtje op de televisie. Zelf hadden ze die niet. De Warnaars waren in de jaren zestig niet erg welvarend. De buurman meer. Een postbode die, als hij in de ziektewet liep, wat vaak gebeurde, 'vanwege mijn rug' her en der ging klussen. Hij was goed in het aanleggen van 'elektrieke leidingen'. Als je naar het kinderuurtje kwam moest je een stuiver meebrengen en op de grond zitten.


Hij herinnert zich koude winters in de tochtige woning nabij het centrum van de stad. Crisisbouw uit de jaren tachtig van de negentiende eeuw. De postbode en zijn vrouw woonden beneden, de Warnaars boven. Het raam van de achterkamer keek uit op een hof. Ook crisisbouw en na tachtig jaar al vervallen en aan afbraak toe. In die hof woonde juffrouw Jansen. Die kon niet tegen spelende kinderen. Die moesten 'oprotten naar je eige!' Er was ook een schuur, die was van een melkboer. Hij stalde er zijn bakfiets en spoelde er zijn melkbussen schoon. Melk werd in die jaren nog aan de deur bezorgd.


Als de melkboer bezig was bij zijn schuur, konden ze in de hof spelen. Dan durfde juffrouw Jansen niet te schreeuwen. Melk liet ze nooit thuis bezorgen.


Foto: auteur

dinsdag, september 13, 2022

Chaos




Ook Warnaar bleek gevoelig voor alle berichten over chaos op het vliegveld. Hij zou graag van een ander vliegveld dan het hoofdstedelijke zijn vertrokken, maar dan moest hij vliegen met een prijsvechter die hem tegenstond. Hij had daar weliswaar weinig ervaring mee, het was meer een gevoel, maar toch, dan maar de ellende trotseren die regelmatig van de krantenpagina's afspatte.


Hem was verteld dat hij niet eerder dan vier uur van tevoren op de luchthaven mocht komen. Stipt als hij probeerde te zijn, was hij er precies vier uur voor zijn vlucht. In de vertrekhallen krioelde het, maar na een eindeloze wandeling naar een verre balie, was het afgeven van zijn bagage snel gedaan. Opnieuw een forse wandeling bracht hem bij de controle. Met honderden andere, bezwete lijven, de hondsdagen waren warm dit jaar, schoof hij door de rijen. Dat schuiven viel niet tegen. Na een half uur was hij de controle door.


Hij doodde de lange wachttijd in een bar bij de gate met een broodje ei met spek en wat glazen wijn. Hij raakte in gesprek met een jong stel. Dat ging naar een Canarisch eiland. 'Nooit geweest', mompelde hij, de laatste resten ei wegslikkend. Zij bleken ook nooit zijn bestemming te hebben aangedaan. Na wat luchtige conversatie scheidden de wegen. Omdat hij een kleinigheid extra had betaald mocht hij als eerste de enge sigaar in. Tijdens de vlucht zat hij naast een dikke man, die breeduit zwijgend drie uur naar de rugleuning voor hem zat te staren.


Foto: auteur


zaterdag, september 10, 2022

Begin er niet aan!




Lieve Stella,


Koningin Elizabeth van Engeland (en nog een serie andere landen) is overleden. Zes en negentig geworden. Ik hoor mijn cardiologe een paar jaar geleden nog zeggen, toen het over mijn pijp en sigaren ging: 'Zegt u me nou niet dat u een hoogbejaarde grootvader had die rookte als een ketter, want dat hoor ik van vrijwel iedereen'. Ja, de gemiddelde patiënt, die verzint wat. Mijn vaders vader, grootgebruiker van sigaren, pijptabak en citroenjenever is slechts tweeëntachtig geworden, maar dat gold in 1964 als behoorlijk bejaard. Ik weet niet wanneer Elizabeth met roken is begonnen, ik gok op een jaar of achttien. In dat geval heeft ze toch zo'n acht en zeventig jaar vrolijk doorgestoomd. Wat moet je anders met zo'n ellendige baan?


