donderdag, maart 26, 2015

Bos guien




Regelmatig ging ik met vrienden een weekeinde naar Parijs. Meestal met de trein, een enkele keer met iemands auto. Wanneer de eerste keer was, weet ik niet precies. Ik denk in 1972. In ieder geval enkele jaren voordat ik met mijn dagboek begon. Dat was in augustus 1975, op de dag van de grote blokkade die ontevreden schippers in de Oude Maas legden, tussen Dordrecht en Zwijndrecht.

In dat jaar was ik getrouwd met Annemarie, een schippersdochter. Daarom was ik solidair. Dat was ik ook omdat mijn in 1966 gestorven grootvader van moeders kant ooit schipper was. Zijn Rijnpatent moet nog ergens in mijn archief liggen. Na de Eerste Wereldoorlog, waarbij opa als afschrikwekkend middel werd ingezet langs de Duitse grens, ging hij naar de grote vaart. Eerst bij de Holland-Amerika Lijn, daarna bij de Stoomvaartmaatschappij Zeeland. Op en neer van Hoek van Holland naar Harwich. Bij het spoor, waar mijn andere opa werkte, noemen ze dat een rondje om de kerk. Toen zijn vijfde kind werd geboren, in 1925, hield mijn grootmoeder hem definitief aan wal.

Geen van mijn grootvaders heeft ooit Parijs bezocht. Ik des te meer. Aanleiding was altijd een of andere aansprekende tentoonstelling. In het Grand Palais of het Jeu de Paume. Dat leverde een extra bijdrage van mijn ouders op, tot in augustus 1974, een jaar voor ik aan mijn dagboek begon, mijn eerste salaris als onderwijzer op mijn rekening werd gestort. In de tijd dat ik voor schoolmeester leerde, leende ik het grootste deel van de reissom altijd van een vriend die bij een bank werkte. Tegen de tijd dat ik het bedrag had terugbetaald, waren we toe aan de lening voor het volgende uitje.

In Parijs trokken de meisjes evenzeer onze aandacht als de kunst. Stond er een gigantische rij voor de ingang van een expositie, dan kochten we bij een boekhandel de catalogus en zochten daarna een terras. Daar werd de aandacht verdeeld tussen die catalogus en de passanten. Soms mompelden we, als een aantrekkelijk meisje langskwam: 'Daar word je zo eil van als een bos guien.' Nu klinkt dat banaal, toen dachten we dat het de kwinkslag van de eeuw was. We bleven zo lang mogelijk zitten op een enkele consumptie, om een paar franken te besparen. Om diezelfde reden logeerden we aanvankelijk in een spotgoedkoop hotel. Daar was 's nachts veel verkeer in het trappenhuis, maar waarom, daar kwamen wij jongens uit de Hollandse provincie pas achter toen een correspondentievriendinnetje uit Ivry-sur-Seine mij op een middag opzocht. Zij begreep de melding op een bord bij de ingang wel, ook al werden wij geacht zo eil als een bos guien te zijn.

Afbeelding: Henri de Toulouse-Lautrec (1892)


maandag, maart 23, 2015

Bloem


   Dante Gabriel Rossetti - Lady Lilith

'Noem mij maar Bloem.' Ze tikt met haar glas wijn even het mijne aan. Bloem. Ze staat in een groepje vage bekenden, waarbij ik mij tijdens de boekpresentatie van een collega heb aangesloten. Vrienden uit wat ze buiten deze provinciestad 'the inner circle' noemen, zie je zelden op dit soort bijeenkomsten. Bloem. Groene ogen, weelderig rood haar, een welgevormde, uitdagende boezem en een huid nog blanker dan de mijne. Ik houd mijzelf al jaren uit zon. Van nature ben ik ook iemand die vanuit de coulissen roept. Daarom werk ik liever voor de radio dan voor de televisie.

