zondag, december 26, 2010

Zwijgende stenen


Onsterfelijk als goden

verzinken ze in eeuwigheid

boven of in de aarde.


Ruw noch bewerkt

kunnen ze spreken

maar ze tonen wel duidelijk

hun eigenschappen.


In vorm, in kleur of

in scheikundige samenstelling

letterlijk en figuurlijk:

edelstenen, kunststenen,

een helse steen

of een steen des aanstoots.


Als graniet, marmer of basalt

vergezellen ze ons thuis

in het bureau, op straat

of in een park.


Betrouwbaar en hard

koud en onverschillig

kan alleen druppelend water

hen beschadigen,


maar dan kunnen zij nog

als stalactieten en stalagmieten

een paleis bouwen in een grot.


We leven en spelen met stenen.

Zij blijven, wij verdwijnen.


Stella Timonidou (1946-2007)
































Uit: Eindeloze nachten. Gedichten. Liverse 2009


































maandag, december 20, 2010

Nieuwe kroniek Kees Klok

"Dordtse schrijver levert commentaar op leven en dood"






















Bron: AD-Drechtsteden 1-11-2010

donderdag, december 16, 2010

John Burnside - Het bal in de inrichting



We hebben er lang op moeten wachten, maar ze zijn verschenen, mijn vertalingen van John Burnsides gedichten. Het boek zou oorspronkelijk verschijnen bij Wagner & Van Santen. Waarom dat uiteindelijk niet gebeurde doe ik uit de doeken in deel drie van mijn literair-dagboek (kroniek), dat in de toekomst zal verschijnen. Uitgeverij Liverse heeft het vaandel overgenomen en aanstaande zondag wordt Het bal in de inrichting, als onderdeel van de Bordeauxreeks gepresenteerd. Hieronder een voorproefje:


DE GOEDE BUURMAN


Ergens in deze straat, zonder dat ik het weet,

achter een doolhof van appelbomen en sterren,

staat hij in de kleine uurtjes op, zoekt een boek

en gaat bij een raam of aan een bureau zitten

om de ochtend binnen te laten, bij uitzondering alleen,

naamloos, zonder last, innerlijk gelukkig.


Ik weet niet wie hij is; ik heb hem nooit ontmoet,

onderweg naar het vispakhuis, of de bank,

en toch denk ik op nachten als deze aan hem,

terwijl ik alleen ontwaak in mijn eigen huis, mijn andere buren

rustig in hun bed, als dommelende vliegen.


Hij kijkt naar waar ik naar kijk, proeft wat ik proef:

in winternachten de sneeuw, ’s zomers de hemel.

Hij spitst het oor voor het zingen van vogels in de wolken

en, evenmin als die geest, die metgezel uit de verhalen van

vroegere ontdekkingsreizigers, dat spook in de smurrie,

de vijfde in een club van vier, is hij eigenlijk aanwezig,

maar toch ook niet helemaal onbestaand;


en als hij zijn boek neerlegt, kijkt hoe laat het is

en een ketel water opzet, blijft er iets stilstaan met een kap op,

terwijl mijn ene goede buurman zichzelf opzijschuift,

cel voor cel, hartslag na hartslag,

en verandert in iemand die ik heb gekend:

een vreemdeling die voorbij gaat op de weg naar verdriet,

echtgenoot en vader; rijke man; arme man; dief.



John Burnside – Het bal in de inrichting. Gedichten. Vertaling Kees Klok. Uitgeverij Liverse 2010. 181 pagina's met nawoord van de vertaler. Tweetalige uitgave. ISBN 978 90 76982 79 3. Euro 12,=


http://www.liverse.nl

woensdag, december 15, 2010

STAALKAART DER DORDTSE POËZIE


STAALKAART DER DORDTSE POËZIE


Zondagmiddag 19 december vindt voor de eerste maal de Staalkaart der Dordtse poëzie plaats. In het historische Dolhuis worden geschiedenis, heden en helden voor de toekomst van de Dordtse poëzie samengebracht.


