Het
aantreden van Donald Trump als toch wat uitzonderlijke eend in de
bijt van Amerikaanse presidenten, was aanleiding om mijn gedachten
weer eens te laten gaan over het fenomeen Amerika in het algemeen en
over de verhouding van Charles Dickens tot dat land in het bijzonder.
In het algemeen kan ik zeggen dat ik veel te danken heb aan de
Verenigde Staten. De regering Reagan, u weet wel, die aimabele
B-acteur die het zo goed kon vinden met zijn Russische evenknie
Gorbatsjov, kende mij een genereuze Fulbright-beurs toe, waarmee ik
enkele maanden verbleef aan de Universiteit van Minnesota.
Minnesota,
dat ligt volgens de bewoners van de Amerikaanse oost- en de westkust
in 'fly over land', een gebied dat zich vooral kenmerkt door leegte,
oneindige prairies, ijzige winters en bloedhete zomers, maar evengoed
is deze staat een toonbeeld van beschaving. Je hebt er een vergunning
nodig om een wapen te bezitten, er was toen al een zekere mate van
gezondheidszorg voor minderbedeelden, al betwijfel ik of de dronken
Indianen die ik vaak zag rondhangen in downtown Minneapolis daar ook
van profiteerden, men kent er geen doodstraf, er is een heel
behoorlijk honkbalteam, de Minnesota Twins, er zijn miljoenen muggen,
die bekend staan als the Minnesota Air Force, de universiteit behoort
tot de Ivy League en wat vooral van belang is: in de tweelingstad van
Minneapolis, St. Paul, staat het geboortehuis van Robert Zimmerman,
die wij vooral kennen als Bob Dylan en dat is niet de enige grote
artiest die uit die regio komt. Het allerbelangrijkste van mijn
verblijf in de VS is evenwel niet de kennis die ik opdeed over dit
merkwaardige land, dat toen allang niet meer het land van de
onbegrensde mogelijkheden was, eerder dat van de, tot op heden,
onopgeloste sociale problemen, maar het feit dat ik er Stella
Timonidou leerde kennen, een Griekse taalkundige uit Thessaloniki die
met dezelfde beurs in Minneapolis studeerde en met wie ik twee en een
half jaar later zou trouwen.
Dickens
was reeds getrouwd toen hij in 1842 voor het eerst de Verenigde
Staten bezocht. Hij werd er binnengehaald als een superster, maar hij
zou Minnesota nooit bezoeken. Zie hier enkele significante
verschillen. Dat ik toen ik naar de VS vertrok mijn eerste boek nog
moest schrijven en Dickens op zijn dertigste, want zo oud was hij
toen hij voor het eerst de oceaan overstak, al enkele letterkundige
hits op zijn naam had staan, is een verschil dat onopgemerkt kan
blijven. Evenzeer als het feit dat ik vijfendertig was, dus een stuk
ouder dan Dickens en ik, als ik nadacht over 's mans literaire
productie, weleens meende dat ik mij bij voorbaat als mislukt kon
beschouwen. Ik heb mij sindsdien probleemloos geschaard onder al die
Nederlandse schrijvers die nooit de Nobelprijs voor Literatuur zullen
krijgen. De prettige bijkomstigheid daarvan is dat je nooit aan te
hoog gestelde verwachtingen hoeft te voldoen.
De
verwachtingen omtrent Dickens waren zeer hoog gesteld in het Amerika
van 1842. Zijn boeken waren mateloos populair en aanvankelijk werd
Dickens dan ook op handen gedragen. Hij kon zich niet op straat
vertonen of hij werd gevolgd door een schare bewonderaars en vrijwel
al zijn tijd werd in beslag genomen door sociale verplichtingen,
recepties, feesten, concerten en schranspartijen om hem eer te
bewijzen. Het duurde niet lang of dat begon bij Dickens irritaties op
te roepen, wat op zijn beurt ook ergernis bij zijn gastheren
veroorzaakte. Het ging, om het duidelijk te stellen, al spoedig goed
mis tussen Dickens en de Amerikanen. Dickens hield zijn mening over
wat hem allemaal niet zinde beslist niet voor zich, waardoor nog
tijdens zijn verblijf nijdige stukken in de pers verschenen. Terug in
Engeland schreef hij het allemaal op in American
Notes, een reisboek dat hij nog in 1842
publiceerde. In het in 1844 verschenen Martin
Chuzzlewit, deed hij zijn kritiek op de
VS, in de hoofdstukken waarin Martin dat land bezoekt, nog eens
dunnetjes over in bijtende satire. De Amerikanen zagen het als een
soort verraad. De kranten reageerden ziedend op Dickens' kritiek en
zelfs Amerikaanse vrienden, zoals de schrijver Washington Irving,
waren in alle staten.