Bloem doet mij denken aan een meisje dat ik een keer op een tuinfeest ontmoette. Een klasgenootje van mijn jongste neef. Hetzelfde betoverende haar, dezelfde ogen, dezelfde smetteloos ivoren huid. Ze heette Veronique. Ik was mateloos in haar ban. Mijn verlegen-ik en mijn wellustige-ik raakten verwikkeld in een verlammend duel. Tot Veronique doortastend ingreep. Ze leidde mij naar het diepst van de tuin, waar zij mij inwijdde in de magie van het tongen.  

Ik haal wijn voor Bloem en mijzelf. Het is druk. Iemand stoot haar per ongeluk aan. Ze doet een stap naderbij, zoekt haar balans. Haar vrije hand strijkt even over mijn rug. 'Het is wel erg druk hier, zullen we even naar het café aan de overkant?' Buiten glijdt haar arm op natuurlijke wijze in de mijne. Anderhalf uur later zit ik met Veronique's dochter in een restaurant.


zaterdag, maart 21, 2015

Voetjevrijen




Tijdens onze woestijnexcursie stopten we kort in El Hamma. De keuze was thee, cola of water. Het was warm, erg warm. De bus had geen luchtkoeling. Door de open ramen kwam volop woestijnstof. Je moest er iets voor over hebben om het zoutmeer te zien. In het toilet, zo'n hangplee, dreven de drollen dapper rond. Buiten was geen boom te zien. Ik liep een eind de woestijn in om te wateren. Druppels op een gloeiende plaat.

Wij overnachtten in een oase met beek. In het Saharahotel, wat bedoeïenententen met een muur er omheen. Middenin stond een hok waarop Douche et toilet. De douche gaf op volle kracht een onbetekenend straaltje. Water om door te spoelen moest je halen bij de beek. Daar speelden kinderen die begonnen steentjes te gooien. Tot de hotelbaas hen wegjoeg. 's Avonds liep hij een blauwtje bij een Zweedse studente. Het stenen gooien werd 's morgens, na een ritje op een dromedaris, enthousiast hervat.

Later die dag dronken we thee bij een Berberfamilie in een grotwoning. Het was er koel. We zagen een televisie, een koelkast en een jaren vijftig bankstel. De oma van het gezin wilde tegen betaling wel op de foto, maar mijn filmrolletje was vol. Op de terugweg naar Sousse vree ik voetje met een Duits meisje, terwijl haar vriendje sliep.

Foto: archief auteur


donderdag, maart 19, 2015

Meidoorn II




Op een nevelige oktobermorgen rijden we met de Opel Ascona naar de kust. We gaan een week wonen in een huisje dat Meidoorn II heet. Op een vakantiekamp. We halen de sleutel bij de beheerder en laden voorraden drank en eten uit. Ik haal houtblokken, die naast het kantoortje liggen opgestapeld. Een boswachterij, dat zegt een bord, scheidt ons van duinen en strand.

Meidoorn II is ruim. We proberen alle bedden uit voor we er een kiezen. Daarna lopen we over herfstbladeren door het zacht druipende bos. Tegen de avond verandert de nevel in mist die alle geluiden dempt. In de duinen is geen zee te horen. De volgende dag schijnt de zon waterig door de wolken. Op het strand bouwen we een zandkasteel, zoals vroeger, in lange, voorbije zomers.

Het is stil op het kamp. Verderop huist een Belgisch gezin met twee kleuters. Nog verder twee vrouwen op leeftijd, vast al dertig, in tuinbroeken. Tussen broek en tieten steekt een pakje zware shag. Ze lopen altijd hand in hand. Als we hen tegenkomen, beeld ik mij in dat ze geil naar je kijken. Overdag wandelen we uren door het bos en over het strand. 's Avonds steken we de open haard aan. Daarna kleed ik je voorzichtig uit en mag de warme gloed met je meisjeslichaam spelen.