De middag zal worden gevuld met voordrachten van dichters, coole jazz, een gezamenlijke gratis maaltijd, de korte film 'Dordtse dichters bewogen de tijd' en twee bundelpresentaties van Uitgeverij Liverse; de Bordeaux-reeks samengesteld door Kees Klok en de essaybundel 'Boksbout en gewassen kers' van Pieter Breman.


De kern van voordragende dichters zal bestaan uit de Dordtse dichtkring en dichters uit de Nacht van de jonge Dordtse dichters. De Nacht van de jonge Dordtse dichters levert Amber Alblas, Daniël Vis, Amarantha Groen (video) en Josse Kok. Daarnaast zijn andere lokale dichters geprogrammeerd, zoals Casper Markesteijn, Dennis Korthof, Wim Jilleba, Simon van Dam en Wim van Pelt.


Er zal ook klassiek poëziewerk uit vervlogen eeuwen worden voorgedragen uit het rijke archief van erfgoedcentrum DiEP, de selectie wordt voorgedragen door o.a Jéhanne Hulsman, Casper Markesteijn, Jacoline de Heer, Marieke van Leeuwen, Josse Kok en organisator Peter M. van der Linden. Het Dolhuis is te vinden in de Dolhuisstraat 55 te Dordrecht, de aanvang is 16.00 uur en de entree is vijf euro.




vrijdag, december 10, 2010

C. Buddingh': Het houdt op met zachtjes regenen










In het eerste nummer uit 2007 van het literaire tijdschrift Ballustrada (http://www.ballustrada.eu) verzorgde ik de rubriek De Gesel en de Veer, waarin het hoogtepunt en het dieptepunt in het oeuvre van een schrijver wordt behandeld. In 'mijn' aflevering schreef ik over het werk van C. Buddingh', dat door de recente publicatie van zijn verzamelde gedichten opnieuw in de belangstelling is komen te staan. Het grootste deel van onderstaande tekst is gebaseerd op het artikel in Ballustrada.


Op het omslag van mijn editie van C. Buddingh’s Lexicon der poëzie staat een prent van Carl Spitzweg getiteld Der arme Poet. Zij toont een armoedig ingerichte zolderkamer waarin een dik ingepakte dichter onder een paraplu, vanwege de lekkage, bezig is een vers te componeren. Het is het traditionele beeld van een dichter: straatarm, eenzaam en bij voorkeur ook nog eens gezegend met een buitengewoon ongelukkige jeugd. Het beeld waaraan de veelzijdige dichter C. Buddingh’ in ieder geval niet voldoet. Hij was niet straatarm, ook niet rijk, maar toch zeer wel in staat een behoorlijk huis in de Dordtse Bankastraat te bewonen. Hij was niet eenzaam, maar gelukkig getrouwd met een mooie vrouw en hun twee zoons zijn uitstekend terechtgekomen (de jongste onder andere als vertaler van de Harry Potter-boeken). Hij had ook een, naar eigen zeggen, maar er is geen enkele reden om eraan te twijfelen, gelukkige jeugd. En dan toch een bundel schrijven als Het houdt op met zachtjes regenen, verschenen in 1976, een boek dat ik beschouw als het hoogtepunt van Buddingh’s poëzie.


Het houdt op met zachtjes regenen is het zoveelste bewijs dat het idee dat een slechte jeugd, armoede en eenzaamheid bepalend zijn voor een groot dichterschap, berust op een vooroordeel. Het is een bundel waarin de grote thema’s van het leven, liefde, dood, verlies en het onverbiddelijk voortstormen van de tijd, allemaal aan de orde komen en waarin Buddingh’ een groot meesterschap toont. De bundel, die uiteenvalt in drie delen, odes, gedichten gericht aan andere schrijvers en in memoriams, kenmerkt zich door een voor Buddingh’ typerend parlando, waarin het opvallende stemgeluid van de dichter sterk meeklinkt. Het is een stijl waarmee je voorzichtig moet zijn. Buddingh’ beheerst hem tot in de puntjes, bij veel andere dichters, ik behoor daar ook toe, is het resultaat niet zelden desastreus en wordt het hinderlijk gebabbel.