Het
was niet alleen de vermoeiende belangstelling voor zijn persoon die
Dickens te veel werd. Dickens was een maatschappelijk hervormer. Hij
wilde weleens met eigen ogen zien of de Amerikaanse democratie
werkelijk betere perspectieven bood op sociale rechtvaardigheid dan
de Victoriaanse klassenmaatschappij. Dat viel nogal tegen. Al snel
kwam hij tot de conclusie dat de meeste politici meer uit waren op
eigen gewin dan op het bereiken van hooggestemde idealen en dat de
pers schromelijk tekort schoot in zijn taak de lezers over
belangrijke zaken te informeren. Hij ergerde zich buitengewoon aan
die Amerikanen die, door allerlei vormen van wat we nu in goed
Nederlands merchandising
noemen, geld aan zijn beroemdheid probeerden te verdienen en hij
stoorde zich bovenmatig aan hun slechte manieren, waarover hij zich
uitliet in termen als: 'overbearing, boastful, vulgar, uncivil,
insensitive and above all acquisitive,' eigenschappen die ons doen
denken aan de nieuwe bewoner van het Witte Huis. Toen Dickens
Richmond, Virginia, bezocht, was hij geschokt door de situatie van de
slaven en vooral door de manier waarop de blanke Amerikanen over hen
dachten.
Tenslotte
was er de kwestie van het auteursrecht. Er bestonden nog geen
internationale overeenkomsten die het auteursrecht regelden. Het
gevolg daarvan was dat Dickens weliswaar veel in de States werd
gelezen, maar daar nauwelijks iets aan verdiende, omdat het doorgaans
piratenedities betrof. Keer op keer vroeg hij om aandacht hiervoor en
bepleitte hij een regeling, maar tevergeefs. In de VS wilde men er
niet van horen, ondanks het legitieme argument van Dickens dat
Amerikaanse collega's die in Groot-Brittannië publiceerden er
evenzeer van zouden profiteren. Sommige kranten gingen zover dat ze
Dickens ervan beschuldigden een slaatje uit zijn populariteit te
willen slaan.
Dickens
zou het tot stand komen van een internationale regeling niet meer
meemaken. Tussen hem en de Amerikanen is het overigens wel weer
goedgekomen. De mens is nu eenmaal kort van memorie. Nadat het stof
van American Notes
en Martin Chuzzlewit was
gaan liggen, bleken de boeken van Dickens aan gene zijde van de
oceaan onverminderd populair en toen hij na een reeks van zijn
befaamde lezingen in Engeland in 1867 naar de VS overstak voor een
tournee, was hij al snel weer razend populair bij het publiek. In
vijf maanden tijd gaf hij zesenzeventig voorstellingen, maar zijn
oorspronkelijke plan om naar Chicago en St. Louis te reizen moest hij
opgeven. Vanwege het weer, maar vooral vanwege de aanslag die de
lezingen deden op zijn wankelende gezondheid. Dickens keerde
aanzienlijk rijker en opnieuw als lieveling van critici en publiek
terug naar Engeland. Aan herdrukken van American
Notes
en Martin Chuzzlewit
voegde hij een nawoord toe waarin hij zijn waardering uitsprak over
de uitstekende behandeling die hij van zijn gastheren had
ondervonden.
Of ik ooit nog eens een tweede bezoek aan de Verenigde
Staten zal brengen, weet ik niet. Het zou dan vooral om nostalgische
redenen zijn. Negen jaar geleden is Stella overleden en ik zou
sommige plaatsen waar ik met haar was nog weleens willen bezoeken,
maar voorlopig wacht ik af. Tot er weer zo'n gemoedelijk lachebekje
in het Witte Huis woont als Ronald Reagan. Ik heb namelijk wel enige
affectie met B-acteurs, maar helemaal niets met onbehouwen coryfeeën
uit de zakenwereld.
Lezing voor de Weerdinger Dickens
Leeskring, 18 februari 2017
Afbeelding: Charles Dickens door
Ary Scheffer (1855). National Portrait Gallery, Londen.