Foto: auteur


dinsdag, maart 17, 2015

Pottenkade




De Pottenkade is een van de meest romantische plekjes van Dordrecht. Dat begrepen niet alleen de makers van de film over Michiel Adriaanszoon de Ruyter. Vandaag is alweer een cameraploeg aan de gang. Het gaat om foto's, niet om bewegende beelden. Een luchtig geklede dame neemt enkele aantrekkelijke poses aan. De zon schijnt, maar het is te fris om ongeschonden uit de strijd te komen. Ik hoop dat het model vanavond niet al te veel moet snotteren.

Op een andere, zonnige voorjaarsmiddag liep ik met Marion over de Pottenkade. We zwierven graag langs de romantische plekjes van Dordt. Ver van huis hoefden we niet. Wij woonden op de Waag, waar we het genot hadden van een lavet, een soort betonnen bak op borsthoogte, waar je in moest klimmen om te douchen. Met zijn tweeën was het een hele toer er niet tijdens het spetteren uit te vallen.

Het grote voordeel van het lavet was dat je er een plank over kon leggen. De badcel was pikkedonker en had stromend water. Het was onze ideale doka. Daarom leefden we nog volledig in de tijd van de zwart-witfotografie. 

Ze poseerde ongedwongen op het steigertje, met haar stralende glimlach en haar onafscheidelijke peuk. Het steigertje is er nog steeds. De fotograaf geeft aanwijzingen. De dame ontbloot rillend haar schouders wat meer.

Foto: auteur


zondag, maart 15, 2015

Parijs (2)






Werkend aan het volgende deel van mijn literair dagboek kom ik af en toe ik in Parijs terecht. Hier deel 2 van een voorproefje uit Een zootje ongeregeld. Literair dagboek 1975 - 1978, dat, als alles loopt zoals bedoeld, in 2016 zal verschijnen.


Vrijdag, 5 mei:
Parijs
Een rustige, zonnige vierde mei. Naar het Bois de Boulogne gegaan. Langdurige lunch in de Jardin d' Acclimation, vooral door de beroerde bediening. Herbert's geduld, waarvan hij niet zoveel heeft, werd zwaar op de proef gesteld. De kwaliteit van het eten was ook matig. Herbert heeft de rest van de middag lopen foeteren. Had last van de vette rijst en voelde zich nog steeds hongerig. Peter mopperde omdat ze geen bier hadden. Het was overvol in het Bois, daarom al spoedig via de Boulevard Henri Martin naar Trocadero gewandeld en vandaar, na een pauze op een terras, naar het Quartier Latin gegaan. We zaten net op een schilderachtig pleintje, toen met veel misbaar drie ambulances, een brandweerwagen en een bus vol agenten arriveerden. In een van de omliggende straatjes was iets mis, maar wat, daar konden we niet achter komen. Na een minuut of tien vertrok het hele spul weer.

Er hing sowieso een gespannen sfeer. Oproerpolitie met karabijnen, een eng gezicht. Het leek wel een bezette stad. Een rij gepantserde bussen op de Rue Danton, mannen met geweren in de omliggende straten. Om de paar minuten wagens met sirenes en zwaailichten. Op een terras Grieks gegeten. Smaakte goed, maar ik voelde mij voortdurend op mijn vingers gekeken door die drommen voorbijgangers. Iemand riep 'hallo!'. Het was Damiët van Dalsum (voorheen De Caluwé) met een vriendje.

Vandaag staan het Louvre en het Jeu de Paume op het programma. Het moet maar. In het Louvre verdrink ik in de overdaad, de enorme hoeveelheid van wat er te zien is. Het Jeu de Paume vind ik een fijn, overzichtelijk museum, met een fascinerende collectie. Ik sjok vandaag weer eens ouderwets achter Herbert aan. Als je die niet remt rent hij onvermoeibaar alle bezienswaardigheden van Parijs af. Vandaag mag het een keer. Mijn voet voel ik bijna niet meer. Een kwestie van gewoon doorlopen en er zo weinig mogelijk aan denken.