Het indrukwekkendst zijn de in memoriams, omdat daar het drama, dat uiteraard ook een rol speelde in het ogenschijnlijk zo gelukkige bestaan van de dichter, krachtig aan de orde komt. Kort na de Tweede Wereldoorlog bracht Buddingh’ lange tijd door in het sanatorium Zonnegloren, wegens een ernstige vorm van longtuberculose. Hij overleefde omdat net op tijd een nieuwe operatieve behandeling tegen deze slopende ziekte werd uitgevonden en leefde, zoals hij zelf stelde, sindsdien on borrowed time. Zijn traumatische sanatoriumervaringen heeft hij lange tijd verdrongen, maar in 1978 kwamen zij met overweldigende kracht bij hem boven. Dat was enkele weken nadat W.F. Hermans zijn infame aanval op Buddingh’ deed in het NRC-Handelsblad. De inzinking die hij kreeg en die hem enkele jaren beletten om productief te zijn, is direct te herleiden tot deze trauma’s en heeft niets te maken met het geschimp van de Grote Nurks in de Nederlandse letteren. Ik herinner mij dat Buddingh’ de dag na de publicatie van Hermans aanval een mooie schaakpartij speelde aan het eerste bord van het team van Bobby Kinghe, waarin ik bescheiden aan het vierde bord zat, en dat hij absoluut niet aangedaan was door het stuk. Wel opmerkelijk is dat Buddingh’ twee jaar daarvoor in zijn in memoriams enkele prachtige gedichten wijdt aan lotgenoten in het sanatorium, zonder dat dit tot geestelijke turbulenties leidde, althans daarvan blijkt niets in zijn dagboeken. Dat Buddingh’, doorgaans de vriendelijkheid en mildheid zelf, ook een andere kant van zijn karakter bezat, blijkt uit de laatste strofe van zijn ontroerende gedicht In memoriam Beertje van M.:


Je weet, Beer, ik ben een vredelievend mens,

bijna even vredelievend als jij was, die net

als ik, geen mug ooit kwaad zou doen, maar soms, als ik

weer aan je denk, heb ik de neiging om een machinegeweer

te stelen, de straat op te rennen en domweg

tussen al die vadsig-blozende gezichten

links en rechts om mij heen te knallen en luidkeels

uit te krijsen: ‘Daar! daar! daar! voor wat niemand

Beertje heeft aangedaan!’


In 1985 overleed de dichter onverwacht terwijl hij herstellende leek van een darmoperatie. Aanvankelijk werd zijn literaire nalatenschap beheerd door Ares Koopman. Het kwam echter tot een breuk tussen hem en de weduwe Buddingh’ en sindsdien ontfermt de beoogde Buddingh’-biograaf Wim Huijser zich over het nagelaten werk. Huijser kwijt zich nauwgezet en serieus van zijn taak om de nagedachtenis van Buddingh’ levend te houden. Zo maakte hij een alleszins lezenswaardige fotobiografie Een mens in de tijd en schreef hij Een stad is een boek: het Dordrecht van Buddingh’ en Het Engeland van C. Buddingh’. Ook maakte hij een aardig boek met Buddingh’s uitspraken over voetbal: Net zo links als Willem van Hanegem: het voetballeven van C. Buddingh'.


