Lieve
Stella,
Gisteren
was het je naamdag. Ik ben opgegroeid in verlicht protestantse kring.
De enige heilige die wij vereerden, tot op zekere leeftijd, was St.
Nicolaas. Ook St. Juttemis werd weleens door mijn moeder genoemd. Bij
mijn tante Christien, die rooms was, stond een beeld van St. Antonius
in de kamer. Die werd aangeroepen als er iets was zoekgeraakt.
Meestal hielp dat, al werd het voorwerp in vele gevallen ook wel
zonder die heilige teruggevonden. Van naamdagen had ik wel gehoord,
maar om je verjaardag te vieren op de dag van de heilige waarnaar ze
je hebben vernoemd, vind ik nog steeds een merkwaardige gewoonte.
Daar komt in jouw geval nog bij dat je naamdag eigenlijk helemaal je
naamdag niet is. Je doopnaam is Stella, niet Styliani. Je had een
even grote hekel aan Styliani als ik aan Cees. Je vierde je
verjaardag gewoon op 26 juli, maar berustte er in dat allerlei mensen
toch op 26 november belden om je te feliciteren met je naamdag. Zoals
ik er ook in berust dat een van mijn allerbeste vrienden, die ik dit
jaar precies vijftig jaar ken, mij voor mijn verjaardag altijd een
kaart stuurt gericht aan Cees Klok. Soms nemen verkeerde aannames of
vergissingen de vorm van een natuurwet aan.
Sinds
je bent overleden zwijgt de telefoon op 26 november. Gisteren is
voorbij gegaan zoals veel bewolkte novemberdagen. De gebruikelijke
routine van opstaan, ontbijten, een paar boodschappen en de krant
halen, koffie met een pijp of sigaar en dan een paar uur op de
werkkamer. Ach, wat heeft het voor zin dingen te schrijven die je
toch al weet en die eigenlijk te banaal voor woorden zijn? Het zal je
niet verbazen dat ik tegen zonsondergang naar Visser ben gewandeld om
daar en comité
de wintertijd het hoofd te bieden. Daarna heb ik thuis nog vlijtig
aan mijn literair dagboek gewerkt, omdat de wijze waarop Atlético
Madrid Olympiakos van het veld tikte mij te veel werd. Ik ben de dag
tenslotte geëindigd in bed met Maan Leo. Dat wil zeggen, met haar
tweede roman Huwelijkse
voorwaarden. Aan je
naamdag dacht ik pas vanmorgen, toen ik de tuin in ging om een verse
roos te plukken voor bij je foto. De rozen bloeien nog steeds,
evenals de geraniums, al is de tuin zelf nu een treurig moeras vol
afgevallen bladeren. Ik moet snoeien, maar ik stel het uit tot
februari, in de hoop dat de tuinkabouter het dan inmiddels voor mij
heeft gedaan.
Jouw
naamdag is, evenals de verjaardag van mijn moeder, 25 november,
verbonden aan die naargeestige periode die men de donkere dagen voor
kerst noemt en aan de laatste weken van jouw ziekte. De weken waarin
je je mooiste gedichten schreef en daarin opbloeide, tot die
verschrikkelijke ochtend van 26 december, die ik steeds, met
wisselend succes, uit mijn gedachten probeer te bannen. Dordrecht in
november is daarvoor niet echt de ideale achtergrond, maar
Thessaloniki, waar wij ooit voorgoed wilden gaan wonen, inmiddels ook
niet meer. In Griekenland gaat de sociale ontreddering van kwaad tot
erger. Omdat de crisis almaar voortduurt, is er bij de Nederlandse
media, vooral hypegericht, nauwelijks belangstelling meer en dan
treedt de natuurwet 'geen nieuws, goed nieuws' in werking. Veel
Nederlanders denken daardoor dat het weer de goede kant op gaat in je
geboorteland, terwijl er nog steeds een maatschappelijke explosie
dreigt. Ik ben geneigd de zaken bij bewolkt weer wat somber te
beoordelen. Ik hoop krachtig dat ik ongelijk heb, maar toen ik
gisteren op het internet het botte geweld tussen oproerpolitie en
studenten in Athene zag, hield ik mijn hart vast.