Zaterdag, 6 mei:
Parijs.
Vanavond om kwart voor zes vanavond nemen we de T.E.E. Het is hetzelfde sombere regenweer als toen we aankwamen. Gisteravond ergens op de Boulevard St. German Frans gegeten. Vroeg terug gewandeld naar het hotel. Een mooie avond na een natte dag. We lopen zoveel mogelijk om de gemakkelijke, maar benauwde metro een beetje te mijden. Onderweg koffie op de Avenue de l' Opera. Op de hotelkamer hadden we nog drie blikjes bier. Die opgedronken met uitzicht op het station St. Lazare. Het gelegenheidsgedicht voorgelezen, dat ik eergisteren maakte. Peter las wat aantekeningen voor over de eerste vier dagen. Een aardige afsluiting van de week. Slecht geslapen door het verkeer.

Gisteren zijn de plannen wat anders gelopen. Door de drukte zijn we noch in het Louvre, noch in het Jeu de Paume geweest. Alleen Peter kon de moed opbrengen in de eindeloze rij voor het Louvre te gaan staan. Wij zijn ondertussen naar de tentoonstelling van Gino Conti geweest, in een galerie in de Rue St. Honoré nummer 42. Zijn objecten zeiden me weinig, maar er hing een aantal bijzonder mooie schilderijen. Het leek alsof de Mediterrane zon er vanaf straalde. Bij een boekhandel op de hoek van de straat La vie devant soi gekocht voor Thijs. Een hardback voor slechts 24 franc.

Lunch in de Rue de Rivoli, bediend door een ober met een hondenkop, die zich vreselijk druk maakte, half naar de bestelling luisterde, waardoor ik alleen ham op de omelet kreeg, geen kaas, en die nog bleek te blaffen ook. Bij het afrekenen wilde hij ons ook de bon van een vorige klant laten betalen. Dat moet je bij Herbert niet proberen. Hij kreeg de volle laag, verbaal uiteraard, waarna hij hoofdschuddend afdroop. Daarna wilde de heer Bos nog naar het Grand Palais. Gerrit en ik hadden daar de energie niet meer voor. We hebben bij de Deux Magots op de heren gewacht en zijn daarna verkast naar café Flore. Beide zaken misbruiken hun faam door exorbitante prijzen te vragen. Vier gulden voor een kop koffie! In de kroegen achter de boulevard betaal je maar een derde van de prijs, soms nog minder, als je aan de bar gaat staan.

Dordrecht:
Zojuist teruggekeerd in een volslagen uitgestorven Dordt. De laatste uren in Parijs door de aanhoudende regen wat verveeld doorgebracht. Gerrit en ik sliepen uit, Peter en Herbert stonden vroeg op om nogmaals een poging te wagen het Jeu de Paume te bezoeken. Om elf uur ontbeten bij Dupont, daarna de bagage naar het Gare du Nord gebracht. Besloten koffie te gaan drinken bij de Boulevard St, Michel. Op station Palais Royal stapten Herbert en Peter in, nog wel op hetzelfde balkon waar wij stonden! Na de koffie uitgebreide lunch bij 'onze' Vietnamees. Daarna wat futloos rondgehangen in een brasserie nabij het Gare du Nord. Goed gegeten in de T.E.E. Het was niet eens buitensporig duur. Op het ogenblik dat de trein Parijs uitreed hield het op met regenen. In Roosendaal overgestapt op een stoptrein voor het laatste stuk. In Dordt met een taxi naar huis, ik had geen zin in al die doodse straten.

Foto: archief auteur


zaterdag, maart 14, 2015

Parijs (1)




Werkend aan het volgende deel van mijn literair dagboek kom ik af en toe ik in Parijs terecht. Hier deel 1 van een voorproefje uit Een zootje ongeregeld. Literair dagboek 1975 - 1978, dat, als alles loopt zoals bedoeld, in 2016 zal verschijnen.