Zijn laatste wapenfeit is de uitgave van Buddingh’ Gebundeld, waarin alle poëzie van de dichter is ondergebracht. Waarom dan niet een echt Verzameld Werk met ook al Buddingh’s proza, inclusief zijn alleszins lezenswaardige dagboeken, vraag ik mij af. Misschien dat het nog komt, al zullen de kosten zo'n uitgave wel in de weg staan. Waar wij nu werkelijk op zitten te wachten, zijn een Buddingh'- biografie en een echte Buddingh’-laan in Dordrecht, in plaats van dat foeilelijke parkeerpleintje waarmee ze hem hebben afgescheept. Onlangs stelde iemand voor de Vleeschhouwerstraat, een van Dordrechts oudste straten, naar de dichter te noemen, omdat hij er weleens kwam in de boekhandel van Koos Versteegh. Een idioot voorstel dat geen enkele rekening houdt met de historische traditie en dat snel de prullenbak in moet. Dat er ergens echter een fatsoenlijke Buddingh'-laan komt, dat is Dordrecht toch wel aan Kees verplicht.


woensdag, december 08, 2010

Wat staat de terugkeer van de Elgin Marbles eigenlijk nog in de weg?


Sinds de opening, in juni 2009, van het nieuwe Akropolis Museum in Athene is de discussie weer opgelaaid over de Elgin Marbles, de beelden van het fries van het Parthenon, die aan het begin van de 19e eeuw naar Engeland werden overgebracht door Lord Elgin en nu berusten in het British Museum. Al in de tijd dat die gebeurtenis plaatsvond was het een omstreden zaak. Zo keerde de philhelleen Lord Byron zich tegen wat tegenwoordig in Griekenland, en niet alleen daar, als een ordinaire diefstal van kunstwerken wordt beschouwd. De discussie waar de Elgin Marbles thuishoren, in het British Museum of op de Akropolis van Athene, is al heel oud. Het was de Griekse actrice Merlina Mercouri, die haar als minister van cultuur eind vorige eeuw nieuw leven inblies. Zij vond dat Groot-Brittannië een ereschuld had om de beelden terug te sturen naar Griekenland. Daar wilden de Britten niet van horen. Door de luchtvervuiling in Athene zouden zij onherstelbare schade kunnen oplopen, zoals met meerdere monumenten is gebeurd, en het museum op de Akropolis was veel te klein en te slecht uitgerust om de kunstwerken op een fatsoenlijke wijze te kunnen conserveren. Daar hadden ze wel gelijk in, maar dat gelijk is inmiddels door de tijd achterhaald. Nog steeds is Athene een stad waar de luchtvervuiling behoorlijk kan toeslaan, maar sinds het autovrijmaken van het gebied rond de Akropolis en allerlei maatregelen van de Griekse regering om de smog terug te dringen, is de situatie wel verbeterd. Daar komt bij dat het nieuwe Akropolis Museum zeer goed geoutilleerd is en daarom uitstekend in staat om de beelden op de best mogelijke manier te conserveren.


De Britse argumenten hebben hierdoor hun geldigheid verloren. Wat staat dan nog de terugkeer van de Elgin Marbles naar Athene in de weg? Misschien de hoge toon waarop sommige Grieken de kunstwerken terugeisen. Ongetwijfeld horen de beelden op de Akropolis, in casu in het nieuwe museum, maar men dient wel één ding in het oog te houden, namelijk dat de Gieken niet het alleenrecht op de Elgin Marbles hebben. Het klassieke Griekenland is de bakermat van de Europese cultuur, de Elgin Marbles zijn een hoogtepunt van klassieke beeldhouwkunst. Als Europeanen hebben wij het volste recht om de beelden evenzeer op te eisen als een deel van onze cultuur. De nationalistische toon waarop sommige kranten en smaakmakende Grieken de eis tot repatriëring van de beelden kracht bij zetten, wekt wrevel in Europa. De klassieke Griekse cultuur is Europees gemeengoed en niet het exclusieve eigendom van de moderne Grieken.


Een en ander neemt niet weg dat de Elgin Marbles in Athene horen en dat het de Britten zou sieren dat te erkennen en de beelden zo snel als maar kan aan het Akropolis Museum af te staan, onder dank van die zijde voor de goede zorgen. De nu in Athene geëxposeerde gipsafgietsels zouden dan naar Londen kunnen. Anderzijds legt dat de Grieken, als eerst rechthebbenden, maar niet als enig rechthebbenden, zekere verplichtingen op, zoals het ruimhartig beschikbaar stellen van de beelden voor tentoonstellingen elders in Europa, en natuurlijk om een perfecte zorg voor het erfgoed te betrachten. Wat dat laatste betreft zit het, gezien de uitrusting en de deskundige staf van het nieuwe museum, wel goed.