Het zal even wennen worden. Zo lang als ik weet was Elizabeth koningin van Engeland. Een jaar na mijn geboorte gekroond en zeventig jaar lang getuige van het afglijden van haar wereldrijk tot een tweederangs regionale macht, die op het ogenblik bol staat van grotendeels door de oerdomme, destructieve Brexit veroorzaakte problemen. Elizabeth kon daar allemaal niets aan doen. Dat is min of meer de schuld van het Huis van Oranje in de persoon van koning-stadhouder Willem III (1650-1702), die in 1688 Engeland binnenviel om zijn schoonvader af te zetten. De enige succesvolle invasie van het land na 1066. Engelse historici geven dat niet snel toe, de Engelsen zouden eigenhandig een einde hebben gemaakt aan het bewind van James II, Willem zou alleen maar een duwtje in de rug hebben gegeven, om daarna tot koning te worden gekroond. Altijd een verwrongen zelfbeeld, die Engelsen. Ik kan het weten, want ik heb er familie en vrienden. In wat ze de Glorious Revolution noemen werd de grondslag gelegd van het huidige, uit democratisch oogpunt nogal bizarre, Britse staatsbestel, waarin een handvol leden (nog geen zeventigduizend) van een regeringspartij de premier kan kiezen van een land met zo'n zevenenzestig miljoen inwoners. 


Waar Willem nog behoorlijk wat in de melk had te brokkelen, raakte de boel onder het Huis Hannover in het slop, ondanks de bewondering voor Queen Victoria, die in feite ook weinig te vertellen had. Het koningshuis werd langzamerhand de hoofdattractie in een sprookjesbos, waar Charles III nu nog even de hoofdrol mag spelen. De tweede koning die na lang wachten zijn moeder mag opvolgen. In 1901 was dat Edward VII, de opvolger van Victoria, maar die was nog relatief jong, zestig meen ik. Je weet, ik ben geen monarchist, ik ben voor Johan de Witt als president, maar ik heb wel schik in die koningshuizen. Het volk wil brood en spelen, dus gedragen de royals zich alsof ze meewerken aan een attractie in de Efteling. Ik ben dol op de Efteling, maar ondertussen hebben die mensen geen leven. Kijk maar naar The Crown. Ik heb ervan gesmuld, maar moest daarbij wel steeds aan de meisjes van onze Willem Alexander denken, vooral aan die arme Amalia. Kind, begin er toch niet aan. Neem gewoon je erfdeel op, daar kun je een leven lang zorgeloos van bestaan, zoek eventueel een leuke partner (man, vrouw, maakt me niet uit) en ga lekker leven, maar wordt in 's hemelsnaam niet dat mens in dat glazen huis terwijl je over het land toch geen reet hebt te zeggen. Liever een echt mens dan een symbool om het domme volk (dat is een pleonasme) in het gareel te houden.


Je weet, ik ben anglofiel, al zijn mijn gevoelens voor Engeland door de Brexit wel gesleten. Die ervaar ik werkelijk als een vorm van verraad, maar uiteindelijk heb ik toch maar weer een paspoort aangevraagd, zodat ik, wellicht dit jaar nog, naar Londen of Liverpool kan en misschien weer eens een keer naar het prachtige Wales. Naar Griekenland reis ik gewoon met mijn ID, lekker handig zo'n klein kaartje, maar door de Brexit moet je Engeland weer in op dezelfde manier als voor 1973. Misschien had De Gaulle toch gelijk en hadden we de Britten nooit in de EU moeten laten, dan hadden ze ons ook niet kunnen verraden, maar dat is wijsheid achteraf.


Wales...... onlangs zat ik in oude fotoalbums te bladeren en vond ik een foto waarop ik met Annemarie op de muur van Conway castle sta. Dat was in juli 1974. Ik had nog een kop met haar, waar de wind behoorlijk vat op had, zie ik. We staan er stralend bij, jong en nog onbedorven. Dat we nog geen zes maanden later zouden scheiden, zagen we geen van beiden aankomen. Het was een gelukkige zomer, waarin we met vrienden het noorden van het prinsdom verkenden. We waren nog arm, dus kampeerden we. In het weiland bij boer Jones, in Llangollen, op een camping bij Llanwrst, waar we met gehuurde paarden de bergen in trokken. De laatste keer dat ik paard heb gereden en dat blijft zo, want op mijn licht gevorderde leeftijd ga ik mijn botten er niet meer aan wagen. We streken ook ergens in de buurt van Conway neer en dan bezoek je uiteraard het imposante kasteel, gebouwd door Edward I in een tijd dat koningen er echt toe deden. 