Zondag, 30 april 1978:
Parijs
De week slecht begonnen. Zodra we in Bellevue waren gearriveerd, begon het te regenen. Een voorteken. Daarna werd ik nogal dronken, verzwikte mijn voet ernstig en kreeg ik in een restaurant een van mijn beroemde flauwtes. Ik zit nu met een rekverband van Peter om mijn voet en kan moeilijk grote afstanden lopen. De trein was stampvol, maar wij zaten comfortabel eersteklas. Met belangstelling zagen we het geruzie om een plekje in het gangpad aan. Half Nederland schijnt op reis. Toen we op een overdekt terras bij de Pont St. Michel zaten, streek hetzelfde stelletje naast ons neer dat we vorig week op het terras van Bellevue in Dordt zagen. Nog even en ik kom een paar leerlingen tegen.

We zitten dit keer prima in Bellevue. Op de eerste etage en dat is, gezien de brandpreventie van dit hotel, die geheel volgens de Franse slag is opgezet (deur nat houden en hard 'au feu' roepen), gunstig. Met een paar gebroken benen kom je er wel uit. Als ontmoetingsplaats voor het ontbijt hebben we het etablissement van Dupont gekozen, aan het einde van de Rue d' Amsterdam, de zaak van 'La Petite Tzigane.' Wie weet zien we haar weer.

Maandag, 1 mei:
Parijs
Gisteren een drukke, rommelige dag. Ontbijt bij Dupont, daarna naar de vlooienmarkt bij de Porte de Clignancourt. Zelden zo'n zootje troep bij elkaar gezien. Herbert verbaasde zich hevig, begeleid met kenmerkend 'geklapwiek,' over een mannetje dat zijn 'stand' had ingericht met slechts een vogelkooi, een paar rubberlaarzen en een koperen kraan, dat ruzie maakte met een naburige Afrikaan omdat die hem het brood uit de mond zou stoten. De markt heeft een wat duurder deel, waar echt antiek wordt verkocht. Opvallend veel vrouwelijke handelaren. Mooie meiden soms. Er waren nauwelijks handelaren in tweedehands boeken. Na de markt met de metro naar Montparnasse gegaan. Een lange en benauwde rit. Op de Boulevard de Montparnasse geluncht en de voet wat rust gegund. Daarna de lift naar de top van de Tour Montparnasse genomen. Niet zo hoog als de Eiffeltoren en een veel comfortabeler lift. Je doet er nog geen minuut over om boven te komen. Dat is wat anders dan het schommelende en krakende ding in de Eiffeltoren. Het was de moeite waard, we zagen een prachtig panorama van de stad.

Na Montparnasse via het Jardin de Luxembourg naar Café des Deux Magots, het oude schrijverscafé, gelopen. Vergane glorie, maar waar vind je in de gezapige jaren zeventig iets anders dan vergane glorie? Er was een hoempabandje op de boulevard, een zootje ongeregeld, dat er vrolijk op los toeterde. Na het eten, ergens in St. Germain, wilden we gaan kijken naar de hoeren in de Rue de Budapest. Ons in het hotel wat opgefrist en ons daarna bij Dupont moed ingedronken. Dat liep zo uit de hand, dat de rest van het plan niet is doorgegaan. Het goot weer van de regen toen we teruggingen naar Bellevue.

Dinsdag, 2 mei:
Parijs
Met de voet gaat het gelukkig aardig de goede kant op. Ik had het met Herbert over onze drankgewoonten. Tot de conclusie gekomen dat we flink op de rem moeten gaan staan, om niet als volslagen alcoholist te eindigen. Hier drink ik alleen nog maar rode wijn.