Ik
ben geen misantroop, geen hypochonder en ik heb geen depressieve
neigingen. Guus de Landtsheer, voor wie ik nog een geleerd stuk over
de Grootste Schrijver Ooit moet fabriceren, dat hij dan publiceert in
The Dutch Dickensian, noemde mij ooit 'een calvinistische
Bourgondiër.' Treffend, vind ik zelf. We hebben tegenwoordig iedere
zondag koopzondag in Dordrecht, maar ik doe op die dag geen
boodschappen. Dat heeft niets met religie te maken, maar de zondag is
voor mij een dag voor musea, voor het theater, voor rode wijn drinken
op een terras of in de kroeg, voor romantisch hand in hand met jou
over een zonovergoten Pottenkade lopen. Niet om te winkelen, een
bezigheid waaraan ik zo'n bovenmatige hekel heb, dat ik het altijd
aan jou overliet om kleding voor mij te kopen. Jij wist precies mijn
maat en je kende mijn smaak (geen spijkerbroek, in 's hemelsnaam
niet). Ik ben hard aan een paar nieuwe broeken toe en aan een
winterjack, maar de gaten vallen nog net niet in de oude, daarom heb
ik de gang naar Canossa, het pashokje, weer even uitgesteld.
Dat
'Bourgondiër' trekt mij wel, al is het minder goed voor de lever. In
het afgelopen weekeinde heb ik er behoorlijk werk van gemaakt. Dat
begon vrijdagavond toen ik borrelde met het plaatselijk journaille.
Dat is vaak dolgezellig en je hoort nog eens wat over de
achtergronden van ter stede vigerende kwesties. Op zaterdagmiddag was
ik uitgenodigd bij een huisconcert bij de ouders van een
oud-leerling, inmiddels bevriend historicus, waar ik mij bijzonder
heb vermaakt. Niet vaak heb ik zo'n muzikale familie meegemaakt. Bij
ons thuis was alleen mijn vader muzikaal. Hij speelde piano, viool en
orgel en was tenor in, en dirigent van, verschillende koren. Hij las
moeiteloos het notenschrift dat voor mij altijd onbegrijpelijk is
gebleven. Als puber leerde ik een paar gitaarakkoorden en speelde
daarna enige tijd in een bandje, maar ik bleef vals zingen en het
lukte mij nooit om die gitaar helemaal zuiver te stemmen. Ik kon wel
aardig trommelen, maar mijn maatje Thijs kon het veel beter, dus op
een gegeven ogenblik ben ik het leven maar gaan opschrijven in plaats
van er over te zingen. In het gezin van Bart zijn ouders is iedereen
getalenteerd, ook de aangetrouwde leden. Het was wel zoeken om het
huis te vinden. Het staat in zo'n buitenwijk waar iedere logica in de
huisnummering ontbreekt, een deel van de stad waar ik zelden kom en
dat eigenlijk zo'n beetje losstaat van het echte Dordrecht. Vroeger
was het een moeras en een rimboe van grienden. Op zomerse
zondagmiddagen fietsten wij er weleens met een boog omheen.
Na
het concert heb ik met Bart en zijn vriendin Claudia gegeten bij De
Grote Griek. Het zijn beiden Griekenlandliefhebbers. Bart heeft
klassieke geschiedenis gestudeerd, met als bijvak Nieuwgrieks. We
konden even ons Grieks oefenen met de bediening. Daarna vertrokken
zij naar Amsterdam en ben ik naar de Jazz Sociëteit gefietst, waar
de debuut-CD van Savoy Room werd gepresenteerd. Een begaafd
jazzcombo, waarin twee oud-leerlingen, Casper en Lotte, meespelen.
Muziek van hoog niveau, technisch en qua oorspronkelijkheid. Lotte
heeft een wereldstem. Ze kunnen het ver brengen, heel ver. Er waren
volop bekenden, waaronder Jeannette, met wie ik ooit in dat zo net
genoemde bandje speelde. Het werd een
spetterend optreden en het regende rode wijn, maar toen ik collega
Peter M. v.d. Linden op een gegeven ogenblik in drievoud binnen zag
komen, greep de calvinist in en bedacht ik dat het tijd voor thuis
was.
Op
zondag ben ik een uurtje in ons heerlijke bad gaan liggen. Daarna heb
ik gelezen tot het weer tijd voor Visser was. 's Avonds woonde ik in
Theater 450 (van Marieke van Leeuwen) de voorstelling Frederic
& de katoenvelden
bij van Daan Hofman en zijn begeleidingsband. Ook erg goed en soms
ontroerend. Bij Mijn
moeder is mijn naam vergeten,
een lied op het beroemde gedicht van Neeltje Maria Min, moest ik
denken aan de middag dat jij met je gedichten optrad bij Marieke.
Toen had ze het theater nog in haar huis op Dordwijk. Wat een mooie
najaarsmiddag was dat en wat deed je het goed!
In
gedachten, altijd,
Kees
Foto: auteur