Ik heb in de loop der jaren de meeste kastelen in Noord-Wales bezocht, bedoeld om de altijd roerige bevolking er onder te houden. Caernarfon castle bezocht ik een paar keer. Eerst met Wendy, mijn eerste vriendinnetje en toevallig Engels, maar ook met Iers bloed en prachtig, rood haar. Daarna met Annemarie en uiteindelijk met jou. Toen was mijn hoogtevrees inmiddels zo toegenomen, dat ik me niet meer op de muren heb gewaagd. Dat was in Conway ook zo. Herinner jij je nog dat we daar een paar dagen logeerden? We hadden het kamperen allang afgezworen en verbleven in een fraai hotelletje waarvan ik de naam ben vergeten. Met uitzicht op het kasteel. Jij liep fier over de muren de burcht rond. Ik maakte de ommegang beneden. Mij was het allemaal te hoog geworden. 


William Windsor is nu de nieuwe prins van Wales en ook nog de nieuwe hertog van Cornwall, meen ik. Hij zal ongetwijfeld op een dag worden ingehuldigd in Caernarfon castle, met veel sprookjesvertoon, maar eerst hebben we natuurlijk de kroning van Charles III. De eerste Charles werd onthoofd, de tweede neukte zich aan zijn eigen hof een slag in de rondte, maar wist alleen bastaarden te produceren, zodat zijn broer hem opvolgde en waardoor onze Willem III in beeld kwam. Misschien is Amalia ook bij die kroning en wie weet denkt ze dan: wat een gedoe, in mijn studentenhuis in Amsterdam is het een stuk gezelliger. Ik hoop in ieder geval dat ze er nog eens heel goed over nadenkt.


In gedachten, altijd,


Kees


Zaterdag 10 september 2022.


Foto: archief auteur

maandag, september 05, 2022

Regendans




Lieve Stella,


De rapen zijn gaar: de Russen hebben de gasleveranties aan de EU gestaakt. Je vraagt je soms af hoe kortzichtig en onnozel je moet zijn om internationale politiek te mogen bedrijven. Iedereen die zijn hersens een klein beetje gebruikt weet toch dat je je nooit zo afhankelijk van een grootmacht moet opstellen als met name Duitsland heeft gedaan met zijn gascontracten met de Russen. In Nederland valt het nog mee, voorlopig, wij zijn maar voor vijftien procent afhankelijk van Russisch gas. We hebben bovendien nog enorme gasvoorraden onder Groningen en de Noordzee. Die oppompen veroorzaakt ellendige aardbevingen, maar met het geld dat Nederland er nu mee zou verdienen kunnen misschien wel honderd keer zoveel huizen als die in Groningen gevaar lopen in korte tijd worden verstevigd. Als de wil er is en met de nodige vindingrijkheid.


Ik heb je al vaker geschreven dat ik een tikje gedeprimeerd word van het nieuws van de dag. Gedeeltelijk is het hijgerig achter de ene hype na de andere aanhollen, deels is het steeds weer hetzelfde verhaal van bestuurlijk onvermogen. Ik wil er niet over bezig blijven, daarom duik ik maar zoveel mogelijk in de geschiedenis, maar dan vallen je ineens weer parallellen met nu op. Ik las Het monsterschip van Luc Panhuysen, dat gaat over Maarten Harpertszoon Tromp, je weet wel, die admiraal die vernoemd is naar een straat in Dordrecht. In Wielwijk. Voor ik jou leerde kennen en moest leven van een mager schoolmeesterssalarisje had ik soms het schrikbeeld dat ik van armoe in die wijk vol crisisbouw uit de jaren '50 terecht zou komen, in zo'n troosteloos klein kutflatje waarin van alle kanten het lawaai van buren op je afkomt. Of afkwam, want ik meen dat het een en ander gerenoveerd is en dat het nu hopelijk iets beter wonen is dan in de tijd dat ik er weleens kwam bij mijn studiemaatje Peter, toen hij nog braaf bij zijn ouders woonde. Zijn vader was een gepensioneerde kapper met slechte longen. Op een dag zei zijn huisarts dat hij beter kon stoppen met roken, waarop de man vroeg: 'Dokter hoeveel jaar, denkt u, dat ik dan langer leef?' Uiteraard kon de dokter dat niet zeggen, hij probeerde een voorzichtige 'twee jaar misschien', waarop die vader rustig door bleef roken en niet lang daarna aan zijn slechte longen bezweek, zonder alle ellende van afkicken met nicotinepleisters en wat al niet meer te hoeven doormaken.