De meeste musea waren gisteren dicht. Maandag en 1 mei, dubbelop. Van die eerste mei niets gemerkt. Geen optocht of demonstratie gezien. Het was de hele dag koud en winderig. We hebben nog nooit zulk slecht weer gehad in Parijs. Het Grand Palais was wel open. Daar de Cezanne-tentoonstelling bezocht. Zijn latere werk. Misschien zijn belangrijkste periode, maar niet zijn aantrekkelijkste. Vooral de vele aquarelstudies, in lelijke pastelkleuren, neigen al te veel naar het latere, dolmakende en vervreemdende kubisme, een van de meest onesthetische stromingen die onze eeuw in haar jeugd heeft voortgebracht. Verder weinig gedaan. Wat rondgelopen: Rue St. Honoré, de tuinen van het Louvre, de Champs Elysée. Daar wat gedronken. Tenslotte via de onvermijdelijke Arc de Triomf naar St. Germain, waar we op een terras een uurtje naar verkleumde en uitgewaaide voorbijgangers hebben zitten kijken. Weer talloze mooie meisjes. 's Avonds fondue gegeten. Daarna gingen Herbert en ik vroeg slapen. Moe en een beetje verveeld. Peter en Gerrit achtergelaten op de Boulevard St. Germain.

Woensdag, 3 mei:
Parijs
Gisteren bleken de musea ook dicht, zodat we voor de tweede keer voor een gesloten Centre Pompidou stonden. We gaan het straks nog maar eens proberen. Het begint een beetje op een bedevaart te lijken. Gisteren de dag voornamelijk doorgebracht op terrasjes aan de Boulevard St. Germain. Bij Gibert, op de Boulevard St. Michel, drie boeken van Léautaud gekocht: Propos d'un jour, Amours en Lettres à ma Mère. Het boek van Ajar, dat ik voor Thijs moet kopen, hadden ze niet in voorraad.

Gisteren gegeten bij een Vietnamees, onze 'vaste,' in het Quartier Latin. Peter en Gerrit verschenen met een gruwelijke kater aan het ontbijt. Ze hadden in een bar een paar Nederlanders ontmoet en waren daarmee doorgezakt. Omdat ze er nogal over opgaven, zijn we er na de Vietnamees naartoe gegaan. Het viel wat tegen. De Hollandse vrienden, van wie Gerrit en Thijs nog wat te goed hadden, lieten zich wijselijk niet zien.

's Morgens voor het ontbijt op de Place Gabriël Peri (ik zeg altijd aan het einde van de Rue d' Amsterdam, maar zo heet het niet) is de prettigste tijd om mijn dagboek bij te werken. Ik ben altijd ruim vroeger op dan de anderen en kan daardoor een uurtje of wat ongestoord schrijven.

Zolang we hier zijn nog geen ogenblik stilte gehoord. Misschien bijna in het Jardin de Luxembourg, maar ook daar hoor je nog het constante geraas van het verkeer. Wat dat betreft ligt het hotel ongelukkig. Als het raam open staat, kun je in onze kamer niet op normale toon met elkaar spreken.

Herbert heeft ons de anti-club gedoopt, naar aanleiding van een reclame in de metro voor een reisbureau. We hebben wel iets van de gebroeders Dalton. We lopen ook op van klein tot lang. Ik ben de kleinste , dan komt Gerrit, vervolgens Herbert en daarna Peter. Het lijkt ook een beetje de Pickwick Club. Peter heeft ook wel iets van Mr. Micawber uit Great Expectations.

Donderdag, 4 mei:
Parijs
Gisteren weer de rit gemaakt naar het Centre Pompidou. Nu was het geopend. De nationale collectie twintigste eeuwse kunst bekeken. Veel indrukwekkend werk, maar ook de gebruikelijke, modernistische rommel. In het restaurant raakten we in discussie over de vraag of je de ene kunstvorm hoger kunt aanslaan dan de andere. Gerrit en ik stelden dat je de literatuur in het algemeen boven de beeldende kunst moet stellen, omdat de eerste nagenoeg onbegrensd is in haar mogelijkheden, in tegenstelling tot de laatste. 's Middags de tentoonstelling van Henri Michaux bekeken. Verspilde moeite. Non-figuratieve ellende.