Eerder gepubliceerd in Griekenland Magazine, jg. 7, herfst 2009.

vrijdag, december 03, 2010

Solidair met de postbode!

De postbodes gaan volgende week opnieuw een paar dagen staken. Ik geef hen groot gelijk. Onbegrijpelijke kortzichtigheid van de kant van de overheid, gepaard met een naïef geloof in de heilzame werking van 'de markt' hebben ertoe geleid dat de ooit zo eerbiedwaardige PTT als geprivatiseerde TNT aan de rand van de ondergang staat. 'Hindert niet,' hoor je sommige domoren denken, 'we sturen wel een e-mail.' Zonder te beseffen dat veel niet met e-mail gaat of niet per e-mail kan. Ik zie iemand zo gauw nog niet een stapel rouwkaarten als e-mail versturen, ik moet er niet aan denken dat bijvoorbeeld een brief met mijn medische gegevens over een onbetrouwbaar, door kwaadwillenden gemakkelijk in te zien medium als internet, wordt getransporteerd en hoe verstuur ik een aangetekende e-mail? Ik kan zo nog wel wat voorbeelden bedenken die illustreren dat een goede en betrouwbare postdienst in de samenleving onmisbaar is.


De oude Perzen wisten dat al, hun schier onmetelijk rijk kon alleen maar goed bestuurd worden door een goed functionerende postdienst en ook de Romeinen waren daarvan overtuigd en handelden ernaar. Zo niet de Nederlandse overheid. Die gaf een vitaal instituut als de PTT uit handen, met alle rampzalige gevolgen van dien. Een van die gevolgen is het ontstaan van particuliere bedrijven, die opereren op plaatsen waar de post gemakkelijk is te bestellen, met onderbetaald personeel onder arbeidsvoorwaarden waar de honden geen brood van lusten. Daardoor houden we de kosten laag, de winsten hoog en maken we TNT, dat uiteraard nog PTT had moeten heten en zowel de post als de telefoon in één hand had moeten hebben, kapot. Die is wel verplicht in alle uithoeken van het land post op te halen en te bestellen. De loonslaven van de particuliere uitbuiters zie je niet in een afgelegen polder of op een uithoek van de Drentse hei.


De manier waarop de overheid de ondergang van de postdienst in de hand heeft gewerkt toont ons hoe schadelijk de invloed is van het geloof in economische theorieën, die gezien de vigerende crisis, grotendeels op lucht en op de verwoestende hebzucht van het rauwe kapitalisme zijn gegrondvest. Instituten die pijlers vormen van de samenleving, zoals de nutsbedrijven, dienen onder controle van die samenleving te staan, niet in handen te zijn van particulieren die er beter van willen worden. Ik hoop dat de staking van de postbodes een paar ogen opent bij de overheid, misschien dat er ergens een enkele hersencel wat sneller door gaat werken, al zal het met de huidige regering wel ijdele hoop blijven.


Behalve de maatschappelijke ramp die de ondergang van TNT (PTT) betekent, is er ook het persoonlijke drama van vele postbodes, die soms na jaren door weer en wind met onze brieven en pakketten te hebben gezeuld op straat dreigen te komen, of hetzelfde werk moeten gaan doen voor minder geld en onder slechtere arbeidsvoorwaarden. Het is een schande dat we dat laten gebeuren. Daarom sta ik vierkant achter de komende stakingen en zullen ze mij niet horen klagen als de kerstpost pas in februari komt. Wij kunnen de stakers ook enigszins de helpende hand reiken, eenvoudig door poststukken van particuliere bedrijven te weigeren. Ik roep iedereen op die massaal terug te sturen naar de verzenders onder de mededeling: wij accepteren alleen poststukken die worden besteld door de TNT. Het is een kleine moeite, die grote gevolgen kan hebben.