Tromp dus moest met een wrakke en te kleine vloot een Spaanse armada tegenhouden en ook nog eens de Duinkerker kapers in toom houden. Omdat de landprovincies het verdomden om op tijd hun contributie te betalen en het rijke Holland ook niet overliep van gretigheid om de vloot op peil te houden leek het een onbegonnen taak. Toen het Tromp tegen alle verwachtingen in toch lukte die armada (dat woord betekent gewoon vloot in het Spaans, maar dit terzijde) in te sluiten op de rede van Duins, sloeg ineens de sfeer om en kwam er van alle kanten hulp. De admiraliteiten bouwden zich het lazarus, de VOC, de WIC en andere reders stuurden bewapende koopvaarders, de vloot groeide en groeide, tegenwoordig noemen ze dat opschalen, en uiteindelijk werden de Spanjaarden in de spreekwoordelijke pan gehakt. 'Wat zijn we toch een geweldige volkje', hoorde je overal in de Republiek, maar daarna gingen al snel de handen weer op de knip, zodat 'we' in de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654) op zee een gevoelig pak slaag kregen. Gelukkig was er toen Johan de Witt, misschien wel onze grootste staatsman ooit, die voor een degelijke vloot zorgde, zij het met veel moeite en gezeur in de Staten-Generaal, zodat de Engelsen en Fransen in het Rampjaar (1672) het lid op de neus kregen in de slag bij Solebay. Kort daarop werden Johan en Cornelis de Witt vermoord door de Haagse schutterij en het ondankbare oranjegrauw.


Wat is nu de parallel, zul je vragen. Ik weet ook wel dat je die tijden niet goed met elkaar kunt vergelijken, maar de benepen geest van beknibbelen, vervolgens 'opschalen' als de nood hoog is en daarna de boel weer 'afschalen' (wat een nare woorden eigenlijk, maar goed, je begrijpt wat ik bedoel) lijkt enigszins van alle tijden. Neem nu de asielcrisis. Daar heeft het afschalen in minder drukke tijden en het steeds weer sluiten en dan weer openen van opvangcentra geleid tot een totale chaos, zodat mensen in Ter Apel in bizarre omstandigheden op straat moeten slapen. Ik heb het al eens gezegd: op organisatorisch gebied zijn we het lachertje van Europa, met ook nog eens een pijnlijk onvermogen om voor de meeste problemen een lange termijnvisie te ontwikkelen. Omdat ik er het zuur van krijg, luister ik maar weer eens een dagje niet naar de radio. 


De hovenier is geweest en de tuin ligt er weer naar tevredenheid bij. Daar heb ik schik in. Het is al wekenlang te droog, de regenton is uitgeput, maar de vegetatie houdt het redelijk uit, omdat het grondwater hier relatief hoog staat, al moet er nu toch echt een flinke bui komen, bij voorkeur 's nachts en natuurlijk niet als ik op de fiets onderweg ben naar de kroeg. Tijd voor een regendans. 


Gelukkig zijn er zo nu en dan ook aardige dingen te melden. Max Verstappen heeft de Grand Prix van Zandvoort gewonnen en omdat hij Nederlander is, is de euforie groot. Misschien wel even groot als na de slag bij Duins op 21 oktober 1639. 21 Oktober, dan begint de serie televisieuitzendingen van mijn Boekenpraatje bij ONS/Nostalgienet. Ze zijn druk bezig de opnamen te fatsoeneren tot een aardig geheel. Dat heet 'editen' in modern Nederlands. Het is maar dat je het weet. Of het een succes wordt weet ik niet. Ach, ik hoop dat kijkers er plezier in hebben of dat zo nu en dan iemand zich eens flink opwindt omdat hij of zij het er niet mee eens is, maar eerlijk gezegd ben ik alweer met andere dingen bezig. Vandaag weer een paar uur gewerkt aan het blootleggen van de sociale stratificatie van de Riedijk in 1885. Veel tappers, kroegen, bierhuizen en dergelijke en opvallend veel weduwen op de toch redelijk kleine bevolking van zo'n straat. De 19e eeuw was een ongezonde tijd en toen hadden ze nog niet eens corona.


Gut ja, corona was ook weer in het nieuws. Er is een rapport van de wetenschappelijk raad voor het regeringsbeleid waarin staat dat de regering zich snel moet gaan voorbereiden op een mogelijke nieuwe coronagolf. Dat lijkt me een verstandig advies, maar de overheid is al een aantal keren dringend geadviseerd om voorbereid te zijn op een pandemie en heeft daar toen niets mee gedaan. Misschien heeft men ervan geleerd, maar ik ben nogal somber gestemd over het lerend vermogen van de Nederlandse overheid. Ik ga, voor het kroegtijd wordt, even een regendansje proberen tussen de bloemen.


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 5 september 2022.


Foto: auteur