Op het grote plein voor het kunstcentrum tiert een welig straatleven. Muzikanten, mimespelers, redenaars, goochelaars, acrobaten, vuurvreters, allemaal doen ze er hun kunstje. We hebben het een tijdje bekeken van een geïmproviseerd terrasje, want de plaatselijke horeca heeft zich nog niet aan de nieuwe situatie aangepast. Het was eindelijk mooi weer. De sfeer was wat surrealistisch met het waanzinnige staketsel van het Centre Pompidou als decor.

's Avonds gegeten bij La Ribaudière op het kleine eiland. Je zit daar in de middeleeuwse kelders. Je krijgt tegen betaling van een vast bedrag een hoofdgerecht en een dessert. Verder kun je onbeperkt andere gerechten en wijn tot je nemen. Het was prima, al is zo'n systeem eigenlijk niet aan mij besteed, want ik ben een maar een kleine eter. Ook opgepast met de drank, alleen Peter was een tikje aangeschoten. Als dessert ijs genomen, waardoor ik een beetje aan de race ben. Gelukkig uit voorzorg pillen meegenomen.

Een paar dagen geleden kocht Herbert een elpee met daarop het adres van een folkclub in Parijs. In de Rue de la Reine Blanche. We zijn er heen gegaan, een fikse wandeling in de richting van de Place d' Italie, door een buurt die we niet kenden, maar we troffen slechts een woonhuis en een groenteboer. Teleurgesteld een afzakker gehaald bij Dupont, waar we in gesprek raakten met een paar Vlamingen. Hen gelukgewenst met de overwinning van Anderlecht.

Foto: archief auteur


vrijdag, maart 06, 2015

Overspel




Op 14 januari 1978 sloot het beroemde Dordtse café De Meierijsche Kar voorgoed de deuren. Op donderdagavonden was de Kar hét ontmoetingspunt van kunstzinnig en alternatief Dordrecht. Dan was het de avond van Sociëteit De Vrijheid, vernoemd naar zijn achttiende eeuwse, patriottische voorganger. Ook op andere dagen kwam ik er graag. Niet alleen om de sfeer, de Kar was een heerlijke, bruine kroeg met billijke prijzen, maar hij lag ook dicht bij mijn toenmalige woning in de Marcellus Schampersstraat. Als ik het eens te bont had gemaakt, hoefde ik maar de hoek om te slaan, vanwaar ik bij wijze van spreken van de Noordendijk kon rollen om dicht bij de voordeur te eindigen. Natuurlijk waren er andere cafés waar ik geregeld kwam (Visser, het Avontuur, Centre Ville (dat toen nog gewoon 's avonds open was), de Bombardon), maar de donderdagavonden in de Kar waren onovertroffen.

De redding van Dordt betekende de ondergang van de Kar en het belendende café Oscar Bakker. De dijk waarop ze stonden moest op deltahoogte worden gebracht en klaarblijkelijk was er geen andere oplossing dan sloop. Ik had het graag anders gezien. Er was in de jaren zestig al veel te veel in Dordrecht afgebroken, vanwege het Saneringsplan, waarvan ze de bedenkers alsnog, desnoods postuum, voor de rechter zouden moeten slepen. Helaas, de sloopkogel sloeg meedogenloos toe. Pleister op de wonde was de overname door 'ome' Leen van Ast, de waard van de Kar, van het schipperscafé op de hoek van de Noordendijk en de Noorderstraat. Dat werd De Vrijheid gedoopt. De sfeer van de Kar keerde er grotendeels terug, al zou het nooit meer worden zoals aan de Bleyenhoek.

Café De Vrijheid lag nog dichter bij huis dan de Kar. Het is jarenlang mijn stamkroeg gebleven, ook toen ik niet lang na het sluiten van De Meierijsche Kar met mijn toenmalige geliefde een flat op de Waag betrok. Dat was om de hoek bij Visser, dat altijd al een geliefde kroeg was. Het voelde weleens aan als overspel, wanneer ik tussen die twee moest kiezen. In de loop der jaren heeft Visser het pleit om allerlei redenen gewonnen. Dat neemt niet weg dat ik af en toe graag nog eens even vreemdga op de Noordendijk.


Foto: Beeldbank Regionaal Archief Dordrecht


dinsdag, maart 03, 2015

Dordtse Dialogen




RTV Dordt heeft een nieuw televisieprogramma: Dordtse Dialogen. Hierin interviewt Bert den Boer bekende Dordtenaren. Als eerste was burgemeester Arno Brok aan de beurt. Het is een mooi vraaggesprek, opgenomen in een van de stijlkamers van galerie De Compagnie. Een waardige omgeving voor zo'n gesprek. Ik heb met veel plezier gekeken. Een bijzondere man, onze burgervader. Vriendelijk, beschaafd, empathisch en als het nodig is doortastend. Ik ben het niet altijd met zijn opvattingen eens, zo vind ik het bijvoorbeeld nogal betuttelend om bij de nieuwjaarsreceptie van de gemeente pas in de tweede helft van de bijeenkomst alcohol te schenken, al moet ik er direct bij zeggen dat ik niet zeker weet of dat een beslissing was die uit de koker van Arno Brok zelf kwam. Ook zijn standpunt over de coffeeshops in de stad deel ik niet.

Arno Brok komt in het interview over als een cultureel zeer onderlegd man. Dat bevalt mij. Vooral zijn uitleg waarom hij de poëzie van de jong gestorven dichter Hans Lodeizen bewondert trof mij. Ik deel met hem de grote waardering voor de dagboeken van Hans Warren. Eén deel moet hij nog lezen, begreep ik. De dagboeken van Warren schijnen moeilijk verkrijgbaar. Ik heb ze allemaal en wil het ontbrekende deel graag aan onze burgemeester uitlenen. Hij lijkt mij iemand die een geleend boek ook weer terugbezorgt, iets waar menigeen in mijn vriendenkring een voorbeeld aan mag nemen. U belt maar en ik breng het even langs, mijn oud-klasgenoot wethouder Sleeking heeft mijn nummer.

Ik vind het aanbod van RTV Dordt nogal mager. Op televisie die camera in dat autootje dat vrij zinloos door de Dordtse dreven toert, het volkomen oninteressante 'Uw mening' en niet eens meer een gepresenteerd nieuwsbulletin. Met Drechtstad FM is het niet veel beter. Al die oninteressante uren (techno)muziek, ik kan er slecht naar luisteren. Het is een kwestie van geld en een kwestie van visie. Helaas meer het eerste dan het laatste. Toch bespeur ik een opwaartse trend. Dordtse Dialogen kan, met een prettige interviewer als Den Boer, uitgroeien tot een succesvol programma dat kijkers trekt. Op de radio is op donderdag Via Cultura, het programma over kunst en cultuur van Ilse Schrier, iets waar ik steeds weer naar uitkijk. Wat minder muziek misschien in dat uurtje, zeker bij de introductie, dan wordt het nog beter. Op zaterdag hebben we sinds kort Studio de Witt door Ben Corino, een interessante mix van actualiteit, het centraal stellen van een iemand uit de Dordtse samenleving en een dichter van dienst.

De lokale omroep is duidelijk op de goede weg, daarom hoop ik dat er meer geld komt, om dat pad te kunnen blijven volgen. Ik miste wel één vraag aan Arno Brok, namelijk hoe hij het als poëzieliefhebber vindt dat wij in Dordt geen stadsdichter meer hebben. Als hij dat boek van mij leent, zal ik hem dat toch even vragen.


Foto: auteur